Brigitte Bloksma is het jongste lid ooit van de Raad voor Cultuur. WIDO SMEETS spreekt met haar over haar jeugd, haar ambities, het imago van de kunsten en de verankering van cultuur in de samenleving. “De logica van ‘er komt weinig publiek dus je doet het niet goed’, klopt niet.”

Halverwege het gesprek wil ze weten of ík indertijd de braafste van de klas was. Ja? Nou, zij dus niet. Rondhangen en dansen, verder voerde ze niet veel uit. Ondanks een vwo-advies belandde ze op de mavo.

De schoolkeuze bleek achteraf een lot uit de loterij. Ze had handenarbeid van juffrouw Mia, die nam op een dag de hele klas mee naar Parijs, naar Centre Pompidou, naar een expositie van Arte Povera. En ze dacht: ‘Waaauw!’

“Juffrouw Mia leerde me kijken. Mijn ouders geloofde ik niet, juffrouw Mia wel. Op de havo was het alweer voorbij, daar moest je leren. Dat ik op de mavo kunstgeschiedenis kreeg, is bizar. Het bewijst dat, hoeveel beleid je ook maakt, het uiteindelijk op de mensen aankomt.” Met Bloksma’s recalcitrantie bleek het daarna trouwens alleszins mee te vallen; op haar 24e had dit voorheen onhandelbare kind twee universitaire studies afgerond.

Brigitte Bloksma wacht me op in wat we via email tot het rustigste café van Maastricht hebben uitgeroepen. Ze zit aan een tafeltje bij het raam. Laptop opengeklapt, ze houdt niet van verloren tijd. Ja, eer je het in de gaten hebt, is het een gewoonte. Zelfs tijdens haar huwelijksreis, vorig jaar, kon ze het niet laten. Tot haar man Dirk (Ploos van Amstel, de ontwerper) ingreep. “Terecht”, zegt ze nu, en lacht.

Twaalf jaar geleden verhuisde Brigitte Bloksma naar Zuid-Limburg om beleidsmedewerker cultuur te worden bij de provincie Limburg. Helemaal onbekend terrein was het niet, haar moeder komt uit Gulpen. Vier jaar later stapte ze over naar ‘het veld’, van de theorie naar de praktijk, zogezegd. Ze werkte bij Marres, Jan van Eyck Academie, UM en hogeschool Zuyd. Halverwege 2015 belandde ze in het hart van het Heuvelland, als directeur van de Bonnefanten Hedge House Foundation, op het schilderachtige domein van oud-verfhandelaar, kasteelheer en kunstverzamelaar Jo Eijck en zijn vrouw Marlies.

Brigitte Bloksma (Amersfoort, 1980) doet het voorkomen alsof het haar allemaal overkomt. Meestal wordt ze ergens voor gevraagd. Dan twijfelt ze. Ben ik wel goed genoeg? Komt het niet te vroeg? Om het dan toch maar te doen; ze is leergierig, doet graag nieuwe ervaringen op en is ambitieus. Ze heeft de drive van een jonge ondernemer, wellicht valt ze daardoor zo op in de introverte cultuurwereld waar mensen eerder opzij kijken dan naar boven.

Sinds vorig jaar is ze het jongste lid ooit van de Raad voor Cultuur, ’s lands belangrijkste adviesorgaan in de kunsten. Hoe dat ging? Ze werd gewezen op de vacature. Ja, door iemand uit de raad zelf. En nee, ze gaat haar naam niet noemen. Zelf had Bloksma zich ook al afgevraagd of het iets voor haar zou zijn. Of kwam het nog te vroeg?

Na het telefoontje besloot ze het erop te wagen. Een paar weken later schoof ze aan bij minister Bussemaker, zo gaat dat bij koninklijke benoemingen.

In de herfst zat ze aan bij een Staatsbanket met de koninklijke paren van België en Nederland. Het was “een waanzinnig mooie ervaring”, maar wie denkt dat Brigitte Bloksma een glossy leven leidt, zit ernaast. In de cultuurwereld is geen tijd om te freewheelen, zeker niet nu het daar sinds een jaar of vijf laagconjunctuur is. De schade van de toen door Halbe Zijlstra ingezette bezuinigingsoperatie is nog elke dag voelbaar.

Neem het banenverlies in de sector (veertien procent), de stijging van het aantal zzp’ers (twee keer zo groot als elders) en hun beroerde inkomen (gemiddeld minder dan 30.000 euro per jaar). Inmiddels heeft minister Bussemaker 2,5 miljoen euro vrijgemaakt voor een verbetering van de arbeidsmarktpositie, na een advies van de Raad voor Cultuur over de besteding ervan.

Twee miljoen euro is niet genoeg. Verre van zelfs.

Bloksma: “Klopt. Maar er komt een vervolg. Je kunt het probleem beter eerst concreet maken en dan stappen gaan zetten. Voor de raad was dit een bijzonder traject. Ook de keuze om samen met de SER op te trekken, is nieuw.”

Wat ze ook gezegd wil hebben: de Raad voor Cultuur is niet verantwoordelijk voor de bezuinigingen. “Wat we wel kunnen doen, is adviseren dat kunstenaars fatsoenlijk betaald gaan worden.” Zo ontstond eind vorig jaar het convenant over het recht van exposerende kunstenaars op minstens het wettelijke minimumloon – mits het geen verkoopexpositie is.

Nogal wat museumdirecteuren hebben dat convenant niet getekend.

“Van kleinere instellingen kan ik me dat voorstellen. Uit eigen ervaring weet ik hoe moeilijk het is om alle betrokkenen te betalen. Maar ik ga ervan uit dat de door Den Haag gesubsidieerde musea hun exposerende kunstenaars voortaan betalen.”

De pijn in de sector is er niet minder om. “Sommige instellingen proberen hetzelfde te doen met minder geld, andere hebben zichzelf opnieuw uitgevonden. Ze passen hun openingstijden aan, verhuizen naar een andere locatie of heroverwegen anderszins hun rol en functie. Zo ontstaan nieuwe modellen. Helaas zie je ook dat instellingen verdwijnen, zoals theatergroep De Appel, of dat mensen die opstappen, zoals de directeur van het Korzo Theater in Den Haag. Die zegt: op deze manier kan en wil ik het niet doen.”

Achteraf gezien is het niet zo vreemd dat juist de generatie die de afgelopen decennia zonder cultuureducatie opgroeide, haar schouders ophaalt wanneer het bezuinigingsmes op tafel komt; het imago van de cultuursector is beroerd. Bloksma knikt. “Iemand die zijn leven lang in de stad woont, en voor de eerste keer in de natuur komt, weet die vaak niet op waarde te schatten. Met cultuur is het niet anders. Wie er geen weet van heeft, zal er niet snel voor warm lopen.”

Zo groeien, nog steeds, honderdduizenden kinderen in Nederland op in een omgeving waar cultuur niet belangrijk wordt gevonden. Thuis niet, op school niet; alleen in uitzonderlijke gevallen loopt zo’n onbeschreven blad een juffrouw Mia tegen het lijf. Bloksma: “Er is erg lang verzaakt, er is te weinig geld uitgegeven aan cultuureducatie. Maar het is zó onterecht de verantwoordelijkheid daarvoor bij de cultuurinstellingen te leggen. De logica van ‘er komt weinig publiek dus je doet het niet goed’, klopt niet. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid om het culturele leven in een land in stand te houden.”

Elke sombere analyse ten spijt, bij Brigitte Bloksma krijgt pessimisme geen kans; laat staan dat ze bij de pakken gaat neerzitten. En: ze bespeurt een kentering.

Waar dan?

Brigitte Bloksma: “Het is een
gedeelde verantwoordelijkheid
om het culturele leven in een
land in stand te houden.”
foto Richard Stark

“Er worden, ook aan de Raad voor Cultuur, adviezen gevraagd over cultuureducatie. Men wil weten hoe we cultuur kunnen verankeren, en verbinden aan media; die twee horen bij elkaar. De raad wil deskundigheid in het onderwijs bevorderen en de cultuurinstellingen weer in contact brengen met de scholen. Cultuur hoort in het hart van het onderwijs.”

Misschien heb ik geluk, zegt ze erbij, maar ze merkt het ook aan haar dochter van bijna tien. “Haar klas heeft een jaar lang elke vrijdag gewerkt aan een voorstelling waar de kinderen alles zelf deden: ze maakten het stuk, het decor, de muziek, de dans, als onderdeel van het Kaleidoscoop-project Toon je talent. Ik zie aan de kinderen hoe leuk ze het vinden. Maar het klopt: ze moeten wel op een school zitten waar ze cultuur belangrijk vinden.”

Waar ze in de Raad voor Cultuur ook mee te maken krijgt, zijn de regionale verschillen in het aantal cultuurbezoekers. Het aantal cultuurbezoekers in het westen is met 266 op 1000 inwoners het hoogst, en in het zuiden (103 op de 1000) het laagst.

Nog vóór minister Bussemaker die cijfers publiek maakte, stelde Brigitte Bloksma in de Raad voor Cultuur een residency-programma voor: de raad zou op tournee moeten om de regio’s beter te leren kennen. “Elke gebied heeft zijn eigen karakter en eigenschappen, het mooiste is dat het vanuit die identiteit met een eigen plan komt. Ik dacht dat ik afgebrand zou worden, maar het tegendeel was waar. Dit jaar gaan we beginnen, in april komt de raad naar Limburg.”

Met Marijke van Hees als nieuwe, niet-Randstedelijke voorzitter werkt de Raad voor Cultuur voor de periode vanaf 2020 toe naar een regionaal toegesneden subsidiëring. Niet zozeer de instellingen, maar de stedelijke regio’s moeten zich voortaan profileren en hun kwaliteiten tonen – dat er daarmee meer geld naar de periferie zal stromen, is allerminst zeker.

Noord-Brabant heeft een bidbook klaarliggen en is bezig met de profilering van de stedelijke regio’s. Hoe ver is Limburg?

Bloksma: “Sittard, Heerlen en Maastricht zijn bijeen gaan zitten over de accenten per stad: hoe is de verdeling in disciplines en welke verdeling hoort daarbij. Extra spannend is dat niet alleen de culturele sector aanschuift, maar ook andere partijen, zoals Universiteit Maastricht, hogeschool Zuyd en het bedrijfsleven. Ze kijken hoe ze cultuur met hun activiteiten kunnen verweven.”

Veel pogingen om economie en cultuur bijeen te brengen, lopen op niets uit.

“Toch schuilt in dat soort samenwerkingen een enorme kracht. In het programma Chill werken Chemelot, een van de provinciale Brightlands-campussen, en onderwijs samen.” Ze verwijst naar het ‘microbenmuseum’ Micropia in Amsterdam, een samenwerking tussen Artis, universiteiten en bedrijfsleven, waar multinationals als DSM fondsen en personeel ter beschikking stellen. Bloksma: “Zoiets zou hier ook goed kunnen. Niet hetzelfde natuurlijk, maar er zijn zoveel mogelijkheden als je met zo’n perspectief kijkt naar wat er bijvoorbeeld bij Brightlands gebeurt.”

In Limburg is de Provinciale Adviescommissie Cultuur afgeschaft en vervangen door een denktank.

“Gedeputeerde Koopmans heeft met die denktank een soort Limburgse Raad voor Cultuur geïnstalleerd. Een goed plan toch?”

Hij heeft de commissie opgedoekt omdat het niet meer boterde tussen hem en de leden.

“Dat mag je als bestuurder doen. Ik neem aan dat die commissie en de denktank eenzelfde functie hebben: gevraagd en ongevraagd advies geven aan GS over wat er gebeurt in de cultuur. Hoe meer aandacht er is voor cultuur, hoe beter. De denktank is twee keer zo groot als de commissie, misschien is dat wel goed. Je hebt ook een Kunstraad in Groningen, in Amsterdam en in Rotterdam. In de omschakeling naar stedelijke regio’s heeft iedereen er baat bij dat de Limburgse plannen genoeg kwaliteit hebben.”

Om erfgoed, natuur en hedendaagse kunst beter op elkaar af te stemmen, gaat het Hedge House verder als buitenplaats Kasteel Wijlre. “Om te kunnen voortbestaan heeft deze plek een eigen identiteit nodig.”

Een plek waar niets van je wordt verwacht

‘Soms zitten hier mensen de hele dag te lezen in de tuin.’ foto Romy Finke

Sinds 2003 stelt het verzamelaarsechtpaar Jo en Marlies Eyck het Hedge House, een ingenieuze samensmelting van tuinhuis, kippenren, oranjerie en paviljoen voor hedendaagse kunst in de tuin van hun kasteel, open voor publiek. Soms waren er wisselexposities, soms werden er delen van hun collectie getoond.

De afgelopen vijf jaar was de exploitatie ondergebracht in de Bonnefanten Hedge House Foundation. Dat voldeed niet meer, stelde de anderhalf jaar geleden als directeur aangetreden Brigitte Bloksma vast. Ze wil erfgoed (kasteel en koetshuis), natuur (de kasteeltuinen) en de hedendaagse kunst in het Hedge House laten samenvallen en heeft het uithangbord Hedge House vervangen door buitenplaats Kasteel Wijlre. Het is een naam die de lading beter dekt, vindt Bloksma. Wat ook veranderde: de exposities komen niet langer uit de koker van het Maastrichtse Bonnefantenmuseum. De beschikbaarheid van de collectie Eyck blijft wel overeind.

Het loskoppelen van het Bonnefanten was niet gemakkelijk, zegt Bloksma, maar “exploitatie en programmering moeten in één hand zijn om deze plek een volwaardige toekomst te kunnen geven.” De juistheid van de nieuwe visie ziet ze terug in de ondersteuning door het Mondriaan Fonds; deze maand volgt wellicht het Prins Bernhard Cultuurfonds. Eerder haalde ze het BNG Cultuurfonds binnen, en de ING-bank als sponsor. “We beginnen eindelijk een goeie mix te krijgen van publieke en private gelden, inclusief de gemeente Gulpen-Wittem en particulieren schenkingen door de oprichters van de stichting. Zo kan de exploitatie verder groeien, ook door meer entrees.”

Onder de nieuwe vlag wil ze een verdrievoudiging van het bezoekersaantal naar 10.000 tot 15.000 per jaar. De exploitatie moet met dezelfde factor omhoog, maar, zegt ze erbij, “stap voor stap. Dit is geen omgeving om zaken te forceren.”

Misschien is het in de huidige tijd geen goed woord, zegt ze, “maar deze plek is eigenlijk een schuilplaats. Een oase voor de kunst, maar ook een omgeving waar rust heerst, waar mensen

Gordon Matta-Clarck (r) en Carol
Goodden bij het door hun opgerichte
kunstenaarsrestaurant FOOD in SoHo,
New York.

soms een hele dag in de tuin zitten te lezen. Het klinkt allemaal niet zo spannend, maar er zijn nog weinig plekken zoals deze, waar niets van je wordt verwacht. Het feit dat er mensen bestaan als Jo en Marlies Eijck die deze bijna spirituele plek willen overdragen aan de samenleving, en die kinderen hebben die dat idee steunen; beseffen we wel hoe bijzonder dat is?”

De eerste expositie in de nieuwe programmering is gewijd aan Gordon Matta-Clark (1943-1978), de Amerikaanse kunstenaar die in zijn korte leven een groot en veelzijdig oeuvre opbouwde dat volgens Bloksma nog steeds actueel is. “We hebben het vaak over ‘tussenruimtes’; hij kocht ze op. Wat nu hip and happening is, het nieuw leven blazen in vergeten stukken stad, deed hij door leegstaande gebouwen te veranderen in sculpturen. Zijn werk past ook goed in Wijlre, er komen nogal wat bomen in voor, zoals in Tree Dance en Tree 21. Daarnaast had hij een fascinatie voor geometrische vormen, net als Ad Dekkers, wiens werk permanent in de kasteeltuin te zien is.”

Mensen die met Matta-Clark hebben gewerkt, komen dit voorjaar naar Wijlre, zoals danseres Carol Goodden, met wie hij ooit het kunstenaarsrestaurant FOOD begon. Een reconstructie van FOOD is vanaf half maart te zien in het koetshuis van de buitenplaats; een keer per maand is er een diner met een lezing van een speciale gast.

Brigitte Bloksma (Amersfoort, 1980)

1998-2000 Journalistiek, Hogeschool Utrecht (niet voltooid)
2000-04 Universiteit Utrecht. Doctoraal Theater-, film- en televisiewetenschappen Master Kunstbeleid en management.
2004-08 Provincie Limburg. Beleidsadviseur cultuur
2007-08 Theater aan het Vrijthof Maastricht. Interim-manager festivals
2008-13 Marres Cultuurcentrum Maastricht. Programmadirecteur Marres Projects
2010-15 docent Maastricht University
2013-15 Jan van Eyck Maastricht. Hoofd Van Eyck Mirror
2013-15 Hogeschool Zuyd. Artistiek leider i-Arts
2015-heden Buitenplaats Kasteel Wylre. Directeur-bestuurder

Advies- en bestuursfuncties (2007-heden) bij o.a. gemeente Maastricht, debatcentrum Sphinx, Strouven Fonds, DutchCulture, DeBuren, Commissie Vlaanderen- Nederland, Prins Bernhard Cultuurfonds (landelijk).

Cut, Split & Eat. Gordon Matta-Clark (1943 – 1978) Van 11 maart t/m 2 juli in buitenplaats Kasteel Wijlre. kasteelwijlre.nl