Soundtrack van de revolutie

Vijftig jaar geleden verscheen John Coltranes meest goddelijke plaat, A Love Supreme. Coltrane deed met de saxofoon wat Jimi Hendrix iets later met de gitaar zou doen: hij rekte de grenzen van de muziek op.

John Coltrane kon spelen of de duivel hem op de hielen zat. Zijn zoektocht, soms het uitpeuren van de mogelijkheden met een enkele noot, vergden het uiterste van zijn medemuzikanten en van de luisteraars. Zijn saxofoonsolo’s konden lang, heel lang duren.

Alleen op het podium was John Coltrane (Hamlet, North Carolina, 1926), Trane voor de adepten, zo compromisloos. Los van de muziek leek hij haast een wat fletse man. De in 2008 overleden Nederlandse schrijver Henk Romijn Meijer maakte hem mee tijdens concerten en beschreef de indruk die de saxofonist achterliet: “Coltrane wekte geen agressie zoals Miles Davis het soms deed. In de pauzes zat hij vaak scheef op een barkruk rokend en stil voor zich uit te staren. ‘Een koe,’ zei een bewonderaar naast mij, ‘een vriendelijke, goeiige koe.’ Een koe die de wereld veranderd heeft, al is het nog zo’n klein beetje.”

Coltranes sleutelalbum A Love Supreme verscheen precies een halve eeuw geleden. De vierdelige suite (Acknowledgement, Resolution, Pursuance and Psalm) duurde maar net iets meer dan een half uur, maar er viel veel in te ontdekken. De maker bracht een eerbetoon, misschien wel een offer aan God. Want die love supreme uit de albumtitel stond niet voor een vrouw. Dat was het Opperwezen. Dankzij hem had hij eind jaren vijftig de drugs en de drank af kunnen zweren en pas echt werk kunnen maken van de muziek.

Veel zwarten hoorden echter ook een verklanking van hun strijd voor meer burgerrechten. In 1963 had Coltrane immers ook het hartverscheurende Alabama opgenomen, een protest tegen de aanslag door blanke activisten op een baptistenkerk in Birmingham, Alabama, waarbij vier meisjes het leven lieten.

Voor de blanke jongelingen die wilden morrelden aan de gezagsverhoudingen was dit een soundtrack van de revolutie. Coltrane deed met een saxofoon wat Jimi Hendrix iets later met een gitaar ging doen: hij rekte de grenzen van de muziek op. De eerste hippies draaiden A Love Supreme tijdens hun love-ins. Een lp die klonk als een trip misstond daar niet. Nog steeds figureert het album in lijstjes van popbladen als Rolling Stone en Oor met de beste platen aller tijden. De verkoopcijfers waren er naar: Coltrane ging van de vijfcijferige naar de zescijferige verkoopcijfers.

John William Coltrane, 38 jaar tijdens de plaatopname, neusde midden jaren zestig hoe langer hoe meer rond buiten zijn traditionele kaders. Hij had in toenemende mate interesse in klassieke muziek, wereldmuziek (Afrika en India) en de free jazz. A Love Supreme vormde ook een brug tussen zijn verleden en zijn toekomst. Hij nam zijn ervaringen mee uit de bebop als begeleider van muzikanten als Dizzy Gillespie en Thelonious Monk en uit de modale jazz (denk aan zijn bijdrage aan Miles Davis beroemdste plaat Kind of Blue). Als soloartiest sprong hij onnavolgbaar toonladders op en af zoals in Giant Steps, dat zoals meer van zijn composities uitgroeide tot een jazzstandard. Coltrane schroomde evenmin om My Favorite Things, een nummer uit The Sound of Music, in een klein kwartier volledig binnenste buiten te keren. Hier nam hij bovendien voor het eerst op met de sopraansaxofoon.

A Love Supreme is ook het venster op Coltranes latere werk. Nog spiritueler. Nog vrijer. Nog maniakaler. De plaatversie van A Love Supreme werd op 9 december 1964 opgenomen. Alles op zijn plaats dankzij het kwartet waarmee de saxofonist al jaren samenspeelde. De kraakheldere bas van Jimmy Garrisson die in Acknowledgement voortdurend “A love supreme, a love supreme” zingt, het innovatieve drumwerk van Elvin Jones en het pianospel van McCoy Tyner waarin altijd de goddelijke gospelinvloeden waren blijven doorklinken.

Op 10 december 1964 waagde Coltrane zich nog aan alternatieve versies. Zijn kwartet werd een sextet: nog een tenorsaxofonist en nog een bassist moesten de vaste ploeg aanvullen. Het experiment haalde de plaat niet.

Maar Coltrane ging wel door op de ingeslagen weg. In november 1965 nam hij Mediations op, een minstens zo spirituele plaat als A Love Supreme met titels als Consequences, Serenity en The Father and the Son and the Holy Ghost. Muzikaal werd de breuk met de traditie nog radicaler. Naast Coltrane stond nu tenorsaxofonist Pharaoh Sanders achter de microfoon. Jones kreeg gezelschap van drummer Rashied Ali. De eerste vond dat hij in deze setting zichzelf niet meer kon horen en verliet zijn baas van de afgelopen jaren. Tyner volgde kort daarna. Ook hij was het gevoel bij de muziek kwijt, die hem nu al te atonaal en te vrij werd.

Coltrane trok nog wel volle zalen, maar de platen na A Love Supreme waren te vreemd, te afwijkend om dezelfde enorme verkoopcijfers te halen. Maar als er nog richting zat in de free jazz, dan kwam die toch van hem. Toen Coltrane in 1967, nog maar veertig jaar oud, overleed aan de gevolgen van leverkanker, viel het artistiek kompas van de vernieuwers weg en ging de chaos helemaal regeren. Voor sommigen viel zelfs meer dan een kompas weg.

De man van het muzikale eerbetoon aan God werd – zeker na zijn dood – zelf een godheid. In San Francisco staat nog altijd de Saint John Will I Am Coltrane African Orthodox Church, waar de saxofonist wordt beschouwd als een reïncarnatie van de Almachtige. A Love Supreme vormt er een vast onderdeel van de liturgie. Ook voor veel muzikanten kreeg hij iets heiligs. Coltrane werd vaak geïmiteerd, wat de afgelopen vijf decennia leidde tot veel oeverloze solo’s, egotrips zonder kop en staart en de nodige banale free jazz met een hoog piepknor-gehalte. Achter het beste werk van Coltrane zat altijd een idee, eronder spiritualiteit. En de urgentie was hoorbaar. Hij werd gedreven door een heilig moeten. Zulke geesten zijn zeldzaam.