Playboy bracht in de jaren vijftig en zestig de in de suburbs verdwaalde Amerikaanse man weer in contact met de verleidingen van de grote stad, en maakte architectuur en design toegankelijk voor de massa. De playmates moesten voorkomen dat het als een blad voor homo’s werd gezien. Zei Hugh Hefner.
De woning die ik twee maanden geleden betrok, wil meer zijn dan zomaar een woning. Van de in de VS bestelde deurknop en de lichtschakelaars uit de jaren dertig tot de ruim vier meter hoge plafonds geeft het huis, een voormalige werkplaats, uitdrukking aan een idee over wonen en leven. Het voelde niet altijd zo, tijdens de verbouwing, maar het is luxe wanneer je je woonomgeving helemaal naar je hand kunt zetten.
De opdracht aan mezelf, en de architect, luidde om geen woning te ontwerpen naar het gangbare Nederlandse patroon, met entree, gang en trappenhuis, toilet, woonkamer, keuken, slaapkamers, badkamer, logeerkamer en ga zo maar door. Verder diende de inrichting zich te onttrekken aan de wetten van de designpolitie. Dat was heel moedig, maar is slechts ten dele gelukt. Ideeën, ook die over wonen, komen niet uit het niets, autonomie in denken is een illusie. Wonen anno 2012 is big business, de woonindustrie is overal. Zeven dagen op zeven word je geconfronteerd met modes en trends over hoe je je woning dient in te richten.
Op de vleugels van welwillende media, die een nieuwe (advertentie)markt hadden ontdekt, verspreidde die omnipotente industrie zich na 1945 vanuit de VS over de rest van de wereld. Een van de bladen die daar een vooraanstaande rol hebben gespeeld, is Playboy, iets wat ik me eerlijk gezegd nooit heb gerealiseerd. Laat ik het maar toegeven: zo’n vijf keer heb ik het blad in mijn leven opengeslagen, steeds ging mijn aandacht tamelijk exclusief naar de vrouwen. Prachtige reportages over verre steden, diepte-interviews met schrijvers en staatslieden (Fidel Castro!) van faam, ze verkreukten onder mijn bladergrage vingers, onderweg naar de centerfold: de uitklapbare kleurenfoto op de middenpagina’s met de uitklapbare dames.
Maar meestal viel het tegen. Kijken naar foto’s van vrouwelijk naakt is als het beschouwen van stilstaand water, dus Playboy werd nooit echt een lijfblad.
Fout! zo leer ik op de expositie Playboy Architecture 1953-1979 in NAiM/Bureau Europa. Ik had me niet op die zacht glimmende vrouwen en hun parafernalia moeten concentreren, maar op de omgeving waarin ze werden gefotografeerd, de meubels, de lampen, de mode, de gadgets. Het ging helemaal niet om de playmate, het ging om het interieur! Hier ontstond het commerciële concept van wat we later lifestyle zijn gaan noemen, de stijl van leven.
Playboy werd in 1953, het mag als bekend worden verondersteld, opgericht door Hugh Hefner, een excentriekeling die er prat op ging zelden buiten de deur te komen. Van het eerste nummer, met de beroemde zwaai-foto van Marilyn Monroe op de cover, werden 50.00 exemplaren verkocht, genoeg om door te gaan met wat uiteindelijk een revolutie op de tijdschriftenmarkt zou worden. Verantwoordelijk daarvoor was de inmiddels 86-jarige Hefner die zijn imperium bestuurde vanuit zijn ronde bed, voorzien van een bar en een knopjespaneel om licht, temperatuur en gordijnen mee te bedienen. Hefner zetelde er als een prins, omringd door telefoons, foto’s, teksten, drukproeven – en vrouwen natuurlijk. Het bed stond aanvankelijk in hartje Chicago, in een pernhouse dat tevens kantoor was, of omgekeerd. Zo liet hij zich fotograferen, werkend in bed, in zijden pyjama en dito kamerjas. Toen hij later verhuisde naar een mansion verhuisde het bed, als epicentrum van het Playboy-imperium, mee. Net als de Womb Chair van Eero Sarinen, de knusse variant van de formele, voor verleidingskunsten toch wat stijve en hoekige Eames Chair.
De bij Esquire als copywriter opgeleide Hefner richtte zich met Playboy tot de blanke, middle class Amerikaanse man die in de naoorlogse welvaart verzeild was geraakt in de suburbs, de eindeloze buitenwijken met hun door grote gazons omgeven houten semibungalows en de wekelijkse barbecue als uitgelezen plek om heimelijke verliefdheden uit te wisselen met buurvrouwen van dichtbij en verderweg. In de jaren zeventig werd er een heus filmgenre op gebaseerd, in de jaren vijftig was het Playboy – subtitel: ‘Entertainment for Men’ – dat voor de man, al was het maar in diens dromen, de routes uitstippelde om aan dit bestaan als halfdode te ontsnappend. Het leven is elders, luidde de boodschap van Hefner, vooral in de avonduren, in de grote stad, waar de verleidingen voor het oprapen liggen. Bij dat verleiden hoorde de juiste omgeving: een appartement of penthouse, modernistische meubels, futuristische lampen, geavanceerde geluidsapparatuur; het waren jaren dat de toekomst synoniem was voor een betere tijd.
Een acht pagina’s tellende reportage over het ideale appartement van de playboy uit 1956, een cocktail van design, martini’s en muziek, werd het populairste item uit de geschiedenis van het blad, meer dan welke centerfold ook. Er kwamen honderden brieven van mannen die wilden weten waar ze zo’n inrichting konden kopen. Hefner realiseerde zich toen al lang dat hij niet alleen een blad, maar ook een lifestyle aan de man bracht. Voor wie het geld had, zette de Playboy’s Buying Guide de getoonde gadgets nog eens op een rijtje, met prijs en leverancier. Playboy, zegt Beatriz Colomina, die de expositie samenstelde, “analyseert de architectuur van de verleiding. En uiteindelijk weet de ontwikkelde playboy meer over design dan over vrouwen.”
De kritiek op de door Hefner gepropageerde levensstijl kwam niet alleen van de feministen, die op de stoep voor het hoofdkantoor vrijwel permanent actievoerden tegen het blad. Architectuurhistoricus Siegfried Giedion omschreef de bouwkunst uit de late jaren vijftig als architectuur “zoals playboys het leven benaderen, springend van de ene sensatie naar de andere, en telkens snel verveeld.” Met zijn aandacht voor de laatste mode, hippe vormgeving en vernieuwende architectuur vreesde Hefner dat Playboy als een blad voor homo’s zou worden gezien. Zo kwamen de blote vrouwen erin, waarmee Playboy in één klap uitgroeide tot totempaal van heteroseksuele viriliteit.
Daar lag, zijn leven is één grote bevestiging daarvan, ook Hefners eigen interesse. Zijn bestaan werd, en wordt nog steeds, overheerst door vrouwen. Toch was Playboy geen ordinair tietenblad, Hefner had altijd oog voor de keerzijde van de metropool: de misdaad, de vervuiling en de rassenstrijd. Playboy was ook een medium waar de angsten van die tijd (Koude Oorlog, Vietnam) werden besproken, en verlicht. “We zijn het blad van de oorlog, in de barakken komt alles tot stilstand zodra de Playboy arriveert”, zei Hefner in 1969. Maar de opgeroepen droomwereld bleef dezelfde, die van de playboy, op zoek naar vertier. De stad is het decor voor het voorspel, in zijn ultramodern ingerichte appartement gebeurt de rest. Hoe dat gaat? Playboy Architecture 1953-1979 toont een animatie van een tamelijk letterlijk te nemen 25-stappenplan dat uitlegt hoe een man zijn metgezellin na een avondje theater in het bed krijgt.
Playboy Architecture 1953-1979 is de laatste expositie bij Bureau Europa onder de vertrekkende directeur Guus Beumer, die een jaar geleden onder vuur lag omdat hij zijn partner Herman Verkerk zijn tentoonstellingen liet ontwerpen. Deze tentoonstelling laat nog eens zien hoe misplaatst die kritiek was, in Playboy Architecture is hij als ontwerper op zijn best.
Vooral op de bovenverdieping worden de karakteristieke onderdelen van Hefners dream machine, zoals de grotto vol naakte vrouwen, op beeldende wijze gepresenteerd. Het ronde bed staat er natuurlijk ook, voorwaar een spannend idee voor iemand die net een huis aan het inrichten is. Het bed zou nog wel kunnen, maar als epicentrum van het ideale interieur? In bed doe je de dingen die ervoor bedoeld zijn. En in een zijden pyjama en dito kamerjas zie ik mezelf ook niet lopen. Maar als Playboy zich meldt voor een fotoshoot in mijn fancy nieuwe onderkomen, zal ik niet nee zeggen. Als het ooit zover komt, let dan niet op de playmates, maar op de inrichting. Architectuur is verleidelijker dan vrouwen.
Playboy Architecture 1953-1979. Van 29 september t/m 10 februari in NAiM / Bureau Europa. www.bureau-europa.nl