Het kartuizerklooster in Roermond stond rond 1500 bekend om zijn omvangrijke bibliotheek. Later kwam er een seminarie, daarna een rechtbank. Het bekendst werd het klooster door de martelaren van Roermond uit 1572. “Na zijn afgesneden edele delen met de grootste schaamteloosheid in de mond te hebben gestopt, riepen zij de vrouwen uit de buurt bijeen en zeiden: ‘Kennen jullie deze monnik’?”
De Champions League van het kloosterleven
“Ik leef letterlijk tussen de handschriften”, zegt Rob Dückers. Het klopt. Op een boogscheut van het kartuizerklooster in Roermond bewoont Dückers een appartement dat een moderne variant zou kunnen zijn van een kartuizercel. De muren zijn behangen met bladen uit oude handschriften, zoals een antifonale (een gezangboek voor monniken), een zakbijbel uit 1250, twee middeleeuwse getijdenboeken. Naast de portable tv hangt een wandplaat van J.H. Isings, de tekenaar die begin vorige eeuw de hoogtepunten der vaderlandse geschiedenis van geromantiseerde illustraties voorzag.
Aan de wandplaat in huize Dückers kleeft een anekdote. Isings meende een groep middeleeuwse kartuizers getekend te hebben die bezig waren met het naschrijven van oude boeken. Dückers: “Als protestant had hij er kennelijk geen weet van dat kartuizers in hun cel werkten, alleen dus, in zwijgende afzondering.” Na kritiek uit katholieke hoek paste hij de tekening aan: het werd een impressie van een Dominicanenklooster in Utrecht.
Rob Dückers werd in 1972 in hartje Roermond geboren, maar had lange tijd geen weet van wat zich in het Kartuizerklooster had afgespeeld. Op de vlakbij het klooster gelegen basisschool Het Munster had niemand het er ooit over gehad. “En als kind had ik er weinig te zoeken. Na het seminarie en de rechtbank was begin jaren negentig, toen ik er het eerst kwam, het bisdom erin getrokken.” Dat hij toen kunstgeschiedenis studeerde, had dus niets met ‘de kartuis’ van doen. Hoewel, met een omweg ook weer wel. Als jochie van acht kreeg hij een met illustraties verlucht middeleeuws handschrift onder ogen. “Het was een van de key moments uit mijn leven.”
Niet alleen de handschriften aan de muren in zijn woonkamer getuigen van die fascinatie. Op een tussenwandje bij de keuken staat een fragment van het traktaat Corpus Iuris Civilus (over wereldlijk recht) uit 1340, gekopieerd uit het gemeentearchief. Dat vond hij toch sympathieker dan zo’n formica wandje.
Dückers is aan het promoveren op de boekverluchting in Roermondse manuscripten, maar geldt ook ver daarbuiten als expert. In 2005 was hij conservator van de alom geroemde expositie over de handschriften van de gebroeders Van Limburg in Nijmegen. Dezelfde functie heeft hij op dit moment bij de tentoonstelling Het geheim van de stilte in Roermond over de kartuizers in Nederland, en dit najaar bij de expositie over Katharina van Kleef in Nijmegen.
Dat de Roermondse kartuis ooit een van de omvangrijkste middeleeuwse bibliotheken van Nederland herbergde, ontdekte Dückers in een ABCdarium dat hij op de kop tikte bij De Slegte. Rond 1500, amper een eeuw nadat de kartuizers zich in Roermond hadden gevestigd, omvatte die bibliotheek zo’n 200 handschriften. De meeste waren ter plekke ‘afgeschreven’, handmatig gekopieerd dus; de boekdrukkunst moest nog worden uitgevonden. Het klooster heeft echter geen rijke erfenis achtergelaten, de meeste boeken zijn spoorloos verdwenen.
Mogelijk zijn ze in vlammen opgegaan tijdens de stadsbranden van 1554 en 1665, waar het klooster zwaar van te lijden had. Of van de belegering in 1572, toen Willem van Oranje met 24.000 huurlingen voorbij kwam om Roermond te bevrijden van het Spaanse juk. Op ruim 8000 inwoners telde de stad in die tijd maar liefst twaalf kloosters; daar lonkte een mooie buit voor traditioneel onderbetaalde huurlingen. Ze namen de stad in, brandschatten de kloosters en vermoordden tientallen kloosterlingen, onder wie twaalf kartuizers. Van de slachtpartij in de kartuis bestaat een in opdracht van de Roermondse bisschop in het latijn opgetekend verslag van de kartuizer Arnold Havens. In 1648 kwam de Nederlandse vertaling op de markt van het politiek gekleurd geschrift: in de ogen van de kartuizers, die aan de kant stonden van de streng-katholieke koning Filips II van Spanje, was Willem van Oranje een verderfelijke protestant.
Het dit jaar verschenen boek De martelaren van Roermond van B. Hartmann bevat een reconstructie van de hoofdroute van de moordenaars door de kartuis, een bronnenonderzoek en een biografie van Arnold Havens (“een zorgvuldig historicus en onderlegd theoloog”), waarna diens tien hoofdstukken tellende ooggetuigenverslag integraal wordt afgedrukt. Het zij gezegd dat Havens gezegend was met enig oog voor detail. Bij de dood van broeder Stefanus, die als eerste door de huurlingen werd gelyncht, noteert hij: “Ze brachten hem zeer zware verwondingen toe en bij een put (…) wierpen ze hem op de grond, sneden hem open zoals men dat bij een varken doet, zij castreerden hem en sneden hem de ingewanden uit. (…) Na hun razernij te hebben bekoeld op de ingewanden van de dode en zijn afgesneden edele delen ten slotte met de grootste schaamteloosheid in de mond te hebben gestopt (dit zij met verlof gezegd tot de lezers met kuise ogen en oren) riepen zij voor dit leuk en aardig schouwspel de vrouwen uit de hele buurt bijeen en zeiden: ‘Kennen jullie deze monnik’?”
Een historisch verantwoorde reconstructie of ongegeneerde oorlogspropaganda? Feit is dat in de navolgende decennia op initiatief van katholieke opdrachtgevers, onder wie Filips II zelf, tientallen niet mis te verstane schilderijen en gravures van de moordpartij in omloop zijn gebracht. Als kind zag Rob Dückers zo’n mansgroot schilderij van een onbekende meester in het Stedelijk Museum van Roermond waarin het bloed van de aan het hoofd gewonde pater Severus van Koblenz als uit een fontein meters hoog tegen de muur spatte. De arme man moet een buitengewoon hoge bloeddruk hebben gehad, grapt Dückers dan als hij mensen rondleidt door de expositie Het geheim van de stilte.
Dood waren ze zeker, de Roermondse kloosterlingen van de kartuis van Onze Lieve Vrouw van Bethlehem, maar over hun status van martelaren bestaat enige twijfel. Ooggetuige Arnold Havens noemt zijn vermoorde broeders martelaren en zoekt daarvoor ondersteuning in de geschriften van de middeleeuwse theoloog Thomas van Aquino. Ook Hartmann neigt in zijn boek naar martelaarschap, maar de Nijmeegse theoloog Peter Nissen heeft zijn bedenkingen. “De kartuizers zijn niet primair gestorven omwille van hun geloof, maar uit roofzucht en razernij”. Nissen gaat ervan uit dat de huurlingen hun razernij bekoelden op de monniken nadat ze niet de buit aantroffen die ze verwachtten. De niet-religieuze interpretatie wordt geschraagd door het feit dat Willem van Oranje zich pas in 1574 tot het Calvinisme bekende. Tijdens de inname van Roermond stond hij officieel nog te boek als katholiek.
De veronderstelling dat er in de kartuis grote rijkdommen waren te vinden, was niet zo gek. De kartuizers leiden een zwaar leven in soberheid en afzondering, “het is de Champions League van het kloosterleven”, zei tv-journalist Leo Feijen bij de opening van de expositie Het geheim van de stilte. Tegelijkertijd beschikte in elk geval het Roermondse klooster door schenkingen en nalatenschappen over tal van bezittingen. In de catalogus bij de expositie spreekt Peter Nissen over tal van hoeven, landerijen, molens en andere over Limburg verspreide onroerende goederen, tot en met de (verpachte) visrechten op Maas en Roer. De Roermondse burgerij had veel kritiek op de kartuis, niet zozeer vanwege die rijkdom, maar omdat ze vrijwel geen belasting hoefde te betalen. Het werk van de kloosterlingen, goedkope arbeidskrachten, werd als oneerlijke concurrentie beschouwd. In 1525 bestormden de stedelingen de kloosterpoorten om gelijkstelling in accijnzen af te dwingen.
In 1783 werd de weinig maatschappelijke opstelling van de kartuizers afgestraft door de Habsburgse keizer Jozef II, die de baas was in de Oostenrijkse Nederlanden, waar Roermond toen toe behoorde. Peter Nissen: “Hij wilde de kerk moderniseren door haar meer dienstbaar te maken aan de samenleving. In dit streven was geen plaats voor kloosters die vaak wel rijk waren, maar geen zichtbaar nut voor de samenleving hadden.”
Zo werden de Roermondse kartuizers bedankt voor de moeite. Drie jaar later namen de zusters norbertinessen van Sint-Gerlach hun intrek in de voormalige kartuis, in 1841 kwam het klooster in handen van bisschop Lindanus die er zijn grootseminarie huisvestte. Die bestemming hield het gebouw tot 1968, toen de kerkelijke modernisering door het Tweede Vaticaanse Concilie hun beslag kregen en de traditionele priesteropleiding dicht ging. Enkele jaren later zou bisschop Johannes Gijsen die vernieuwingsdrang in de kiem smoren door het seminarie in ere te herstellen. Dat gebeurde in het Zuid-Limburgse Rolduc, maar dat is weer een heel ander verhaal.
Dit is de eerste aflevering van een 15-delige reeks over plekken die bijzondere herinneringen oproepen.
‘Het geheim van de stilte. Over het kartuizerleven in Nederland.’ T/m 21 juni in de Caroluskapel en de kloostergang van het voormalig kartuizerklooster Sint Bethlehem in Roermond. www.karthuizers.nl