Pauselijke propaganda leerde ons dat Karel de Grote (742-814) in 800 door de paus naar Rome werd ontboden om tot keizer te worden gekroond. 1200 jaar na zijn dood lijkt het erop dat het initiatief bij Karel zelf lag. De kroning op kerstavond was een deal waar ze allebei beter van werden. Ook in de Middeleeuwen had je win-winsituaties.
Weinig historische data zijn zo bekend als Kerstmis van het jaar 800, de dag dat Karel de Grote door paus Leo III in de Sint Pieter in Rome tot keizer gekroond werd. In 768 was Karel zijn vader Pepijn als koning der Franken opgevolgd en in de dertig jaar daarna onderwierp hij grote delen van Duitsland, werd hij koning van Italië, versloeg hij de levensgevaarlijke Avaren in de Hongaarse laagvlakte en lukte het hem zelfs een klein stuk van Spanje op de Arabieren terug te veroveren. En in al deze gebieden verspreidde hij het christelijk geloof door bisdommen op te richten, kloosters te stichten en scholen te vestigen.
Het lag dus voor de hand dat de paus hem daarvoor besloot te belonen door hem de keizerskroon aan te bieden. In de pauselijke kronieken staat beschreven hoe Karel op die kerstdag neerknielde in gebed voor het graf van de apostel Petrus waarna de paus hem de kroon opzette en het Romeinse volk hem toejuichte. Een triomf voor de koning misschien, maar nog veel meer een triomf voor de paus die zich hier voor het eerst toonde als de onomstreden leider van de Westerse christenheid. Aan de paus kwam het toe keizers te zalven en te kronen.
Zo is het verhaal altijd verteld, maar een paar dingen kloppen niet helemaal. Er zijn ook Frankische kronieken overgeleverd waarin de kroningsplechtigheid beschreven wordt en daarin staat een detail dat in de pauselijke bronnen gek genoeg niet wordt vermeld. Dat is dat na de kroning de rollen lijken omgedraaid en de paus zich neerwierp voor de nieuwe keizer om diens voeten te kussen en hem te vereren.
Dertig jaar later vertelt de vertrouweling en biograaf van Karel de Grote, Einhard, dat Karel die kerstdag nooit naar de Sint Pieter zou zijn gegaan als hij geweten had wat hem daar zou overkomen. Het zijn dus alleen de pauselijke bronnen die benadrukken dat de kroning een initiatief van de paus was en dat alleen de paus een dergelijk initiatief kon nemen.
Nu zijn er altijd wel vermoedens geweest dat hier pauselijke propaganda in het spel was, maar een paar jaar geleden heeft de Duitse historicus Johannes Fried een radicaal nieuwe interpretatie van de keizerkroning voorgesteld, die hij nu ook heeft opgenomen in zijn nieuwe biografie van Karel de Grote. Volgens Fried hadden Karel en zijn raadgevers zelf bedacht dat een vorst die zoveel volkeren aan zich had onderworpen de gelijke was van legendarische keizers als Augustus en Constantijn, en dus recht had op een keizerlijke titel. Karel zou de paus alleen hebben ingehuurd om er een feestelijker tintje aan te geven.
Misschien is Fried wat al te radicaal, maar er zijn in recent onderzoek voldoende aanknopingspunten te vinden die erop wijzen dat we de pauselijke versie van het verhaal met meer argwaan moeten bekijken. In de eerste plaats wordt het in deze bronnen zo voorgesteld alsof de paus de enige hoeder was van de erfenis van het klassieke en christelijke Rome en dus ook van het keizerschap. Dat is niet zo. Voor de nieuwe Germaanse vorsten van Europa waren de Romeinse keizers het rolmodel bij uitstek, daar hadden ze de paus niet voor nodig. De eerste Frankische koning Clovis (481-511), voorganger van Karel de Grote, werd na zijn bekering tot het katholieke christendom toegejuicht als de ‘nieuwe Constantijn’ en begon zich ook als zodanig te gedragen: net als Constantijn vestigde hij een nieuwe hoofdstad, in Parijs, en bouwde, net als Constantijn, een basiliek van de H. Apostelen. In 511 presideerde hij in Orléans over een concilie van de Gallische bisschoppen. Ook hier was Constantijn het grote voorbeeld; die had in 325 voor het eerst alle bisschoppen bij elkaar geroepen voor een concilie in Nicea. Alles wijst erop dat hij zijn rol in de kerk op dezelfde wijze opvatte als de eerste christelijke keizer. Met de paus heeft Clovis nooit contact gehad.
Lang voordat hij in Rome werd gekroond, toonde Karel de Grote keizerlijke allures. In de achtste eeuw woedde er een vinnige strijd onder christenen in Oost en West of beelden en iconen vereerd mochten worden. De Oost-Romeinse keizer Leo III had in 726 de beeldenverering verboden, maar in 787 werd die weer toegestaan op het tweede concilie van Nicea, bijeengeroepen door keizerin Irene (780-802). Toen dit besluit het Frankische hof bereikte, stelden de theologische adviseurs van koning Karel onmiddellijk een memorandum op waarin zij aantoonden dat de Grieken met dit besluit in ketterij waren vervallen. Beelden dienden ter instructie van de gelovigen, niet ter verering, zo luidde de rechtzinnige Latijnse traditie. Het memorandum werd aan koning Karel voorgelegd en die was het er van harte mee eens: hij schreef in de kantlijn: ‘Goed zo!’ (probe) en even verderop: ‘Juist!’(recte).
Daar liet hij het niet bij. In 794 riep Karel al zijn bisschoppen bij elkaar in Frankfurt waar in een officieel decreet werd vastgelegd dat beeldenverering volkomen verworpen en verafschuwd moest worden. Dat de paus de besluiten van Nicea had ondertekend, kwam niet eens ter sprake. Een paar jaar later maakte Karel in een brief aan paus Leo III nog eens duidelijk dat hij het als de taak van de koning zag om niet alleen de kerk naar buiten toe met wapens te verdedigen tegen de heidenen, maar ook haar naar binnen toe te versterken door belijdenis van het rechtzinnige, katholieke geloof. Karel zag de rol van de paus in de kerk als die van Mozes in de strijd tegen Amalek, als de grote bidder en voorspreker bij God die de koning bijstond om op beide fronten te overwinnen. De Byzantijnse keizer zou het niet fraaier verwoord kunnen hebben.
Het lijkt er dus op dat Karel en zijn raadslieden al lang met de gedachte speelden dat het succes van de afgelopen jaren met een herstel van het keizerschap bekroond moest worden.
Maar hoe?
In 799 kwam paus Leo III in grote moeilijkheden en moest Rome ontvluchten. Zijn vlucht voerde hem naar Duitsland, waar hij in Paderborn een ontmoeting had met Karel. Wat die moeilijkheden precies waren, is omstreden, maar hoogstwaarschijnlijk was Leo door zijn vijanden afgezet. Hij kwam dus niet als paus naar Paderborn, maar als smekeling. Leo III had Karel nodig om hem te helpen de pauselijke troon weer te kunnen bestijgen.
Volgens Johannes Fried heeft Karel de gelegenheid aangegrepen om zijn lang gekoesterde wens in vervulling te doen gaan. Hij beloofde de afgezette paus weer op de troon te zetten en diens vijanden te straffen, in ruil waarvoor de paus hem moest kronen tot keizer. Hetgeen aan jaar later ook gebeurde. In deze lezing is Karel de initiatiefnemer en de paus de uitvoerder. Bovendien is het keizerschap niet van de paus afhankelijk. Het zal nooit helemaal duidelijk worden of Fried de juiste lezing van de feiten weergeeft. Maar als wij ons voor ogen houden dat in 813 Karel zelf zijn zoon Lodewijk tot keizer kroonde in de paleiskapel (nu Dom) van Aken, lijkt het er toch op dat Karel het keizerschap niet als een geschenk van de paus beschouwde, maar als een titel die hij verdiend had en waarover hij naar eigen goeddunken zelf kon beschikken.
Anderzijds: zelfs als het zo is dat Karel zijn keizerschap niet aan de paus te danken had, was hij in veel andere opzichten helemaal van de paus afhankelijk. Toen Karel in 768 de troon besteeg, was het met de kerk in zijn rijk slecht gesteld. Ze was slecht georganiseerd, liturgische voorschriften werden met de voeten getreden, en in grote delen van het rijk was de feitelijke godsdienst een soort mengsel van animisme en christendom. Zoiets kon een christelijk vorst niet dulden, dan zou hij zijn plicht verzaken. Er was maar één plaats in West-Europa waar men wist hoe het wél moest, en dat was Rome. Daar lagen in de bibliotheken de kerkrechtelijke en liturgische boeken waarin stond hoe een echt christen diende te leven en te bidden. Door deze boeken te verspreiden over het hele rijk ontstond voor het eerst in het Westen onder alle christenen van hoog tot laag een levende band met de kerk van Rome, met haar heiligen en martelaren, ja zelfs met de geografie van de stad, de namen van de grote basilieken en de ligging van de vele kerken ten opzichte van elkaar. Zelfs wie nooit in Rome geweest was, of er nooit zou kunnen komen, had toch een beeld van de stad, van haar heiligdommen en ook van haar bisschop.
Meer dan welke strategie van pausen ook heeft de romanisering van de liturgie door Karel de Grote ertoe bijgedragen dat de glorie van Rome door de hele Westerse wereld erkend en bezongen werd, dat Rome erkend werd als het middelpunt van de kerk en de paus als het hoofd van de christenheid, lang voordat de pausen zelf actief die rol op zich begonnen te nemen.
Peter Raedts is emeritus-hoogleraar Middeleeuwse geschiedenis en auteur van het boek De ontdekking van de Middeleeuwen. Geschiedenis van een illusie (2011).
Karl der Grosse. Macht Kunst Schätze. Van 19 juni t/m 21 september in Rathaus, Centre Charlemagne en de Akense Dom. www.karldergrosse2014.de
Johannes Fried, Karl der Grosse. G.H. Beck Verlag München, 2013. 29,95 euro.