Ouderwetse publiekstrouw verdwijnt, de bezoekersaantallen dalen. Intussen bezuinigt de overheid op subsidie en gaat de btw op kaartjes omhoog. Hoogste tijd voor de theaters om zich te bezinnen op hun toekomst. “Het is eenvoudig om abonnementenpubliek te trekken met comedy en grote namen uit de rock. Maar we halen liever verschillende soorten publiek binnen.”
Vergelijk de oude Maaspoort in Venlo met het theater na de verbouwing: een wat naar binnen gekeerde cultuurtempel verandert in een gebouw met veel glas dat de mensen naar binnen wil zuigen. Zo zal het ook echt moeten gaan, legt directeur Leon Thomassen uit, want de theaterbezoeker is kritischer geworden en neemt zijn beslissing later. Trouw als die er nog is, moet verdiend worden.
De Maaspoort had in 2010-2011 een dramatisch seizoen: negentien procent minder toeschouwers. Thomassen: “Het had te maken met de verbouwing, maar er zat ook iets structureel mis. Vergelijkend met andere theaters zagen we dat we in Venlo te weinig echte publiekstrekkers programmeerden. Aan cabaret deden we bijvoorbeeld echt te weinig.”
Voorganger Marcel ’t Sas moest van de raad van toezicht weg, omdat hij de drempel te hoog zou houden. Thomassen, tot dan de financiële man van De Maaspoort, nam zijn plaats in. Die achtergrond is terug te horen in zijn woordgebruik. Als een slager die zijn vlees in de aanbieding doet, schroomt hij niet om sommige voorstellingen te betitelen als “kassaknallers”. Als het Thomassen al op kritiek komt te staan, dan bereikt die hem niet. Hij zou het ook onterecht vinden. “De Maaspoort heeft nu een iets betere balans tussen commerciële en moeilijkere voorstellingen. Alles komt hier verder nog aan bod, ook moderne dans, klassiek en opera.”
Bovenal wordt het aanbod een stuk mínder. Voor het lopende seizoen 2011-2012 staat een kwart minder voorstellingen gepland. Thomassen: “Toch hebben we tot nu toe maar drie procent minder bezoekers. Dat betekent dat de bezetting per voorstelling flink is gestegen. In vergelijking met de rest van het land doe je het dan goed.” Thomassen gelooft dat de weg naar boven gevonden gaat worden, al zal dat ook afhangen van de duur van de economische crisis. Intussen moet er ook omzet komen uit nevenactiviteiten: de verbouwing, die voorjaar 2012 afgerond moet zijn, bezorgt De Maaspoort behalve een middenzaal ook een grand café en een terras. “We willen ook meer feesten, bedrijfsactiviteiten en congressen binnenhalen.”
Het piept en het kraakt bij de Nederlandse schouwburgen en theaters. Mede door de btw-verhoging (van zes naar negentien procent) werd aan het begin van dit seizoen nationaal een teruggang in de kaartverkoop met zo’n 15 procent gesignaleerd. Het Theater aan het Vrijthof in Maastricht programmeert weliswaar per theaterseizoen, de financiële rapportages aan de gemeente gaan per kalenderjaar. Voor 2011 rekent zakelijk directeur Jos Spauwen op een teruggang van zo’n vijf procent. In de twee jaar daarvoor trok de schouwburg al tien procent toeschouwers minder (in 2010 111.881 betalende bezoekers inclusief LSO en Toneelstadfestival) Spauwen heeft meer zorgen: “Je kunt er donder op zeggen dat grote producties om bezuinigingen af te wentelen nu hogere uitkoopsommen gaan vragen. Daar bovenop komen de bezuinigingsopdrachten vanuit de gemeente. Tot 2018 moeten we zo’n tien procent inleveren.”
Terwijl dat jaar nu net in het teken zou moeten staan van Maastricht Culturele Hoofdstad van Europa. Spauwen: “Zo’n doel vraagt juist om nauwe samenwerking met instellingen en gezelschappen, en het steeds uitpakken met aansprekende festivals. Dat kost moeite omdat ook bij die partners flink het mes moet in de uitgaven. De eerste neiging is dan al gauw om te gaan navelstaren, je terugtrekken op je eigen bastion. Dat willen we niet.” Ook het Toneelstad Festival dat afgelopen voorjaar ondanks het rijkelijk strooien met vrijkaarten weinig publiek trok, houdt het vertrouwen van de directie.
Het Theater aan het Vrijthof profileert zich graag als A-theater, een podium met een artistiek smoel. Het populaire werk, zoals de grote musicals, laat het steeds meer over aan Heerlen, dat ook beter geëquipeerd is voor dat soort grotere producties. Zakelijk directeur Spauwen vindt dat niet erg: “De uitkoopsommen zijn hoog bij musicals en ze zitten niet meer gegarandeerd vol, zoals zeven, acht jaar geleden. De grote hype is voorbij.”
Ondanks het teruglopend bezoekersaantal blijft het Theater aan het Vrijthof streven naar een 60-40-verhouding tussen artistieke en meer commerciële producties. Algemeen directeur Hugo Haeghens, die op die positie vorig jaar Jacques Giesen afloste: “Dat kan 62-38 of 58-42 worden, maar veel zullen we daar niet van afwijken.”
Komend uit het kleine Maasmechelen, waar het soms duwen en trekken was, koestert Haeghens het potentieel van een stad als Maastricht. “De stad kent een echt theaterpubliek.” De Belg gelooft wel dat er nog meer mogelijk moet zijn. “Door consequent vast te houden aan programmalijnen en in niches te springen, kun je op andere manieren trouw aan het huis creëren die vroeger vanzelfsprekender was door abonnementenverkoop en vroege losse verkoop. Als het publiek vertrouwen krijgt in de artistieke visie van een theater, dan betaalt zich dat uit. Kijk hoe vol het in Maastricht zit bij stukken van Toneelgroep Amsterdam en het Nationaal Toneel, of bij moderne dans. Het vergt een investering van misschien wel tien jaar, maar het loont.”
Haeghens wil ook kleinschaliger zulk vertrouwen opbouwen. “Een podium als AINSI, bij de ENCI-fabriek, biedt daar mooie mogelijkheden voor. Ik wil daar vanaf volgend jaar jazz en performance van internationaal niveau programmeren. Voor een kamermuziekserie gaan we de Sint-Janskerk gebruiken. In Maasmechelen lukte het na een periode van opbouw ook om daarmee grote namen en toeschouwers te trekken.”
Veertig kilometers oostwaarts toonde Parkstad Limburg Theaters de afgelopen jaren grote ambitie. In 2007 trokken de podia in Heerlen en Kerkrade 181.671 bezoekers. Vorig jaar waren dat er 220.652. Van een terugloop, zoals elders, is nog steeds geen sprake, wel van een verminderde groei. “Reden voor waakzaamheid”, zegt directeur Bas Schoonderwoerd. Dat er nog steeds meer mensen komen, heeft in elk geval niets te maken met meer voorstellingen. “Dat aantal is gelijk gebleven. En producties van het festival Cultura Nova worden sinds 2009 ook niet meer meegerekend. Dus het plaatje had er nog beter uit kunnen zien.”
Schoonderwoerd vreest dat de schouwburgen door de cultuurdiscussie (teneur: kunst is duur en elitair) een poenig imago hebben gekregen. “Het is relatief onbekend dat we bij musicals vijf rangen hebben. Zo’n voorstelling kun je dus ook voor twintig euro mee maken.”
Dat het in Heerlen ondanks alles nog redelijk crescendo gaat, schrijft Schoonderwoerd deels op het conto van wat in die stad de Culturele Lente wordt genoemd. “Al moet onderzoek, dat nu plaatsvindt, uitwijzen of die Lente ook echt bestaat. Verder proberen we met zes programmeurs met ieder een gebied voor langere tijd programmalijnen uit te zetten. Zelf doe ik muziektheater en musical. Als programmeurs hun terrein en de makers die daar actief zijn goed in de gaten houden, kunnen ze het publiek steeds een stap voor zijn. De programmeurs zijn bij ons ook leidend bij de vermarkting van de voorstellingen. Zij kennen hun publiek. Met deze aanpak wordt de programmering minder hyperig, wordt er met kennis van zaken wat ontwikkeld. Met series creëer je een soort trouw bij het publiek.”
Ook over de grens, in Genk, is de stemming opperbest. De verhuizing van de plaatselijke schouwburg naar C-mine, het complex van de voormalige Winterslagmijn, zorgde in het eerste seizoen voor een publiekstoename van twintig procent. Dat komt bovenop de gestage groei in het decennium daarvoor, de opgaande lijn zet door. Programmeur Eddie Guldolf: “Begin oktober zaten we qua kaartverkoop al op een niveau dat we een jaar seizoen eerder pas in februari hadden.”
Het publiek in Genk komt uit de regio, maar ook van verder. “We trekken mensen tot Aarschot en Leuven.” Ook in de Nederlandse grensstreek ontstaat een nieuw publiek. “Die toeschouwers hebben drie redenen om naar hier te komen: het soort voorstellingen dat ze hier kunnen zien, de kaartjes die goedkoper zijn en de mijnsite; in Nederland is veel uit het mijnverleden gesloopt, daar is de herinnering vervaagd. Die bijzondere sfeer maakt dat ook artiesten geneigd zijn eerder te kiezen voor een optreden in Genk, als ze maar één optreden in Belgisch-Limburg doen. In het verleden zou dat vrijwel automatisch Hasselt of Tongeren zijn geworden.”
Guldolf kiest niet voor de makkelijkste weg: “Het is redelijk eenvoudig om het abonnementenpubliek te trekken met alleen maar comedy en grote namen uit de rock. Maar we halen hier liever verschillende soorten publiek binnen. Dat is iets meer een gok. We hadden in november Tom Lanoye hier twee avonden staan. Daar leg je aan het begin van het seizoen hooguit een fundament van honderd kaarten per voorstelling voor. Later, soms veel later komt de rest. Uiteindelijk waren beide avonden uitverkocht. Dat wist ik, maar niet iedereen wilde het geloven.”
C-mine is de thuisbasis, maar het theater maakt ook uitstapjes. “Het eerste seizoen dat we hier zaten, hebben we niets op locatie gedaan. Omdat we ons volledig wilden concentreren op de nieuwe plek. Dit seizoen doen we dat nadrukkelijk wel: in een oude garage, in een natuurgebied.”
Nieuwe positieve effecten voor C-mine verwacht Guldolf van de oplevering van het centrale plein van het complex, dit voorjaar, en de nomadische kunstbiënnale Manifesta die dit jaar Genk aandoet. Een kunstendebat zoals in Nederland heeft België nog niet gekend, maar ook hier staan cultuurbezuinigingen op til. Guldolf: “Financieel zijn wij vooral afhankelijk van de gemeente Genk, die onze ambities deelt, maar landelijke maatregelen zullen toch hun effecten hebben.”