Vorig jaar werkte Jurriaan Benschop nog als gastcurator in de Stadsgalerij in Heerlen. Inmiddels woont hij in Berlijn, waar hij schrijft aan een nieuw boek. Voor Zuiderlucht zette hij zijn ervaringen op een rijtje. “Europa is hier oud en getekend, maar niet vermoeid.”

Kijken naar het leven van anderen

Op een maandagavond in het najaar reed ik vanuit Heerlen over de snelweg richting Beek om van daaruit naar Berlijn te vertrekken. Het waren de dagen dat een makkelijk genaamd vliegtuig de Euregio nog met een van Europa’s metropolen verbond. Twee keer per dag van Maastricht-Aachen, zoals het vliegveld schizofreen maar internationaal wordt genoemd, naar Berlin-Schönefeld. Ondanks het lokkende vooruitzicht van een nieuwe standplaats stemde de rit naar Beek ook weemoedig. Het was een afscheidsrit, het land uit.
Ik had een half jaar gewerkt in museum De Stadsgalerij in Heerlen. Een periode waarin ik als ‘Hollander’, zo bleek, Limburg beter had leren kennen en contact had gelegd met kunstenaars in de regio, met stad en landschap. De plattegrond van het zuiden had kleur en reliëf gekregen. Waar vroeger het land ophield op de kaart, wandelde ik nu op een zondagmiddag nietsvermoedend België in. De bomen keken er niet van op, alleen de ijscovrouw sprak een andere taal. Achter een rij flats in de stad bleken ateliers te liggen waar kunstenaars aan een door toeval gestuurd schilderij of een verminkte collage werkten. En op een terras aan de Maas werd gepraat over de kansen voor jonge kunstenaars. Werd het niet tijd om te vertrekken, als je verder wilde? Of moest je juist hier iets uit de grond trekken, meestuwen in de regio?
Dit weerspannige zuiden van Limburg, waar het zo goed toeven was geweest, werd nu een verzameling lichte vlekken en punten in een verdonkerend landschap. Het vliegtuig steeg op, trok zich van weemoed of andere zwaartekracht niets aan en stak de neus naar het oosten. Weg zuiderlucht. Na een uurtje was ik in Berlijn. Een nieuwe stad, een nieuw begin.
Er zijn weinig steden met een zo verdeeld verleden als Berlijn. Met zo’n geschiedenis zou je denken dat Berlijn een treurige stad is, een lelijk oorlogskind. Deels is dat ook zo. Wie snel een stad moet herbouwen kan niet alles mooi en elegant maken. En een wandeling door de binnenstad levert meestal ook nog wel een gevel op waar kogelgaten in zitten. Toch is Berlijn ook een opgewekte en een gemoedelijke stad, wat je misschien niet direct verwacht van een metropool.
Kunstenaars uit alle hoeken van het continent zijn sinds de ommekeer hier naartoe gekomen. Zo is Berlijn met recht een Europese hoofdstad te noemen. Portugal, Spanje, België, Holland, Limburg, noem het maar op en je vindt het. En ieder brengt zijn vaderland mee, zijn culturele achtergrond en eigenaardigheden. De Portugese die klaagt dat het voedsel hier niet vers is, de Spanjaarden die ruzie maken over hun galerie. Tegelijk deelt ieder deze stad met elkaar en geeft elkaar de ruimte. Er is ’s avonds geen eigen land waarnaar je terugkeert.
Europa is hier oud en getekend, maar niet vermoeid. In tegendeel, de stad is in verandering en volop in beweging. Ondernemend ook. Hoeveel kunstenaars beginnen hier niet hun eigen ‘Produzentengalerie’ als ze niet door een bestaande galerie worden opgepikt. Vaak zijn het mensen die elkaar van de academie kennen, of uit een atelierpand. Ze besluiten om de handen ineen te slaan, een ruimte te huren en zelf hun werk te verkopen, of iemand daarvoor aan te stellen. Anderen bouwen een kamer van hun woning om tot ’Projektraum’ waar in het weekend publiek langs kan komen en dat gebeurt dan ook. Hier wacht je niet tot de telefoon gaat, maar pakt zelf de hoorn op. Die mentaliteit maakt de stad levendig en monter. Het ruime aanbod zorgt er bovendien voor dat de aandacht verdeeld is. Niet iedereen kijkt steeds naar hetzelfde.
Ik woon nu in een wijk die vroeger achter de Muur lag, waar zich een leven afspeelde dat voor ons in het westen ‘geheim’ was. Daar in de DDR, daar woonden de anderen, de communisten, daar was kunst een voertuig voor propaganda, en niet vrij, zoals bij ons. Zo herinner ik me Berlijn van een schoolreisje vanuit Nederland. Een stop op de Potsdamer Platz die toen nog een vlakte was. Daar kon je, tien of vijftien treden op, een houten plateau bestijgen en dan over de muur kijken naar het oosten, zwaaien naar de anderen, die niet zo’n kijkpost hadden.
Het is merkwaardig hoe de Muur nog bestaat nu hij er niet meer is. Bezoekers van de stad zoeken hem nog dagelijks, waar liep hij precies? Zijn we nu in oost of west? Bijna teleurgesteld als hij niet meer te vinden is. Alleen een dubbele rij stenen op de grond of bordjes met de aanduiding ‘Mauerweg’ markeren nog waar de grens liep, het is nu een voetpad aan het worden. Goddank is het ding zelf verdwenen, afgebikt en opgeruimd. Bij genoeg mensen loopt hij toch nog door het hoofd, door hun geschiedenis, door hun familie.
Een film die daar iets van doet oplichten is Das Leben der Anderen. Ik zag de film een jaar geleden, ook in Berlijn. Toen ik de bioscoop uitkwam, was er iets veranderd in de stad. Het was alsof er een sluier was weggenomen, alsof ik nu iets wist over de mensen op straat. De film greep om zich heen, ook de weken erna, nog steeds eigenlijk. In de Stadtbahn bijvoorbeeld, waar het zo muisstil kan zijn dat het gaat opvallen. Tijdens de spits, als het treinstel helemaal vol is, dan gaat het klinken, dat zwijgen. Wat denken al die mensen, vraag ik me af. Wat zit er in die geheime kamers achter die geplooide gezichten? Wie bekeek wie destijds en hoe gaan ze daar vandaag mee om? Maar misschien zie ik spoken, want het is ook gewoon algemeen Duits gebruik om je een beetje koest te houden in het openbaar.
De film werkt ook als een spiegel. Ik zie terug in wat voor clichébeelden ik heb gedacht over de DDR en de mensen die daar woonden. De anderen, die altijd in een paar zinnen samengevat lijken te kunnen worden, vooral als ze ver weg zijn, over de grens. Duitsers, communisten, Stasi’s.
Limburgers, Belgen, Hollanders.
In dit geval was er een kunstwerk voor nodig, een film, om uit zo’n clichébeeld te stappen. Dankzij fictie kon ik iets van de werkelijkheid zien zoals die zich destijds achter de Muur had afgespeeld.
Kijken naar het leven van anderen. Sinds ik in Berlijn ben, doe ik weinig anders. Wat een merkwaardig bestaan moet het geweest zijn, als je dat in opdracht van de staat deed om te zien of die anderen zich wel gedroegen. Fascinerend ook, om zo dicht bij andere levens te zijn. Op zolder met een koptelefoon, luisterend naar wat er twee verdiepingen lager werd gezegd. Maar in de film werd er dan ook een interessant leven afgeluisterd, van mensen die iets wilden, die destijds het kunst- en theaterleven in Oost-Berlijn bezielden, het vrije woord zochten en daarmee een grens overschreden. In de meeste gevallen zal het behoorlijk saai zijn geweest, om op te tekenen wat mensen ’s avonds achter de gordijnen tegen elkaar zeiden. Dan kun je beter een boek lezen, of naar de film gaan, waarin de werkelijkheid is verdicht.
Het doet ook denken aan die andere filmklassieker, Der Himmel über Berlin, uit de jaren tachtig. Daar zijn het geen informanten, maar engelen die het leven van anderen bekijken en in kaart brengen. Zij kunnen gedachten lezen, gevoelens peilen, meekijken over de schouder van de mensen die in Berlijn leven. Ze kunnen zelfs over muren vliegen, wat een vrijheid, maar het zijn dan ook engelen, gezanten van het goede, en die mogen dat. Ze kijken belangeloos naar het leven van anderen.
De plattegrond van Berlijn begint langzaam kleur te krijgen. Ik woon hier tussen mensen die op zeker moment collectief in een andere werkelijkheid zijn wakker geworden. Alleen dat stemt al nederig, zoveel dubbele geschiedenis om je heen. Het spreekt ook tot de verbeelding, maakt nieuwsgierig naar de verhalen van anderen die een film zouden kunnen zijn. In een parkje spreek ik een man die Berlijn nog nooit is uitgeweest. Hij kent de stad als zijn broekzak, woonde zowel in het oosten als het westen. Je had een tweede hart, zegt hij, wijzend naar zijn borst en doelend op de periode dat Berlijn verdeeld was en hij achter de Muur woonde. Een extra zintuig. Altijd peilend in welke realiteit je verkeerde.

Jurriaan Benschop stelde in 2004 de bundel Atelier Berlijn samen, met teksten van onder meer Adriaan van Dis en F. Springer. Vorig jaar verscheen van zijn hand de essaybundel ‘De berg van Cézanne. Kijken naar kunst’.

Mauerpark, achter de Max-Schmelinghalle in voormalig Oost-Berlijn, is bij mooi weer een geliefde ontspannings- en ontmoetingsplek. Hier liep vroeger de Muur. foto Jurriaan Benschop

Poster van de Oscarwinnenden film ‘Das Leben der Anderen’ over het leven in de DDR.