De werkelijkheid blijft niet te bevatten. Om er toch nog iets van te kunnen snappen, zijn er modellen. Jan Willem Deiman vindt ze fascinerend. “Altijd zijn er afleidende zaken te vinden, fouten of dubbele agenda’s. De onmogelijkheid om een perfect model te construeren houdt me bezig.”

En dus gaat Jan Willem Deiman (Elburg, 1986) verder, probeert hij de beeldtaal uit het model te filteren en geeft daar weer een eigen draai aan. Voor zijn jongste werk Roof Shadow Drawing gebruikte hij het bovenaanzicht van een ontwerp voor een concerthal in Los Angeles. “Het lijnenspel zelf is eigenlijk niet zo interessant, maar door schaduwen aan te brengen, lijkt het opeens heel wat. Door die schaduwen te isoleren van het model worden ze zelfstandige structuren, een systeem op zichzelf.” Door met de houten 3D-weergaves ervan te gaan schuiven, ontstaan weer heel nieuwe figuren.

Voor How to Jump Out of Plane tekende Deiman met inkt een deel van de een instructie uit een vliegtuig na. “Een vrouw springt uit het toestel. Maar door haar enorm uit te vergroten en de achtergrond van het oorspronkelijke plaatje weg te laten, is dat nu niet meteen duidelijk. Het kan ook een blik van boven op een bukkende vrouw zijn.”

Tijdens zijn studie op de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht maakte Deiman abstracte video’s. “Ik liet lijnenspellen en rasters over elkaar heen vallen. Daarna ben ik verder gaan kijken naar de patronen die dan ontstonden, onder meer door er houten modellen van te maken.” De volgende stap, die naar het analyseren van bestaande modellen, was toen nog een kleine.

Bij voorkeur legt Deiman zich niet vast op een discipline. “Ik denk vanuit het onderwerp, niet vanuit het medium.” Werken op de Van Eyck komt dan van pas, je kunt er gemakkelijk een beroep doen op kennis, kunde en inzichten van anderen en daarbij gebruik maken van de goed geoutilleerde werkplaatsen.

Deiman werd op de mogelijkheden van de Van Eyck geattendeerd tijdens een expositie op Kunstvlaai Amsterdam. Hij probeerde een plekje te krijgen en slaagde. De Van Eyck voelt voor hem als een weldadig laboratorium. Er is druk, maar geen extreme druk. “Het voelt niet of alles per se moet slagen. Er is ruimte om te proberen, om nieuwe dingen te doen.”

En buiten de Van Eyck? Voor een relatief kleine stad heeft Maastricht nog een aardig grote kunstscene, vindt hij. “Bovendien”, zegt hij lachend, “kun je hier lekkerder eten dan in Utrecht.”