Zijn het LSO en het Brabants Orkest gefuseerd? Dat is nieuws voor Kazem Abdullah, dirigent van het Synfonieorchester Aachen. De Amerikaan richt zich vooral op eigen stad en eigen publiek. “Het is speciaal om in Duitsland te zijn, waar zoveel prachtige muziek is geschreven.”

Aan superlatieven geen gebrek als het om de jonge maestro Kazem Abdullah (Indiana, VS, 1977) gaat. Hij zou een van de beloften van een jonge generatie Amerikaanse dirigenten zijn. Op zijn website vinden we aansprekende krantenkoppen terug. ‘Abdullah captivates the people’. ‘Abdullah is the real deal’.

The real deal zelf beent ondanks een lichte verkoudheid kwiek het café van het Theater in Aken binnen. Joviale groet, opgeruimd type. Abdullah is meer dan alleen dirigent, hij is Generalmusikdirektor van Aken. Hij is kortom aanspreekbaar op en verantwoordelijk voor alle muziek in de stad, van educatie tot concerten. Deze eerste week van juni staat er opera op het menu. Vrijdag Mozart, zondag Verdi. In beide gevallen voert Abdullah de baton. In augustus vorig jaar tekende hij een vijfjarig contract in Aken. Het was altijd zijn ambitie om ooit te werken in Europa, de bakermat van de klassieke muziek. “Maar ook vanwege de combinatie die je in Amerika niet veel ziet: een orkest dat zowel opera als symfonisch werk brengt.”

Je ziet ze niet veel, zwarte dirigenten. Net zo min als zwarte musici in de orkestbakken. Een van de rolmodellen, James Depreist van het New York Philharmonic stierf begin dit jaar op 76-jarige leeftijd. Hij maakte zijn debuut als dirigent in 1969 bij het Rotterdam Filharmonisch Orkest. Vader Abdullah kwam vanuit Sierra Leone naar de VS om politieke wetenschappen te studeren. Hij trouwde met een Amerikaanse verpleegster, op 4 juli 1977 werd Kazem geboren. “We luisterden thuis veel naar alle mogelijke muziek, jazz, pop, klassiek. Maar mijn ouders waren niet muzikaal en speelden geen instrument. Ik had het geluk dat ze me ruim baan gaven om mijn talenten te kunnen ontwikkelen. Ik was als kind gefascineerd door de veelvoud van instrumenten. Een instrument bespelen was voor mij niet minder dan het binnengaan van een nieuwe, mij totaal onbekende wereld.”

Gevraagd naar zijn keuze voor de klarinet, beginnen de ogen van Abdullah te twinkelen. “Achteraf denk ik dat Vanessa Huxtable uit de sitcom The Cosby Show van invloed is geweest. Ik weet nog goed dat ze op een dag thuiskwam met een klarinet. Ze speelde trouwens vreselijk.” Veel trek om de sociologische impact van de show te bespreken heeft hij niet. “Niet alleen wij, de hele wereld keek in de jaren tachtig naar de The Cosby Show omdat het een geweldig programma was. Je kunt hooguit zeggen dat hier voor het eerst de stereotypen over afro-amerikanen niet bespeeld werden.”

Als solist trad hij toe tot verschillende Amerikaanse orkesten. “Ik was op jonge leeftijd al heel nieuwsgierig naar muziek die andere leerlingen speelden. Die nieuwsgierigheid heeft uiteindelijk geleid tot het dirigentschap, denk ik. Ik vond het altijd heerlijk om de stukken te bestuderen en niet alleen mijn eigen partijen.” Via masterclasses en summer schools, onder andere van Bernard Haitink, werd Abdullah klaar gestoomd voor orkestvoering. “Je moet er langzaam in groeien. Je kunt wel doorleren voor dirigent, maar dat zegt allemaal niet zoveel. Er komt zoveel meer bij kijken. Je moet ook de persoonlijkheid hebben om een groep getalenteerde en soms temperamentvolle musici te overtuigen. Je moet voor een groep kunnen staan en zeggen: zo gaan we het spelen. En tegelijk moet je de orkestleden de vrijheid kunnen geven om te spelen zoals zij denken dat het goed is.”

Abdullah wilde altijd al naar Europa. De zomers in zijn jeugd bracht hij door in muziekkampen waar ook veel jonge Duitse musici waren die al een plek hadden bij orkesten in Berlijn en München. “Ze waren erg goed. Ik herinner me een cellist uit Neurenberg die Haydns celloconcert speelde. En nu wil ik niet zeggen dat Amerikaanse musici minder goed spelen, maar ik weet nog heel goed dat ik hoorde dat hij deze muziek met besef van de context speelde. Misschien realiseerde ik me toen voor het eerst dat we Europese muziek speelden.”

Zijn ster rees snel. Abdullah dirigeerde symfonieorkesten in Brazilië, Mexico, Canada, Finland, Amerika en nu dus in Duitsland. Opzienbarende verschillen in de klankkleur heeft hij niet bemerkt tussen orkesten op de verschillende continenten. “In Sao Paulo hebben ze een uitstekende sectie koperblazers, maar dat geldt bijvoorbeeld voor het orkest in Chicago ook.” Voor Europese orkesten geldt dat er meer dan in Amerika met het besef van de traditie wordt gespeeld, zegt hij. Maar geldt dat andersom ook? Spelen Europese orkesten muziek van Barber, Copland en Gershwin anders? “Tja, wat is Amerikaanse muziek? Ook zij vinden hun basis in de Europese klassieke muziek. Toen ik te gast was in Weimar dirigeerde ik Gershwin. Het orkest speelde alsof hun leven ervan af hing, sommige stukken waren fabuleus, maar toch klonk het in de expressie heel anders dan een Amerikaans orkest. Niet beter dus, anders.”
Kazem Adullah was in Aken voor een gastdirigentschap toen Marcus Bosch net besloten had te vertrekken naar Neurenberg. Hij werd gepolst. “Ik had voor me zelf toen al besloten dat ik de kans zou grijpen, mocht ik ooit gevraagd worden om in Europa te werken. Het is speciaal om in Duitsland te zijn, waar zoveel prachtige muziek is geschreven. Aken heeft een prachtig theater, een goed opgeleid, zelfs sophisticated publiek en een levende muziekcultuur. Die samenhang vind je eerder in Europa dan in Amerika.”

Natuurlijk, iedereen vraagt hem of hij Amerikaanse muziek komt brengen. Maar nee, die behoort niet tot zijn specialiteit. Hij heeft wel een lijstje in zijn hoofd met stukken die hij ooit nog eens wil doen, zoals de Sacre du printemps van Stravinsky, maar daar moeten dirigent en orkest klaar voor zijn. “Ik wilde Mahlers Das Lied von der Erde doen, maar daarvoor heb je twee zangers nodig en de akoestiek in het Eurogress is uitstekend voor symfonisch werk maar niet zo denderend voor zang. Daarom hebben we de iconische vijfde van Mahler maar gedaan.”

In het kleine jaar dat de dirigent in Aken woont en werkt, heeft hij een enig idee gekregen van de Euregio. Wat de theaters in Luik, Maastricht en Heerlen brengen, weet hij vooral uit de brochures. Hij ziet geen enkele noodzaak om daar rekening mee te houden bij de programmering in Aken.“Waarom zou je dat doen? Op deze manier behoud je een natuurlijke diversiteit en de kans dat je elkaar overlapt is klein.” Het afgelopen jaar bezocht Abdullah vier keer een concert in Heerlen, twee keer de opera in Luik, was hij in Brussel en bij het Concertgebouw. In mei 2014 leidt hij het Akense orkest in Heerlen waar hij trakteert op de Grand Bamboula uit 1971 van de Amerikaan Charles Wuorinen. Een opvallende keuze omdat het een van de weinige hedendaagse stukken is, komend seizoen. Andere krenten in de pap: werk van de Amerikaanse Canadees Michael Colgrass en de minder bekende Duitse componist Rudi Stephan wier muziek wordt gekoppeld aan Schönberg en Brahms.

Dat vijftig kilometer verderop het Limburgs Symfonie Orkest en het Brabants Orkest zijn gefuseerd, is nieuws voor hem. Al had hij wel vernomen van de financiële problemen. Het orkest in Aken bevindt zich wat dat betreft in rustig vaarwater. Het orkest is integraal onderdeel van het theater dat gevoed wordt met 18,5 miljoen euro subsidie per jaar.

De forte van het orkest is volgens de dirigent de flexibiliteit. Het speelt even gemakkelijk opera als symfonisch werk. In die zin lijkt het orkest op de nieuwe Philharmonie Zuid-Nederland. Abdullah wekt niet de indruk ooit te hebben nagedacht over samenwerking. “Ik ben geheel gefocust op mijn werk in Aken, maar als iemand me iets wil vragen, de deur staat altijd open. Natuurlijk zou Maastricht Culturele Hoofdstad een mooie gelegenheid bieden.”

www.theateraachen.de