Vijfhonderd jaar na zijn dood is Jeroen Bosch nog springlevend. Zijn kleine maar fijne oeuvre is wereldberoemd en inspireert veel hedendaagse kunstenaars. Wie de echte navolgers zijn hangt af van hoe je de mysterieuze Bosch definieert.

Een schrale biografie is een vruchtbare voedingsbodem voor interpreten. Dat is zeker het geval met Jeroen Bosch, over wie bijzonder weinig bekend is. De schilder werd om en nabij 1450 geboren als Jheronimus van Aken en stierf in 1516. In de tussenliggende jaren woonde en werkte hij in ’s-Hertogenbosch, waar hij ook begraven ligt. Er zijn geen brieven van hem bekend en zijn atelier is niet beschreven door rondreizende biografen. Ambtelijke aktes verklappen niet meer dan een huwelijk boven z’n stand en lidmaatschap van het plaatselijke gilde. Verder moeten we het doen met de 25 schilderijen die aan hem worden toegeschreven.

Die zijn echter zo uitzonderlijk, bizar en fascinerend dat kunsthistorici zich graag – en niet geremd door biografische feitelijkheden – op de duiding werpen van de schilder die algemeen gezien wordt als de grootste vertegenwoordiger van de Noordelijke renaissance. Verzin een etiket en Jeroen Bosch heeft het opgeplakt gekregen. ‘Den duvelmakere’ zou een moralist van het zuiverste water zijn geweest, of juist een losbandige naaktloper. Hij was een drugsgebruiker of krankzinnige, en daarmee een soort outsider artist avant la lettre. Chroniqueur van een bange overgangstijd, spiritualist, Rozenkruizer of satiricus – Bosch is voor iedere onderzoeker weer iets anders.

Is het al moeilijk te bepalen wie of wat Bosch zelf was, dan is het identificeren van hedendaagse navolgers nog veel lastiger. De meest gangbare zienswijze is om het surrealisme als directe erfgenaam aan te wijzen. Wie kijkt naar de samengestelde beesten van Salvador Dali, James Ensors optocht van gewrochten of de kronkelende, springende figuren die de doeken van Joan Miró bevolken, ziet de gelijkenis. Trek de lijn door naar het heden en je komt uit bij iemand als videokunstenaar Pipilotti Rist. Haar zuurstokkleurige universum combineert het alledaagse met het absurde, vergelijkbaar met Bosch. Maar terwijl bij Bosch alle referenties aan seks meteen zondigheid impliceren, geeft Rist het vleselijke een feministische twist. In Selbstlos in Lavabad (1994), een van haar bekendste werken, moet ze er echter voor boeten. Ongemakkelijk bewegend in een bad vol kolkende lava schreeuwt ze in vier talen uit dat ze niet meer is dan een worm. Ze vraagt om vergeving en hulp. Ze had zo in Bosch’ Tuin der Lusten gepast.

Selfies maken met fantasiewezens

Aan citaten van Meester Jheronimus heeft de hedendaagse kunst geen gebrek. Het verste daarin gaat Robert Gober. De Amerikaanse beeldhouwer boetseerde in was het naakte onderstel van de ongelukkige helbewoner die in het rechterpaneel van Bosch’ Tuin der Lusten verpletterd ligt onder een reusachtige luit. Horizontaal over de billen zijn notenbalken geschilderd met een vrolijk melodietje ter begeleiding van het eeuwig lijden. Het enige verschil met Bosch’ versie is dat Gobers driedimensionale bil- en beenpartij voorzien is van schoenen en sokken.

Bosch’ beroemdste werk, dat in het Prado hangt en zelfs voor het Bosch-jaar niet op transport mag, geldt sowieso als inspiratiebron voor veel hedendaagse kunstenaars. De zondigheid van de mens – waar het in de Tuin der Lusten om draait – is natuurlijk een onderwerp voor alle tijden. De overdaad aan fantastische figuren in de voorstelling roept om variatie met actuele invulling. Carla Gannis maakte drie jaar geleden de digitale print getiteld The Garden of Emoji Delights, waarin alle gezichten van duivels en verdoemden zijn vervangen door de icoontjes uit smartphones. Met al die gele bolletjes voorzien van bibbermondjes, links afhangende tongetjes en kruisjes voor ogen ziet de hel er een stuk schattiger uit dan toen Bosch hem schilderde. Op het eerste gezicht dan. Want bovenin de voorstelling branden de eeuwige vuren – met de houterigheid van eenvoudige computer graphics weliswaar maar wel afgezet tegen een stadssilhouet waar gemakkelijk de Twin Towers in te ontdekken valt.

Ook Emily Erb grijpt in Garden of Earthly Delights (2009) Bosch aan als vehikel voor actuele kritiek. Onder haar handen verandert het drieluik in een evolutionair stripverhaal, waarin de mens van links naar rechts degenereert en uiteindelijk ten onder gaat in een landschap waarin boekverbrandingen, flikkerende tv-toestellen en atoomexplosies strijden om voorrang. Wat Erb betreft leven we al in de hel, alleen beseffen we het ons nog niet. Daarmee zit ze dichtbij de religieus moralisme dat veel geschiedschrijvers Bosch toedichten. In groot contrast daarmee staat de Spaanse kunstenaar Lluís Barba die Bosch’ meesterwerk vol fotoshopte met hippe types die een selfie nemen, een potje golf spelen tussen de duivels of een gezellig gesprekje aangaan met de figuranten uit het oorspronkelijke doek. Hier wordt Bosch door de ironische mangel gehaald.

Ronald McDonald als duivelse cheerleader

Bovengenoemde voorbeelden kunnen met een beetje moeite hommages aan de middeleeuwse meester worden genoemd. Er zijn ook kunstenaars die zonder letterlijk te citeren, geïnspireerd werden door Bosch. Zij kunnen wellicht navolgers genoemd worden, zoals in de 16de eeuw Pieter Brueghel de Oude en – in mindere mate – Lucas van Leyden dat waren.

Niemand minder dan Debbie Harry, de voorvrouw van de popgroep Blondie, noemde Chris Berens ‘de nieuwe Bosch’. Museum Jan Cunen in Oss zwakte dat een beetje af tot ‘een moderne Jeroen Bosch’, de titel van de tentoonstelling die het vanaf 21 februari wijdt aan de 39-jarige Brabantse kunstenaar. Al tijdens zijn jeugd is Berens Bosch-geobsedeerd, heeft zijn jongenskamer volhangen met posters van de bekende fantasiebeesten. Na een opleiding als illustrator oefent hij zich in oude schildertechnieken en slaat aan het penselen. Met lak, grafiet en inkt tovert hij figuren op glossy fotopapier. En ja, die doen denken aan de bizarre wezens die Bosch’ wereld bevolken.

Zo uitzinnig als bij zijn middeleeuwse voorbeeld wordt het bij Berens echter nooit. Meer dan een zweempje onheil hangt er niet in de mistflarden. Wat overheerst is de soft-focus esthetiek die we kennen van fantasy animaties. Iemand als HR Giger komt wat dat betreft dichterbij Bosch. Zijn steampunk-gedrochten – half dier, half machine, volledig sensueel – zijn duivels uit het postindustriële tijdperk. En de Zwitser die verantwoordelijk was voor de aankleding van de sf-film Alien verwerkte ook traditioneel gehoornde plaaggeesten in zijn werk dat het goed doet op platenhoezen van heavy metal bands – net als Bosch’ Tuin der Lusten trouwens.

Als er al er een wedstrijd voor de titel ‘moderne Bosch’ zou worden uitgeschreven, dan zouden Berens en Giger het afleggen tegen de gebroeders Jake en Dinos Chapman. Hun bekendste werk heet niet voor niets Hell. Nadat het verloren ging in een brand maakte het Britse duo een opvolger getiteld Fucking Hell. En ze blijven maar variaties maken. Het zijn miniatuurtjes waarin complete regimenten nazi-soldaten op alle mogelijke manieren worden gefolterd en vermoord. Hitler loopt door de voorstellingen als een gestoorde opzichter, Ronald McDonald fungeert als cheerleader en wordt geflankeerd door dansende hamburgers en milkshakes. Het werk is tegelijkertijd gitzwart en humoristisch, en zit boordevol details. Zelfs de hoge horizon is vergelijkbaar met Bosch’ Tuin der Lusten. Er is één groot en cruciaal verschil. Bij Bosch moet de mens boeten in de ogen van God. Bij de Chapmans is hij gedoemd ten onder te gaan aan z’n eigen, gemechaniseerde versie van het Kwaad. Dat is Bosch ontdaan van zijn middeleeuwse religieuze jasje, een waarlijk moderne variant.

Hieronymus B

Foto: Kalle Kuikkaniemi

Niet alleen beeldend kunstenaars laten zich inspireren door de erfenis van Jeroen Bosch. Hieronymus B. heet de hommage van choreograaf Nanine Linning aan de middeleeuwse meester. Centraal in deze voorstelling staan de zeven hoofdzonden en die kunnen heel lijflijk beleefd worden. In het eerste en tweede deel wandelt het publiek tussen de dansers op het podium om het afsluitende deel mee te maken vanuit de zaal. De helse verschrikkingen waar Bosch beroemd om is komen voorbij, maar ook schoonheid, vergeving en hoop.

Linning geldt als een van de meest toonaangevende choreografen van haar generatie. In haar producties, vaak uitgevoerd door haar eigen gezelschap, combineert ze dans met design, haute couture en beeldende kunst. Voor Hieronymus B werkte ze samen met kunstenaarsduo Les Deux Garçons, met wie ze eerder Requiem maakte. Voor de muzikale omlijsting putte ze uit de renaissance- en barokperiode en liet Michiel Jansen een nieuw stuk componeren.