Schrijver Ted van Lieshout had als 11-jarige jongen een relatie met een volwassen man. In Schuldig kind vaagt hij zich af welke invloed die verhouding had op zijn verdere leven. STAN VAN HERPEN ondervraagt hem over het belang van een genuanceerde dialoog over pedofilie. “Als kunstenaar heb ik de taak om aan de randjes van ons denken te krassen.”
Geen thema zo gevoelig als pedofilie. Je kunt de meeste mensen gerust de vraag stellen of er in hem of haar of wellicht in ons allemaal een potentiële moordenaar schuilt. Maar vervang het woord moordenaar door pedofiel – hoe genuanceerd verwoord ook – en de reactie is beduidend minder ruimdenkend.
Weinig thema’s ook die moreel gezien zo complex kunnen zijn. Bij de meeste ethische conflicten op individueel niveau kun je een duidelijk onderscheid maken tussen dader en slachtoffer. In het boek Mijn meneer (2012) verwoordde Ted van Lieshout zijn ervaringen als 11-jarige jongen met een pedofiele man. En liet hij zien dat het onderscheid dader-slachtoffer bij pedofilie lang niet altijd helder hoeft te zijn. In elk geval niet vanuit het oogpunt van het kind.
Dat genuanceerde beeld viel niet bij iedereen in goede aarde. Wrang en verwarrend: in de reacties op het boek gingen percepties van dader en slachtoffer ook door elkaar lopen. Van Lieshout kreeg op een website van een pedojager tot zijn verbijstering zelfs een pedo-icoontje achter zijn naam. En kon in praatprogramma’s gaan uitleggen dat hij – kinderboekenschrijver nota bene – toch echt geen pedofiel was.
In zijn nieuwste boek, Schuldig kind, probeert hij antwoord te geven op de vraag die hem na het verschijnen van Mijn meneer het meest werd gesteld: heeft de relatie met ‘meneer Timmermans’ zijn verdere leven beïnvloed? “Toen ik het boek aan het schrijven was, zocht ik naar een bewijs daarvoor. Maar dat heb ik niet gevonden. Ja, de relatie heeft invloed gehad op mijn leven. Maar niet in die zin dat je dingen die zijn misgegaan in mijn leven aan die ene gebeurtenis kunt toeschrijven.”
Belangrijke conclusie in Schuldig kind is dat je in seksuele relaties tussen volwassenen en kinderen niet per definitie kunt zeggen dat het kind een slachtoffer is.
“Voor de duidelijkheid: kinderen kunnen nooit schuldig zijn aan seksueel misbruik. Maar ze kunnen zich wel schuldig vóelen. Zoals ik me schuldig voelde. Kinderen hebben nog niet het vermogen om met afstand naar hun eigen leven te kijken en in te schatten wat de impact zal zijn van de seksuele relatie met een ouder iemand, al dan niet gedwongen. Een volwassene heeft dat inzicht tot op zekere hoogte wel en moet dus zijn handen thuis houden. Een kind heeft recht op nieuwsgierigheid, dat is de enige manier waarop je kunt leren en groeien. Dus je kunt kinderen niet verwijten dat ze soms een stapje te ver gaan. Maar je wordt als kind ook opgevoed met een geweten. Als je dan zoiets overkomt, kun je jezelf schuldig gaan voelen.”
Schuldig kind verscheen eind maart, en werd goed ontvangen. Tot opluchting van Van Lieshout, die vijf jaar met het boek worstelde. Telkens twijfelde hij weer of hij het wel wilde publiceren. “Ik was bang dat ik de nuance niet goed overbracht. En ik worstelde met de vorm. Ik wilde niet dat men het boek zou bestempelen als bekentenisliteratuur. Maar dat is gelukkig ook niet gebeurd. De recensenten beschouwen het boek als literatuur, daar ben ik blij om.”
Van Lieshout wil met beide boeken eerst en vooral een genuanceerd beeld schetsen van hoe een relatie tussen een kind en een volwassene óók kan zijn. Ook omdat het taboe slachtoffers en hun familie vaak opsluit in hun eigen leed en schaamte. “Stel je gaat als kind met die meneer mee die zo aardig tegen je doet. Later blijkt dat een pedo. Dan bedenk je je wel twee keer voordat je dat aan je ouders vertelt. De samenleving is zo hypernerveus over dit onderwerp, voordat je het weet ben je met gillende sirenes op weg naar het politiebureau. Dus hou je je mond. En wat men vaak vergeet: de ouders zijn ook slachtoffers. Waarom had ik het niet in de gaten? Waarom nam mijn kind me niet in vertrouwen?”
“Als we het over pedo’s hebben, denken we vaak aan iemand die je van je fiets afsleurt de bosjes in. Maar zo gaat het bijna nooit. Ik ben Mijn meneer gaan schrijven omdat ik zag dat iedereen het over kindermisbruik had en er maar een beetje op los fantaseerde als het om de praktijk ging. En de nuance was zoek. Ik dacht: ik laat zien wat er met mij gebeurde, hoe de realiteit ook kan zijn. Maar uiteindelijk is de nuance nooit zo indrukwekkend als de hysterie. Een hysterisch standpunt is veel interessanter voor de kijkcijfers. Dat is frustrerend ja. En gevaarlijk. Ik zie een maatschappij waarin we steeds rabiater reageren op mensen die anders zijn. De meeste pedofielen doen niks met hun gevoelens, en om gevoelens mag je iemand niet veroordelen. Het is een kleine groep die zijn handen niet thuishoudt en over de schreef gaat. Maar het onderscheid tussen pedofielen en pedoseksuelen wordt in de praktijk al vaak niet gemaakt. Ondertussen worden pedofielen opgejaagd door Peter R. de Vries, website-beheerders en vloggers; dat kan toch niet de bedoeling zijn?”
Stel je je anders op ten opzichte van kinderen sinds je die twee boeken hebt geschreven?
“Ik ga daar wel voorzichtig mee om ja, maar dat deed ik altijd al. Ik pakte een keer een kind op dat ik tegen me aanhield, in een vaderlijke rol, omdat het maar bleef jengelen. Toen realiseerde ik me dat ik dat misschien niet had moeten doen.”
Hoezo ga je al twijfelen als je een kind oppakt?
“Nou ja, ik ben niet de vader of moeder van het kind. En ik ben me er wel van bewust dat ik als homo en kinderboekenschrijver in sommige hoofden misschien al automatisch verdacht ben. Daarom hou ik altijd bewust wat afstand van kinderen. Dat is absurd ja, maar wat dit onderwerp aangaat is de samenleving tamelijk hysterisch.”
Schuldig kind is een roman, grotendeels opgebouwd in dialoogvorm. Van Lieshout beschrijft zijn perceptie van de waarheid, voegt elementen toe, laat feiten weg. Zo komen zijn zusje en twee jongere broers niet in het boek voor. De jonge Ted van vijftien jaar gaat in eerste instantie in gesprek met de ‘Heilige Maagd Maria’, later met zichzelf als 59-jarige.
Is het niet gevaarlijk om juist bij zo’n onderwerp fictie en non-fictie te mengen. Voordat je het weet ben je een vieze fantast.
“Dat is bij Mijn meneer gebeurd, bij dit boek nog niet. Het is niet allemaal de waarheid wat ik schrijf, maar het is wel waarheidsgetrouw; ik doe de waarheid geen geweld aan. Het is een getuigenis, maar het is ook een roman. Deels om mijn eigen privacy te beschermen. En als ik alleen de waarheid had opgeschreven, had niemand me geloofd. Het vertellen van de waarheid levert zelden een goed verhaal op. Je moet liegen om geloofwaardig over te komen. Ik heb het idee dat ik daarin geslaagd ben. Ik heb tenminste nog niemand iets anders horen beweren.”
Dit is jouw interpretatie van de werkelijkheid, aangevuld met jouw fictie. Vroeg je je tijdens het schrijven van het boek wel eens af hoe dit verhaal bij meneer Timmermans aankomt?
“Dat kan me niet zoveel schelen. Maar ik wil wel dat zijn privacy wordt beschermd. Als ik zijn naam zou noemen, zou zijn leven voorbij zijn. Die straf vind ik veel te zwaar voor wat hij mij heeft aangedaan.”
Je schrijft in je nawoord dat je vindt dat je met dit boek bestaande vooroordelen eerder bevestigt dan ontkracht. Dat vind ik helemaal niet…
“Ik was bang dat mensen zouden denken (zet een vrouwenstemmetje op): ‘Oh, die zielige jongen, met zijn ongelukkige leven. En dat allemaal door die vreselijke pedofiel.’ Maar die reacties heb ik nog niet gekregen. Ik heb mijn lezers onderschat. Of ik heb een beter boek geschreven dan ik dacht.”
Was je niet bang dat mensen weer aan de haal zouden gaan met je nuances? Dat gebeurde bij Mijn meneer al, waarom nu weer je nek uitgestoken?
“Als mens had ik het liever niet gedaan, ik vind dat ik me eigenlijk veel te veel in mijn navel laat kijken. Als mens wil ik graag laf en bang mogen zijn. Maar als kunstenaar heb ik de taak om aan de randjes van ons denken te krassen. Mijn levensgeluk bestaat voor een belangrijk deel uit het uitbouwen van mijn kunstenaarschap. Als ik het gevoel heb dat ik mijn plafond heb bereikt, moet ik zelfmoord plegen. Nou ja, bij wijze van spreken dan. Ik moet hoe dan ook mijn grenzen blijven verleggen. En dat kan ik niet door bang te zijn.”