De Marcello Mastroianni van de Lage Landen
Jeroen Willems (1962-2012) had de gave dat wat achter de ogen zit naar buiten te brengen, en was altijd op zoek naar het experiment. Theaterrecensente en ZL-medewerkster Annette Embrechts herdenkt een acteur die ze kent vanaf de middelbare school.
De laatste zin rijmde. Dat herinner ik mij nog. Het zal iets geweest zijn van: ‘Ik denk niet dat ik het kan / zo mooi en fraai als Herder Jan.’ Het was zo’n dertig jaar geleden, op het Coriovallum College in Heerlen. Ik was brugklasser, Jeroen Willems schoolverlater. We traden allebei op tijdens de jaarlijkse kerstviering. Ik met pril gitaarspel. Jeroen met dat gedicht over Herder Jan. ‘Ik denk niet dat ik het kan / zo mooi en fraai als Herder Jan.’ Een achttienjarige op een kerstviering. Met welk een performance. Toen al had hij de volle aula van de school in de ban met zijn voordracht, zelfs met zo’n ongekunsteld kerstgedicht over Herder Jan.
We zijn allebei leraarskinderen. Onze ouders behoorden tot dezelfde vriendengroep uit het docentencorps. Nog steeds zijn mijn vader en moeder bevriend met zijn moeder. Van de dood van zijn vader, een flamboyante theaterdocent, herinner ik mij flarden. Mijn moeder heeft ooit eens een bijrolletje gespeeld in een schoolmusical, door hem geregisseerd. Daar zijn foto’s van. Kees Willems overleed op 51-jarige leeftijd aan kanker, na een ziekbed van een paar weken. Zijn grote liefde Rieneke bleef achter, met vier tieners. Jeroen heeft later in verschillende interviews gerefereerd aan de impact van de vroege dood van zijn vader, zij het altijd met enige schroom. Zoals hij altijd enigszins terughoudend in de media zou praten over zijn privéleven, zijn (breuk met zijn) grote liefde Marcel Musters, zijn hardnekkige zelfkritiek en zijn angsten voorafgaand aan een toneelopkomst. Een paar jaar geleden interviewde ik Jeroen voor De Volkskrant over podiumangst. Na enige aarzeling wilde hij er in de krant wel voor uitkomen dat hij voorafgaand aan een voorstelling altijd duizend doden stierf. En dat daar zo moeilijk tegen te vechten viel. ‘Bloednerveus voor de voorstelling, maar een heerser zodra hij opkwam.’ aldus regisseur Johan Simons naar aanleiding van Jeroens dood.
Iedereen was altijd een beetje verliefd op Jeroen, zo citeerde vriend en journalist Cornald Maas tijdens de afscheidsceremonie in Amsterdam een sms-je van iemand die hem als acteur nog nooit had zien spelen. Misschien was dat inderdaad wel zo. Die markant knappe kop, broeierige blik, bruine huid, diepdonkere ogen en die lach die zo langzaam en nadrukkelijk op zijn gezicht kon verschijnen. En niet te vergeten, die hypnotiserende stem met die zorgvuldige dictie, waarvoor de ambachtelijke techniek- en stemlessen aan de Toneelacademie in Maastricht de basis legden. De ‘Marcello Mastroianni van de Lage Landen’, zo noemde collega Gijs Scholten van Aschat hem tijdens een jubileumuitzending van AVRO Opium Radio.
Op de Toneelacademie leerde Jeroen zijn Limburgse accent af in ruil voor een scala aan techniek. Hij ontmoette er theatermaker Simons met wie hij na zijn afstuderen zestien jaar zou samenwerken onder de vlag van de experimentele locatietheatergroep Hollandia. Daar zag ik hem spelen in De Val van de Goden (1999), De Metsiers (2002) en samen met zijn toenmalige geliefde Betty Schuurman in het indringende La Musica Twee (1991). Eerder al zag ik hem tijdens mijn studententijd in Nijmegen de moeilijke hoofdrol vertolken van Mystiek Lichaam (1996) van Frans Kellendonk, bij Het Nationale Toneel en de bloederige Atreus in Thyestes (1991) in een regie van Dora van der Groen . Bij Hollandia maakte Jeroen zijn veel geprezen solovoorstelling Twee Stemmen (1997-2004), gebaseerd op het controversiële oeuvre van de Italiaanse filmmaker en schrijver Pier Paolo Pasolini. Die solo ging de halve wereld over; Jeroen speelde hem in het Duits, Engels en Frans. Niet door de teksten te vertalen maar door die andere taal en cultuur te doorgronden. Het maakte hem een bekend, geliefd en gelauwerd acteur in Europa, vooral in Duitsland en Frankrijk.
Het was dat dierlijke, gevaarlijke, fysieke en tegelijk denkende acteren dat Jeroen tot zo’n buitencategorie maakte. Geheimzinnig, ongrijpbaar, lijp, erotisch, mysterieus. Jeroen gaf voortdurend op toneel vorm aan de donkere kant van de mens. Goed en kwaad waren bij zijn personages niet te onderscheiden. ‘Het is onmogelijk God en de duivel uiteen te halen’, zo citeerde hij Pasolini tijdens Twee Stemmen. Hij wekte dubbelhartige sympathie voor beestachtige heersers en maakte rollen gelaagd door angst, woede, twijfel, verval en verleiding heftig in zijn spel toe te laten. In Twee Stemmen kon hij in een beweging van gestileerd acteerspel doorgaan naar volkomen liederlijk tekeergaan. In het minder geslaagde Flow my tears durfde hij zo maar in de hoofdstedelijke schouwburg als een verweesde indiaan composities te zingen van John Dowland. Naast acteren had zingen zijn grote interesse. Zijn doorleefde Brel-vertolking was het resultaat van lang schaven, bikken en beitelen; hij kreeg er zijn publiek mee aan het huilen. Jeroen was ook een zanger, in het lichaam van een acteur.
Actrice Monic Hendricx refereerde op de dag van zijn dood – haar verjaardag – aan hun broederlijke verbintenis: ‘We hebben zo veel samen gelachen. Bij de opnamen voor Nynke kwamen tijdens een vrijscène in een ijskoud Fries meertje steeds de duikpakken in beeld. Stelde Jeroen voor om bloot het water in te duiken. “Niet aanstellen!” Liet zijn plaksnorretje los. Dat ligt nog ergens op de bodem van dat meertje. Man en vrouw hebben we gespeeld, later nog broer en zus in de televisieserie Stellenbosch en ook nog haptonoom en patiënt. Toen hij in september Gast van het Jaar was op het Nederlands Filmfestival grapten we nog dat het door al die fraaie speeches leek of hij bij zijn eigen begrafenis was.”
Jaren geleden, in haar afstudeerscriptie over ‘de lichaamstaal van de acteur’ refereerde Monic aan Jeroens indringende manier van zwijgen op toneel. “Soms zat hij gewoon te tellen of te kijken wie er in de zaal zaten. En ondertussen zo mooi zwijgen dat iedereen naar je blijft kijken.”
Hoewel veel bijzondere filmrollen op zijn naam, werd Jeroen nooit een filmster. Dat paste hem niet. Het grote publiek kent hem slechts sporadisch. Bovendien, Jeroens aandacht gold het theater. Daar zocht hij experiment, vernieuwing, gevaar. Daar slaat zijn dood ook het grootste gat. Op het witte doek en op televisie zal hij in 2013 nog in nieuwe creaties zijn te zien (Boven is het stil, De wederopstandig van een klootzak, De ontmaskering van de vastgoedfraude en de tragikomische serie Zusjes). Op toneel kan nooit iets worden herhaald.
Jeroens overlijden zal een ongerijmdheid blijven in de theaterwereld. Hij stierf in het harnas, zoals ze dat zeggen, tijdens een jubileumrepetitie in Koninklijk Theater Carré. Als de man die het honderdduizend keer mooier kon zeggen dan Herder Jan al een harnas had, dan was het dat van groot talent. Zo een dat zich maar eens in de zo veel jaar bij iemand manifesteert. Hoe onaf zijn leven ook is, hoe meedogenloos zijn dood, hij heeft dat talent in ieder geval optimaal gebruikt. En gedeeld.