Voordat design een containerbegrip werd, was er Jean Prouvé. De ongeschoolde Franse ontwerper vond de functie minstens zo belangrijk als de vorm. Een door NAi Maastricht naar Nederland gehaalde expositie met zijn tekeningen en objecten is daarvan het bewijs.

“Een van de ontwerpen van mijn vader die het nog steeds goed doen, staat nu voor u”. Cathérine Prouvé kreeg de lachers op haar hand tijdens haar korte inleiding, enkele weken geleden, bij de opening van de tentoonstelling over het werk van haar vader in het Nederlands Architectuurinstituut in Maastricht.

Binnen de muren van de Wiebengahal, waar het NAi Maastricht is gehuisvest, geldt de tijdloze kwaliteit van de ontwerpen van Jean Prouvé (1901-1984) als onomstreden. Daarbuiten ligt het een tikje anders. Om de Prouvé-expositie extra cachet te geven hadden de tentoonstellingmakers gedacht om enkele vierkante meters golvend plaatmetaal, een van Prouvés geliefde materialen, aan de gevel van de Wiebengahal te bevestigen. Moet kunnen, dachten ze bij het NAi, voor de drie maanden die de expositie duurt. Maar nog voor de feestelijke opening stond de ambtenarij op de stoep. Mag niet, kan niet. Dat stukje tijdelijke gevelbekleding moest weg, al had de paus zelf het ontworpen.
Inmiddels is de zaak gesust. Maar zo gaan de dingen, in een stad die bekend staat als architectuurminnend, in een provincie die vormgeving tot speerpunt van haar cultuurbeleid heeft uitgeroepen. Dat de twee disciplines, architectuur en industriële vormgeving, bij Jean Prouvé zo wonderwel in elkaar overliepen, kan een teken van zijn tijd zijn geweest. Voor hem zelf was het geen punt van twijfel, voor beide was hij niet opgeleid.
Prouvé, zoon van een regionaal bekende kunstenaar uit Nancy, wilde ingenieur worden. Het geld voor de studie ontbrak, tussen 1916 en 1921 ging hij in de leer als (kunst)smid. Midden jaren twintig ontwierp hij zijn eerste meubels van geplooid plaatstaal, het zou zijn handelsmerk worden. In de jaren dertig voegde hij zich bij de avant garde in de architectuur. Met Beaudoin en Lods bouwt hij in de buurt van Parijs twee in constructief-innovatief opzicht meesterwerken: een hal voor vliegclub Roland Garros in Buc en het Maison du Peuple in Clichy. Voor deze gebouwen gebruikte Prouvé dezelfde constructies als voor zijn meubels. De in het NAi getoonde tekeningen laten zien hoe Prouvé vertrouwde op zijn als meubelmaker opgebouwde expertise, met het als een tafel geconstrueerde Maison du Peuple als sprekend voorbeeld.
Als ontwerper noch als constructeur en architect zocht Prouvé naar een eigen handschrift. Hij was geen estheet, maar een onderzoeker die logische oplossingen zocht voor de functies van zijn ontwerpen. Bovenal had hij een bovengemiddelde interesse in de (nieuwe) materialen die hem daarbij ter beschikking konden staan.
Op alle terrein waar hij actief was, was Prouvé vooral een innovator. In ateliers en fabrieken die hij leidde zocht hij naar nieuwe vormen van organisatie. Hij had snel in de gaten dat de traditionele ambachtelijkheid ten einde was, en dat de toekomst aan de massaproductie was. Vanaf de allereerste ontwerpen die hij maakte, was Prouvé er zich van bewust dat het om technische, tot in detail doordachte objecten waren die seriegewijs in productie genomen moesten kunnen worden. Zijn ontwerpen verhullen nooit de constructie. Voor Prouvé stond de vorm gelijk aan de functie, het is de aanpak die aan het begrip design ten grondslag ligt. Zo verlekkerd als hedendaagse designliefhebbers naar zijn eindproducten kijken, zo gefascineerd zijn professionele ontwerpers door Prouvés gedetailleerde technische tekeningen.
Ook in sociaal en maatschappelijk opzicht liep Prouvé voorop. Begin jaren dertig leidde hij een fabriek met 250 werknemers die hij – een absolute noviteit in die jaren – vakantiegeld toekende. Hij betaalde zijn personeel goed en gaf hen training-on-the-job. Een eminent ondernemer was hij echter niet. Hij financierde zijn bedrijven deels uit de opbrengsten van aandelen. Omdat ze desondanks in permanente geldnood verkeerden, kreeg hij vanaf de jaren vijftig alleen nog als ‘ideeënmaker’ toegang tot de directievergaderingen.
Net zo min als zijn dochter Catherine het eeuwige leven heeft, zullen alle ontwerpen van Jean Prouvé overleven. Vindingen raken nu eenmaal achterhaald door nieuwe, sommige van zijn gebouwen – die zelden als ‘mooi’ worden ervaren en daardoor weinig kans maken te promoveren tot publieke knuffelobjecten – worden regelmatig met sloop bedreigd. Zo raakte hij aan het eind van zijn leven verwikkeld in een twist over de restauratie en plaatsing op de monumentenlijst van het fameuze Maison du Peuple in Clichy.
Toch bevinden Prouvés ontwerpen zich nog steeds binnen ieders handbereik. De robuuste eetkamerstoel Standard bijvoorbeeld, vervaardigd uit Japans plaatstaal en blank eiken, is nog steeds in de handel. In het NAi mag je hem niet aanraken, in de winkel mag je hem voor 450 euro meenemen om er thuis op te gaan zitten. Op internet wordt de Standard zelfs met 25 procent korting aangeboden. Prachtige vinding, dat internet, zou Prouvé gedacht hebben als hij tijd van leven had gehad.

Jean Prouvé – De poëzie van het technisch object. Tot en met 2 september in het Nederlands Architectuurinstituut (NAi), Avenue Céramique 226 in Maastricht. www.naimaastricht.nl
De catalogus ‘Jean Prouvé, The Poetics of the Technicla Object’ is een uitgave van Vitra Design Museum en kost 79 euro.