Elf jaar geleden kreeg ik in een interview met HP/De Tijd de vraag: ‘Wat is de beste plek om te wonen?’ Daarop antwoordde ik, vanuit Utrecht: ‘Maastricht.’ 

Vorig jaar besloot ik eindelijk, na twintig jaar in het centrum van Utrecht en Amsterdam te hebben gewoond, te gaan leven naar dat antwoord. 

Mijn vrienden in de Randstad reageerden unaniem. Ja, heel mooi, Maastricht. Maar wel vér. Zoals Amsterdammers álles ver vinden, zelfs hun eigen wijk IJburg. 

Ik retourneerde al mijn gekochte kaartjes voor het theaterseizoen Amsterdam, en ging op zoek naar kaartjes in de buurt. Voor élke voorstelling kon ik een kaartje krijgen. Niet altijd in Maastricht, maar dan wel in Heerlen, of Lanaken, of Genk. Vanuit Zuid-Limburg is een grens immers meer theorie dan praktijk – in lockdownvrije tijden dan. 

Leon Verdonschot. Foto Harry Heuts

De maanden erna veranderden ook mijn Nederlandse concertkaartjes steeds vaker in Duitse. In Aken, maar met name in Keulen, de vierde stad van Duitsland, een uurtje vanaf Maastricht, en een stad met een ontzagwekkend aantal concertzalen. Bijkomend voordeel: het Duitse publiek. Dus niet de beruchte ‘Dutch disease’ van onophoudelijk kwebbelende en kletsende concertbezoekers, maar de heerlijke Duitse ironieloze ernst in cultuurbeleving.  

Het leven in het zuiden van Limburg is in die zin een Europeser leven. 

Meer groen, meer ruimte, vriendelijke horecamedewerkers, toeristen die gebouwen bewonderen in plaats van ertegenaan pissen: het leven in Maastricht is in vele opzichten ook een kwalitatief beter leven dan dat in Amsterdam.   

De reden dat iedereen, zelfs mensen die vinden dat het veel te ver weg ligt, Maastricht zo mooi vindt, zit besloten in de zin die daar altijd na komt: dat het eigenlijk buitenland is. 

Het is het beeld van Maastricht als het openluchtmuseum, de stad waar een grote strik omheen kan: niks meer aan doen, vooral zo houden. 

Dat is een compliment, maar ook een risico. Een stad moet niet stilstaan, maar bewegen. Ook rafelranden kennen, en koesteren, net als tegenkleuren. 

Daarom ben ik blij dat mijn nieuwe woonplaats niet alleen doet denken aan Parijs, maar in een specifiek, ongepolijst gebied ook aan de tofste wijken van Berlijn. Dat gebied heet het Sphinxkwartier. Het is de wijk van de Muziekgieterij, van Loods 5, van De Brandweer, van Pathé en Lumière, de wijk van The Student Hotel. Het is een wijk waar je het nieuwe Maastricht voor je ogen ziet ontstaan, waar je de energie van de toekomst voelt. 

We hadden wel vijf ZL-specials kunnen vullen met alle spannende initiatieven, plannen en praktijken in het Sphinxkwartier, maar we dachten: laten we eens beginnen met één.

Veel leesplezier daarmee, en tot ziens in de brasserie van Lumière, of op een van de vele andere prachtige plekken in het Sphinxkwartier.

LEON VERDONSCHOT