De Spaans-Nederlandse kunstenaar Luis Penín werkt soms jarenlang aan ogenschijnlijk eenvoudige schilderijen. Een aantal snelle zwarte lijnen, een paar summier aangeduide vormen op een wit oppervlak, meer is het niet. Het gaat Penín om de inhoud en de zeggingskracht. “Het werk van andere schilders is vaak niet af.”
‘My weapon’ staat er op zijn vioolkist. “Kunst is een wapen tegen de slechte eigenschappen van de mens”, zegt Luis Penín. Hij heeft hooggestemde opvattingen over kunst. “Een goed schilderij is niet goed genoeg, het is pas af als ik het oorspronkelijke idee er volledig in terugzie.”
Om dat punt te bereiken werkt Penín maanden, soms jaren aan hetzelfde schilderij. Hele stapels staan er tegen de wanden van zijn atelier op het terrein van de voormalige psychiatrische inrichting St. Anna in Venray. Van tijd tot tijd haalt hij ze te voorschijn, beoordeelt ze opnieuw en brengt nieuwe lagen aan, tot wel honderd keer. Het resultaat wordt daardoor niet ingewikkelder, maar juist soberder. Penín reduceert zijn motieven tot op het bot, bijna letterlijk, want vaak rest alleen de structuur van een huis, een menselijke figuur of een vaas bloemen. Die structuur wordt neergezet in brede, haast schetsmatige zwarte kwaststreken tegen een witte achtergrond. De hobbels en groeven in het oppervlak en de restanten kleur die hier en daar nog door het wit schemeren – de ‘doorleefde verfhuid’, zoals het zo mooi heet – verraden de manier waarop het schilderij tot stand is gekomen en geven het een haast tastbare diepte. “Wat je uiteindelijk te zien krijgt, is misschien in een half uur of een uur geschilderd, maar het is de uitkomst van een langdurig proces.”
Versobering is ook het sleutelwoord in de ontwikkeling van Luis Penín (Madrid, 1968). De liefde bracht hem op twintigjarige leeftijd naar Nederland waar hij studeerde aan de Rijksacademie in Amsterdam om vervolgens neer te strijken in Venray. Zijn werk in die jaren was complex, kleurrijk en symbolisch. De vele lagen waren er ook toen al, maar dan allemaal tegelijk zichtbaar, in een ritmisch verband met elkaar. “Het jaar 1990 was voor mij een revolutie”, vertelt Penín. “Toen leerde ik echt schilderen en dat betekent voor mij: commentaar leveren op je eigen werk, over je eigen grenzen heen kijken. Je eigen werk is niet heilig, je moet het steeds durven verbeteren. Je eigen vrijheid bepaal je zelf.” Geleidelijk verdween de kleur vrijwel geheel uit zijn werk, vormen en symbolen werden tot hun essentie teruggebracht.
Penín vergelijkt zijn huidige werkwijze met tekenen. “En tekenen is weer verwant met schrijven”, legt hij uit. “Mensen schrijven alleen dingen op die ze echt belangrijk vinden. Met tekenen is het net zo. Elke lijn telt. Ik probeer de tekenkunst te vertalen in schilderkunst. Een schilderij geeft de lijn ruimte en waardigheid.” Gedurende het gesprek komt Penín steeds terug op het begrip ‘lijnvoering’: als die niet goed is, is het schilderij niet in orde.
Muziek is een belangrijke inspiratiebron voor Penín en dan vooral de klassieken: Mozart, Beethoven, maar ook bijvoorbeeld de vroege barokmuziek van Claudio Monteverdi. “De combinatie van expressiviteit en spiritualiteit bij Monteverdi spreekt mij erg aan. Die probeer ik ook te vinden in mijn eigen werk. Ik heb niet de illusie dat kunst de wereld kan verbeteren, maar van goede muziek word je wel een klein beetje een beter mens.” Met instemming citeert hij zijn landgenoot, de schilder Antonio Saura (1930-1998), die gezegd heeft dat hij, als hij geen kunstenaar was, moordenaar zou zijn geworden. “Kunstenaars hebben een obsessie. Die brengen ze in hun werk tot uitdrukking en daarin zit ook de kracht van dat werk.”
Het is grappig dat Penín uitgerekend Saura aanhaalt. Het is één van de weinige schilders aan wie zijn werk in de verte doet denken. “Tja, Saura…” lacht Penín. Hij aarzelt even en zegt dan: “Maar mijn schilderijen zijn beter! Saura’s werk is krachtig, maar het is buikpijn die direct in verf is omgezet. Mijn schilderijen zijn veel meer gerijpt, de lijnvoering is beter, mijn thematiek is ook veel opbouwender. In mijn ogen is het werk van andere schilders vaak niet af. In die zin ben ik een heel klassieke schilder. Ik zoek naar harmonie, zeggingskracht, gelaagdheid. Dat betekent niet dat mijn werk niet hedendaags is, dat is het zeker, maar de basis ligt in een klassieke opvatting van kunst.”
Om zijn woorden kracht bij te zetten, loopt hij naar de piano en geeft een improvisatie weg waarin Bach, Beethoven en Busoni samensmelten tot een grommende en inderdaad volstrekt hedendaagse klankwereld.
Werk van Luis Penín is van 11 september t/m 11 oktober te zien bij Galerie Stevens in Maastricht www.galeriestevens.nl en bij Primavera Art 0610 625212.