Victor Papanek, een van de grondleggers van social design, zocht graag de extremen op. WIDO SMEETS zag vóór de lockdown de Papanek-expo The Politics of Design, nu te zien in Den Bosch. ‘De problemen die hij aan de kaak stelde, zijn nog steeds niet opgelost.’
Het romantische beeld over de revolutionaire jaren zestig mag intussen zijn bijgesteld, toch is de melancholie nooit ver weg wanneer begrippen als flower power, Woodstock en ‘make love, not war!’ voorbij komen.
Voor wie recenter op aarde viel en er geen weet van heeft dat ‘de jaren zestig’ veel meer hebben voortgebracht dan de met hasjiesj verdoofde bloemenrevolutie: denk aan de Black Lives Matter demonstraties van afgelopen voorjaar. De eerste zwarte emancipatiegolf stamt uit dezelfde periode. Het was op de Olympische Spelen van Mexico in 1968 dat de sprinters John Carlos en Tommie Smith bij de huldiging hun Black Power-vuisten omhoogstaken – en werden geschorst.
Hoewel er toen nog geen sociale media waren om gelijkgestemden te mobiliseren hadden de demonstraties die de Westerse wereld overspoelden, tegen racisme, tegen de Vietnamoorlog, tegen het establishment in het algemeen, een vergelijkbare impact als die van Black Lives Matter. En ja, het waren de vermaledijde boomers die indertijd zingend en dansend, langharig en halfnaakt door straten en parken trokken en onvermoeibaar vochten voor een betere wereld – ook al is die er niet gekomen.
Vooral op universiteiten werd voluit gedebatteerd over thema’s die ook nu weer – of moeten we zeggen: nog steeds – razend actueel zijn, zoals de uitputting van grondstoffen, de vervuiling van lucht, bodem en water, de opwarming van de aarde en de aanhoudende stroom wegwerpproducten en verpakkingsmateriaal. Verbrande bossen, een smeltende ijskap, een uitgeput rakende planeet, het zijn geen minor problems die opklinken uit de echo’s van de jaren zestig.
Een van de aanjagers van het universitaire debat over een betere omgang met de spullen die ons omringen was Victor Papanek (1923-1998), industrieel ontwerper, universitair docent en een van de invloedrijkste denkers over design. Hij was geen designheld zoals generatiegenoten Ray en Charles Eames; zijn biografie beschrijft het leven van een criticus, een activist en een ongrijpbare outsider.
In de designpraktijk van na 1945 raakt de als ontwerper opgeleide jonge Papanek al snel gedesillusioneerd. Het door nieuwe marketingmethodes ingegeven denken in doelgroepen stond hem zo tegen dat hij al snel naar andere manieren zocht om zijn ideeën onder de mensen te brengen. Zijn conceptuele ontwerpen waren met name bedacht voor subculturen, zijn interesse ging vooral naar de leefwereld van kinderen, ouderen en mensen met een beperking. Rijk en beroemd werd hij er niet van. Veel meer dan zijn ontwerpen gelden zijn colleges, zijn publieke optredens en zijn geschriften nog steeds als leidraad van veel ontwerpers en designers van nu.
Dat zijn kijk op design nog steeds invloedrijk is, komt door zijn in 1970 verschenen Design for the Real World, een standaardwerk dat intussen een cultstatus heeft bereikt. ‘Zijn belangrijkste ontwerp was zijn boek’, zegt Alison Clarke van de Papanek Foudation in Wenen zonder een spoor van twijfel. Al sinds vóór corona trekt ze met de gelijknamige Papanek-expositie door Europa. De presentatie die afgelopen voorjaar vroegtijdig dicht moest vanwege de pandemie, is nu te zien in het Design Museum in Den Bosch. ‘Het boek is een manifest tegen de kapitalistische kijk op design’, zegt Clarke. ‘De problemen die hij aan de kaak stelde, zijn nog steeds niet opgelost.’
Design for the Real World was niet alleen een baanbrekend werk over sociaal en ecologisch duurzaam design, vanaf 1970 vormden boek en Papanek samen de belichaming van een tegencultuur. Papanek stelde niet alleen de gevaren van de massacultuur en de nadelen van de consumptiemaatschappij, die net op volle toeren raakte, aan de kaak, hij beschreef ook de rol van het design in dat geheel.
Volgens Papanek dragen designers een grote verantwoordelijkheid voor de ecologische schade die massaproductie toebrengt aan de wereld. Tegelijkertijd ziet hij design als een instrument voor politieke verandering. Ontwerpers staan immers mee aan de wieg van alle producten waarmee we ons omringen: van speelgoed tot militair materieel, van sportkleding tot beveiligingssystemen. En vrijwel altijd doet zo’n ontwerp een uitspraak over zowel het gebruik als de gebruikers.
De vraag die iedere ontwerper zich op enig moment zal stellen, luidt: voor wie ontwerp ik eigenlijk? Wiens wereld maakt de Nike-ontwerper beter wanneer hij modieuze maar ook ‘beschermende kleding’ voor moslima’s op de atletiekbaan bedenkt? Een security-systeem voor speeltuinen: is dat heilzaam voor de kinderen, of juist niet?
Louter op techniek en vorm gebaseerd design gaat volgens Papanek voorbij aan de echte behoeften van de mens. Hoewel hij al meer dan twintig jaar dood is, kunnen we ervan uitgaan dat hij niet per se een fan zou zijn geweest van Apple-oprichter Steve Jobs en diens motto: het product creëert de behoefte. De ecologische schade die deze zienswijze nog steeds aanbrengt, raakt de kern van zijn kijk op design.
De in Wenen geboren en opgegroeide Victor Papanek wist als tiener ternauwernood te ontsnappen aan de nazi’s. In 1939 kwam hij met zijn moeder aan in New York. Als berooide immigranten belandden ze vanuit de Weense bourgeoisie rechtstreeks in de Lower East Side in New York. Materieel en mentaal was het een cultuurschok die Papanek voor de rest van zijn leven heeft getekend. Het gevoel van verantwoordelijkheid dat hij op jonge leeftijd ontwikkelde voor zijn moeder, vormde zijn karakter. Zijn beschermingsdrift ging ver. Er waren vijf vrouwen in zijn leven die ieder voor zich niet van het bestaan van de anderen wisten.
Een ontwerper heeft een bij uitstek politiek beroep, met grote maatschappelijke verantwoordelijkheid. ‘Er zijn beroepen die schadelijker zijn dan dat van industrieel ontwerper, maar het zijn er niet veel’, was zijn overtuiging. Volgens Papanek kun je je als ontwerper niet buiten de maatschappelijke realiteit stellen – al heeft die medaille ook een keerzijde. Om zijn publiek te bereiken gaf hij goedbetaalde lezingen bij Dow Chemical, een van de meest vervuilende bedrijven van die tijd.
‘Er zijn beroepen die schadelijker zijn dan dat van industrieel ontwerper – maar het zijn er niet veel.’
Hoe hij dat voor zichzelf rechtvaardigde? Alison Clarke heeft er geen antwoord op, behalve dat zulke morele dilemma’s van alle tijden zijn. ‘Het was het pre-internettijdperk. Hij greep elke gelegenheid aan om zijn ideeën onder de aandacht te brengen. De grootste research-budgetten zaten in die tijd bij defensie; ook daar maakte hij gebruik van. Het is dezelfde vraag die een ontwerper zich nu zal stellen als hij of zij een door Google gefinancierd onderzoek mag doen.’
Vanuit zijn interesse in de antropologie leefde Papanek een tijdlang tussen indianen en eskimo’s. Ook werkte hij in een psychiatrische kliniek – waar hij constateerde dat vrijwel alle gebruiksvoorwerpen niet pasten in de omgeving waar ze werden gebruikt. Over ‘vergeten minderheden’ als kinderen, vrouwen, ouderen en gehandicapten ontwikkelde hij ideeën onder de noemer ’Is er hier iemand normaal?’ Zijn kernvraag: kan design daadwerkelijk de zelfstandigheid en zelfbeschikking van mensen bevorderen?
In al zijn maatschappelijk engagement moeten we Victor Papanek niet misverstaan, zegt Amelie Klein van Vitra Design Museum in Weil am Rhein, waar de tentoonstelling vandaan komt. ‘Voor Papanek was social design geen middel om de wereld te redden. Je kunt er wel vragen over stellen, en het debat beginnen.’ Dat proces duurt nog steeds; Klein maakt er zelf deel van uit, ze wordt betaald door Vitra, wereldwijde fabrikant van de belangrijkste designmeubels van de afgelopen honderd jaar. ‘Bij de erfenis van Papanek hoort ook de verantwoordelijkheid van een bedrijf als Vitra om de mensen via tentoonstellingen als deze op te roepen om vooral kritisch te blijven.’
WIDO SMEETS
Victor Papanek – The Politics of Design.
Vanwege de situatie rondom de Covid-19 crisis is de exhibitie helaas niet te zien.
designmuseum.nl