De zaalvullende installatie van Juul Sadée in het Van Abbemuseum in Eindhoven verenigt haakwerk, designstoeltjes en boomstammen. Voor wie het wil zien, hangt alles met alles samen. Sadée biedt veel, maar vraagt ook veel van de toeschouwer.

door Duncan Liefferink

“Ik zie mijn werk vaak als een niet-lineair boek”, zegt ze. Dat is treffend uitgedrukt. De omvangrijke installaties van de Maastrichtse kunstenares Juul Sadée bestaan uit vele hoofdstukken, vol van thema’s, neventhema’s en zijsprongen, maar ze liggen niet op volgorde. De toeschouwer kan het boek op elke willekeurige plek openen en beginnen met bladeren. Als Sadées werk niet zo handgemaakt was, zou je ook de vergelijking met het internet kunnen trekken.
In de Your-space ruimte onderin de nieuwbouw van het Van Abbemuseum in Eindhoven is vanaf medio november Sadées grote installatie The gardener’s last song, 2 x 15 minutes te zien. De kern van het werk is een soort tuintje van gehaakte structuren waarin hier en daar bladeren zijn te herkennen en van het plafond afhangende lianen. De tuin is enerzijds afgeleid van de etymologie van Eindhoven: ende hova, ofwel ‘de laatste tuin’ of ‘Hof van Eden’, het paradijs. Dat is misschien wel een beetje ironisch bedoeld. Anderzijds sluit de tuin aan bij de thematiek van Juul Sadée (Heerlen, 1958): “Veel van mijn werk gaat over het wonen, de plek die we voor onszelf inrichten. Ik zie het huis en de tuin als een model van hoe wij leven.”
Met de verschillende warme kleuren groen maakt het tuintje in het midden van de zaal een plezierige, besloten indruk. Inderdaad, hier zou je wel een tijdje willen blijven. Maar er zijn een paar vervreemdende elementen. Een videoprojectie toont extreme close-ups van vogels. Op monitoren fluisteren hoofden aan één stuk door simpele, maar existentiële vragen: ‘whoever?’, ‘whatever?’, ‘whatabout?’ Je kunt nu wel een genoeglijke binnenruimte hebben gemaakt, lijken Sadée te willen zeggen, maar dat ontslaat je niet van de verplichting je af te vragen waar je je bevindt, hoe je je verhoudt tot de buitenwereld.
Die vraag zit ook verborgen in de stoeltjes die door het werk verspreid staan. “Als mensen daarop gaan zitten”, zegt Sadée, “worden ze deel van het werk. Ook de bezoekers nemen voortdurend, bewust of onbewust, de beslissing of ze naar binnen willen gaan of buiten willen blijven. Die stoelen trouwens”, vervolgt ze, “zijn designstoelen. Ik combineer ze met lampjes van IKEA, massaproductie. En met haakwerk. Maar ergens in de installatie zit ook een uniek kunstwerk, een albasten sculptuurtje, verstopt. We omringen ons met de meest uiteenlopende dingen, van ‘high’ tot ‘low’. Dat weerspiegelt hoe we zelf zijn. Wat je bent is een samenstel.” De stoelen zijn een klein voorbeeld van hoe alles in het werk van Sadée, afhankelijk van hoe je ernaar kijkt, met elkaar samenhangt. Blader in het non-lineaire boek dat Sadée ons voorschotelt en je kunt telkens andere verbanden leggen. Dat bladeren kan overigens ook letterlijk, want bij de tentoonstelling verschijnt een kunstenaarsboek dat opnieuw een wereld van mogelijkheden opent.
De buitenwereld wordt in The gardener’s last song onder meer voorgesteld door een aantal indrukwekkende boomstammen. “Die staan niet zozeer voor de natuur”, zegt Sadée. “Ze hebben geen takken en geen bladeren. Het zijn vooral bakens in de ruimte.” En misschien, denkt de bezoeker al voort associërend, staan ze ook wel voor de inmiddels danig leeggegeten boom der kennis uit het paradijs. Eindhoven is immers ook de stad van wetenschap en grensverleggende techniek.
Het gebruik van stammetjes komt binnen het oeuvre van Juul Sadée niet uit de lucht vallen. Ze werkt graag met hout, staal en andere ‘neutrale’, elementaire materialen. Daarin ligt een zekere overeenkomst met een ver familielid, Philip Sadée (1837-1904), schilder van de Haagse School en bekend om zijn verstilde strandgezichten met boten en vissersvrouwen: “Van hem wordt gezegd dat hij het liefste in de vroege ochtend en in de herfst schilderde. Het ging hem om het neutrale licht. De achterliggende thematiek moest het verhaal, het toevallige, overstijgen. Iets dergelijks zoek ik ook.” Vroeger werkte ze veel met transparant polyester, bij uitstek een neutraal materiaal, maar daar is ze om gezondheidsredenen mee opgehouden.
Het mooie, maar ook het gevaarlijke van het werk van Sadée is dat het over heel veel tegelijk gaat. Zonder de nodige aandacht en openheid verandert haar Hof van Eden maar al te snel in een doolhof. De ondertitel van The gardener’s last song luidt 2 x 15 minutes – een kwartier om de beelden en geluiden op je te laten inwerken en een kwartier voor de verdieping, aldus Sadée. Die tijd heb je ook nodig. Het begeleidende programma biedt bovendien workshops, lezingen en verschillende gelegenheden om de kunstenaar zelf te ontmoeten. Geheid dat ze komt met allerlei details die je zelf nog niet eens gezien had.
Juul Sadée, ‘The gardener’s last song, 2 x 15 minutes’. Van 14/11 t/m 19/12 in Van Abbemuseum Eindhoven. www.vanabbemuseum.nl.
Juul Sadée in haar installatie. foto Perry Schrijvers