Zeventig jaar geleden werd Jimi Hendrix geboren. Als hij niet al de beste gitarist ter wereld was, dan in ieder geval de geilste. “Hendrix’ music eats you alive.”

Volgens Rolling Stone was hij de allerbeste, volgens een recente poll onder lezers van een gitaristenvakblad was hij, in het licht der eeuwigheid, nummer vier. Hij was, hoe dan ook, de invloedrijkste en beroémdste gitarist aller tijden, de deze maand zeventig jaar geleden in Seattle geboren Johnny Allen Hendrix. Roepnaam Jimi.

Net als Janis Joplin, Robert Johnson, Brian Jones, Jim Morisson, Kurt Cobain en Amy Winehouse hoort Jimi Hendrix tot de Club of 27: popiconen die op hun 27e stierven was ook bassist, percussionist en speelde zelfs keyboards, maar zijn naam is vooral verbonden met geen enkel ander instrument dan de gitaar, specifieker: de Fender Stratocaster.

Het leven van Jimi Hendrix (1942-1970) is afdoende gedocumenteerd, zeker gezien de korte duur ervan. Van de entree van het festival waar hij zijn Amerikaanse podiumdebuut maakte (1 dollar, en voor dat geld kreeg de bezoeker ook The Who, Otis Redding, Janis Joplin maar uiteindelijk niet Donovan; die kreeg vanwege een veroordeling voor drugsbezit geen visum) tot de man die al zijn spullen erfde : zijn vader, die hem verwaarloosd en mishandeld had, maar nou eenmaal zijn eerste bloedverwant was en nooit van erfrechten was uitgesloten, om Hendrix geen testament had laten opstellen. Van alle betekenissen die aan zijn haardracht werden toegekend (een Afrokapsel: was dat nou wel of geen fysieke steunbetuiging aan Black Power, het militante deel van de zwarte burgerrechtenbeweging?) tot aan zijn politieke overtuigingen, die geen biograaf ooit definitief heeft kunnen duiden, ook omdat Hendrix de neiging had op verschillende momenten en verschillende plekken verschillende standpunten te verkondigen.

Maar goed, hij was dan ook een twintiger. En een muzikant, geen activist of politicus.

Het zijn allemaal begrijpelijke en legitieme pogingen meer betekenis en reliëf toe te brengen aan zijn muziek. Tegelijkertijd zijn ze overbodig, omdat zijn muziek alles vertelt wat er moet worden verteld. En is het niet zijn eigen muziek, dan wel die van al die gitaristen hebben verklaard sterk door hem beïnvloed te zijn – of dat nooit hebben verklaard omdat dat wel duidelijk genoeg is. Van Prince via Lenny Kravitz tot John Fruscianti.

Het grote nadeel van Hendrix is de afbakening van zijn discografie: die is er niet. Alles is uitgebracht in talloze combinaties en varianten. Veel daarvan had ons bespaard moeten blijven. Wat hem het meest recht doet, zijn de opnamen van zijn beste optredens. Daarop zien we hoe zelfs de verbaal lenige Frank Zappa er niet in slaagde zijn geluid te definiëren, en concludeerde dat het onmogelijk is precies te hóren wat Hendrix en zijn band live allemaal doen, omdat dat vooral iets met de luisteraar doet: hem opslokken. Zappa: “It eats you alive.”

Op YouYube zijn veel van de meest legendarische live-performances van Hendrix terug te vinden. De beroemdste is waarschijnlijk die van Woodstock, en dan vooral zijn versie van The Star Spangled Banner. Maar nog indrukwekkender is zijn optreden op het Monterey festival in 1967, en dan vooral zijn versie daar van Wild Thing. Hij leidt het nummer lang in, en ontpopt zich tijdens die introductie als een innemende branieschopper. Hij heeft iets brutaals, straalt gretigheid uit, en tegelijk maakt hij een wat verlegen indruk. Tot hij inzet, dan geeft hij alleen nog maar praktisch invulling aan elke theorie over De Gitaar Als Verlengstuk. Hij speelt zijn instrument achter zijn rug, terwijl hij schaamteloos flirt met vrouwen in het publiek. Tegen het eind van het nummer zet hij zijn gitaar klem tegen zijn speakers, en droogneukt hij zijn instrument. Vervolgens steekt hij het instrument in brand.

Alles wat hij hier in krap tien minuten doet is een metafoor, en allemaal gaan ze over het verband tussen gitaarspelen en seks. Dat is misschien wel zijn grootste verdienste: Hendrix seksualiseerde voorgoed de gitaar.