Voor de jaarlijkse Zuiderluchtige Zomerverhalen vroegen we vijf schrijvers om een UKV (Ultra Kort Verhaal) te schrijven over ‘heimwee’. Eén thema, vijf uiteenlopende verhalen van Maria Barnas, Wil Boesten, AHJ Dautzenberg, Roman Helinski en Alma Mathijsen.
Een week of vier nadat mijn man eindelijk dood was, heb ik de oude diaprojector uitgegraven van onder een berg onzinnig bewaarde spullen op zolder, en er een avond lang in razend tempo misschien wel vijftig dozen met dia’s doorheen gedraaid. Op zoek naar de sporen van vroeger geluk. Tientallen steden, stranden, bergen, mijn nog jongemeisjesfiguur, heuvels, onze nog kale tuin, een kind, wegen, bossen, auto’s, meren, een tweede kind, schoten in noodvaart over de witte woonkamermuur waar ik onze familiefoto’s vanaf had gehaald. Maar die sporen vond ik niet. Ik keek naar afbeeldingen die allemaal eenzelfde verkleuring hadden ondergaan, het bruinig-oranje floers van het voorbije was over alle dingen gekomen. Alles was flets, niet eens meer dat.
Maanden heeft hij stoïcijns de pijn verbijtend liggen kwijnen in zijn bed, overtuigd dat hij niet sterven mocht omdat ik dan zonder hem verder moest. De dia-slede klakte, de ventilator zoemde, de warme lamp geurde stoffig, ik dacht terug aan de beginnende afkeer, het embryo van mijn haat, wanneer hij op van die herfstige vrijdagavonden – de meiden waren allang het huis uit – met dat ding naar beneden kwam zeulen, en mijn herinneringen nooit ook maar in de buurt kwamen van wat hij aan vervlogen zomers geluk naar boven wist te halen. Hij herinnerde zich de plaatsen, de namen, zwijmelde weg bij elke glimlach, ik herinnerde me dat er vlak daarvoor niet gelachen was, mij viel op dat er niet één foto was van ons vieren, in een restaurant bijvoorbeeld, waar je dan de ober je toestel in de hand drukt. Wanneer gingen wij nou eens naar een restaurant?
De volgende ochtend heel vroeg heb ik zijn hele verzameling kiekjes met projector en al in de afvalcontainer gesmeten. Ik wilde het spul niet meer in huis hebben. Het kussen van het logeerbed waarmee ik hem uit dat neerbuigende lijden van hem heb verlost, heb ik er ook bij gepropt.
De foto’s van woonkamerwand heb ik niet teruggehangen. Al die lachende gezichten. ‘Cheese’ zeggen was zo moeilijk niet.
WIL BOESTEN
Wil Boesten (Schinnen, 1962) schrijft hecht gecomponeerde romans. In het vorig jaar verschenen Grond keert hij terug naar zijn geboortestreek. Hij publiceerde in De Revisor en De Gids en vertaalde meer dan zestig titels uit het Duits.