In mei 2009 was er in Venlo nog een veelbejubeld retrospectief van de jong gestorven kunstenares Jacqueline Böse. Daarna ging het resterende oeuvre van 29 schilderijen retour naar de opslag. Waar ze, zo bleek onlangs, spoorloos zijn verdwenen. Een relaas over desinteresse en onbenul. “Iemand moet gedacht hebben, flikker die rommel maar in een container.”
Zoek: 29 schilderijen van Jacqueline Böse. Zo staat in de officiële aangifte van 6 april bij de politie in Venlo, gedaan door Leo Groosman, woordvoerder van de erven Jacqueline Böse. Geschatte waarde 29.400 euro. Maar of de politie überhaupt een onderzoek start, is de vraag. Woordvoerster Nicole Theuns: “Het moet gebeurd zijn tussen mei 2009 en februari 2011, een tijdbestek van bijna twee jaar. Ga dan maar eens getuigen zoeken. Ik zie niet meteen aanknopingspunten.”
In mei 2009 was in Domani een overzichtstentoonstelling van de twaalf jaar eerder overleden Jacqueline Böse (1956-1997). De doeken liggen dan al ruim tien jaar opgeslagen bij Jan Kessels in stadsdeel ‘t Ven. Kessels is een bekende van de familie en beschikt over een grote kelder – waar nog altijd zeven schilderijen van Böse staan opgeslagen die de expositie destijds niet haalden.
Kessels neemt ons even mee naar 1997, toen Böse deel uitmaakte van een groepsexpositie in het plaatselijke Museum Van Bommel Van Dam. Enkele dagen voor de opening wordt ze op een trottoir geschept door een auto en overlijdt ter plekke. Kessels: “Ze had waanzinnig veel werk gemaakt. Dat stond allemaal in haar atelier in Maastricht. Vooral haar moeder wilde de schilderijen bewaard zien. Ze kwamen bij mij uit. De kelder is 240 vierkante meter groot. Daar kun je heel wat doeken in kwijt.”
Een prachtig oeuvre dat in een kelder ligt weg te kwijnen, dat voelde niet goed bij kunstminnend Venlo. Samen met plaatsgenoot Jan Brouwers probeert Böses moeder de werken onder te brengen bij Van Bommel van Dam. Die poging mislukt. Ook het idee om met enkele Venlose kunstenaars een kunstuitleenfonds op te zetten, strandt.
Maar de familie geeft niet op. Samen met kunstenares en kunsthistorica Pascalle Mansvelders regelt Brouwers een overzichtsexpositie in Domani. Niet alleen om het oeuvre aan de vergetelheid te onttrekken, maar ook om zoveel mogelijk werken verkopen. Dan is het onder de liefhebbers en hoeft er niet langer mee gezeuld te worden. Jan Kessels: “De expositie werd goed bezocht en er werd redelijk verkocht. Maar wat moest er met de rest gebeuren? Niet dat ze bij mij onder de voet stonden, maar het was wel het moment om een definitieve plek te vinden.”
Via Woonwenz, de woningstichting die eigenaar is van Domani, kwam voor de resterende 29 werken een nieuwe opslagruimte beschikbaar, een garagebox bij een wooncomplex aan de nabijgelegen Koninginnesingel. Peter Peters van Woonwenz: “De opening van de expositie was heel emotioneel. De moeder van Jacqueline putte veel kracht uit die dag. Ze kon de dood van haar dochter eindelijk een plek geven, het boek kon dicht. Eind vorig jaar is ze overleden.”
Bij de expositie in 2009 werd Egon Notermans van fotostudio Zebra door de familie Böse gevraagd het toen nog complete oeuvre te fotograferen. Notermans: “Dat heb ik gedaan, in ruil voor een schilderij van Jacqueline. Ik had dat werk nog steeds te goed en daar sprak ik Jan Brouwers op aan na de begrafenis van de moeder van Jacqueline.”
Brouwers haalde bij Woonwenz de sleutel van de garagebox op, maar die bleek niet meer te passen. Het complex wordt momenteel verbouwd. Notermans: “Geen enkele oude sleutel paste nog. Twee weken later belde Leo Groosman mij op en vertelde dat alles verdwenen was.”
Kunstenaar Ton Boelhouwer uit Maastricht was dertien jaar de partner van Böse. Hij windt zich erg op over de zaak. “Wat ik niet begrijp is dat de familie die kelder heeft gebruikt zonder ordentelijk huurcontract. Dat vind ik verschrikkelijk.” Het stallen van de werken was een vriendendienst. Evelien Wismans van Woonwenz: “Het is misschien niet zo slim van ons geweest om de ruimte tijdelijk ter beschikking te stellen. Zoiets doen we normaal niet.” Feit is dat er bijna twee jaar lang niet is omgekeken naar de nalatenschap van Jacqueline Böse. Noch ging bij Woonwenz een alarmbel rinkelen toen bouwvakkers aan de slag gingen in het complex aan de Koninginnesingel. “Laconiek is het verkeerde woord”, zoekt Peter Peters van Woonwenz naar een verklaring. ”Iedereen heeft het druk.”
Op zoek naar een verklaring zegt Jan Kessels: “Hoewel ik het me niet kan voorstellen, moet iemand bij het schoonmaken van de garageboxen hebben gedacht: ‘Dit is overbodige rommel. Flikker het maar in een container’.” Een intern onderzoek door Woonwenz leverde niets op. De aannemer kan geen duidelijkheid verschaffen. Zo blijft onduidelijk of de 29 schilderijen zijn gestolen of weggegooid, of dat ze door iemand zijn verplaatst. Wismans: “We hebben nog niet alle ruimten onderzocht, dus geven we de hoop nog niet helemaal op.” Leo Groosman: “Ze stonden kennelijk in de weg. Ik hoop dat ze nog ergens zijn. Maar die hoop is erg klein.”
Fotograaf Egon Notermans: “Ik ben bang dat er bij de verbouwing een blunder is gemaakt. Diefstal? Wat moet iemand met die hele collectie, het zijn geen Picasso’s. Het zijn vooral werken met een emotionele waarde.” Jan Brouwers kan geen enkele optie goed plaatsen: “De schilderijen waren keurig ingepakt. Ook al hou je niet van kunst, die ga je niet zomaar weggooien. Gestolen lijkt me ook onwaarschijnlijk. Een paar mensen wisten dat de schilderijen er lagen. Stel dat het er drie waren, die zou iemand thuis kunnen ophangen. Maar 29?” De meeste verslagenheid klinkt door in de reactie van ex-partner Ton Boelhouwer: “Ik vermoed het ergste. Het helpt trouwens niet als we weten wat er is gebeurd. Ze zijn toch weg.”
Wat resteert van het oeuvre van Jacqueline Böse is het werk dat Museum Van Bommel Van Dam en het AZM in Maastricht in collectie hebben, plus de schilderijen die onderdak hebben gevonden bij particuliere verzamelaars. Volgens Boelhouwer heeft Böse indertijd niet veel verkocht. “Ze heeft schilderijen geschonken. Zelf heb ik één werk uit haar academietijd en enkele aquarellen van daarna.”
In de woonkamer van Jan Kessels pronkt een vierluik van Böse. In zijn kelder staan nog eens zeven werken, zorgvuldig verpakt in bubbeltjesplastic. Op de achterzijde staan handgeschreven instructies voor het plaatsen van de schilderijen. Kessels wikt en weegt. Een felrood doek bevalt hem wel. Goedkeurend: “Dit zou mooi passen in het trappenhuis.”