Bij Schunck in Heerlen laat een paar dozijn kunstenaars zien wat je allemaal met textiel kunt doen. De tentoonstelling combineert de collectie met welgemikte bruiklenen en nieuw werk. Een lust voor het oog volgens DUNCAN LIEFFERINK. En voor de vingers.

Paint it soft van Schunck in het Heerlense Glaspaleis is een tentoonstelling die je zou moeten bekijken alsof je nooit eerder iets gezien hebt. Geen kunst, bedoel ik, wel andere dingen natuurlijk. Vaak kun je niet zonder de ballast die je met je meedraagt. Je hebt kennis, eerdere kijkervaringen, dwarsverbanden nodig om… tsja, om nieuwe ballast te verzamelen. Hier hoeft dat niet. Kijken is genoeg.

In de collectie van Schunck bevinden zich een paar Franse wandtapijten uit de jaren vijftig. Ze werden verworven onder het bewind van de legendarische Heerlense burgemeester Van Grunsven. Die onderhield goede betrekkingen met Willem Sandberg van het Stedelijk Museum in Amsterdam, haalde een tentoonstelling van nieuwe Franse kunst naar Heerlen, kocht enkele stukken aan en hing ze op in het stadhuis. Zo ging dat in die tijd.

De voorkeuren veranderden. De tapijten belandden in de opslag en maakten plaats voor abstracte schilderijen en objecten waarin de grenzen van de schilderkunst werden opgezocht: vreemde materialen op het traditionele schilderdoek of juist verf op ongebruikelijke dragers. In hun experimenteerdrift begonnen kunstenaars te borduren, te appliqueren en te ‘schilderen’ met stof. Grappig genoeg kwam daarmee langs een omweg de textiel weer terug.

Elke Lutgerink, Bellow (2017).
foto Fabian de Kloe

 

Voor Paint it soft haalde Schunck een aantal werken met textiel uit het depot. Meer recente in bruikleen verkregen werken van de betreffende kunstenaars laten zien hoe ze zich verder ontwikkeld hebben. Daarnaast zijn er schilderijen van kunstenaars die pas later met textiel gingen werken. Tenslotte hebben verscheidene kunstenaars speciaal voor deze gelegenheid werk gemaakt. Paint it soft is, met andere woorden, een collectietentoonstelling-plus. Musea zouden dat best vaker mogen doen. Maak ze wakker, die schone slaapsters! Omringd door jongere broers en zussen krijgen ze een tweede leven.

Alles goed en wel, maar eigenlijk zouden we gewoon gaan kijken. Het leukste aan Paint it soft is dat je ziet hoe kunstenaars op allerlei verschillende manieren in de weer gaan met het materiaal. Het chronologische startpunt van de tentoonstelling wordt gevormd door twee van die Franse wandtapijten uit de jaren vijftig. Het ene is van Claude Bleynie en stelt twee dansende engelen voor. Of twee engelachtige danseressen, het is maar hoe je het wilt zien. Het andere is een reusachtige compositie van Jean Lurçat, schijnbaar een grote naam op dit gebied, al had ik nog nooit van hem gehoord. Met zijn verzadigde kleuren, bladerwerk en een draakachtige vogel zou het op het eerste gezicht niet misstaan in een Chinees restaurant, maar die gedachte verdwijnt als je ziet dat het De grote angst heet. Het gaat over de verschrikkingen van de oorlog – Lurçat was actief in het communistische verzet en verloor tijdens de oorlog zijn geadopteerde zoon – maar vooral over de hoop die ondanks alles blijft gloren. Dit zijn twee schitterende werken, inderdaad, twee schone slaapsters die hoognodig weer eens gewekt moesten worden. Maar hoewel Lurçat in kringen van modernisten als Matisse, Picasso en Balanchine verkeerde, is De grote angst in essentie niet anders dan de tapijten die in de zestiende en zeventiende eeuw in Brussel werden geweven. Het blijft, met alle respect, een vloerkleed dat aan de muur hangt.

De volgende generaties gaan pas echt los. Berend Strik bewerkte een foto van Prins Carnaval met onzinnige borduursels. Wezentjes groeien uit de rokjes van majorettes, een monstertje zit op de arm van de prins. Rob Birza assembleerde een wandkleed van dekens – waaronder het dekentje dat vroeger op mijn kinderbedje lag. Norbert Fiddelers maakte een fragiel gordijn van draad en kleine gekleurde lapjes. Sarah van Sonsbeeck weefde met gouddraad. Helen Verhoeven naaide stukken canvas aan elkaar tot een vrouw en een tamelijk angstwekkende hond. Romy Finke zette een landschapsfoto om in een tapijtweefsel met een beperkt aantal kleuren. Het resultaat is verstild, haast meditatief. Elke Lutgerink legde vele lagen tule over elkaar heen, geleidelijk verlopend van wit naar zwart. Het effect is onverbiddelijk, het zwart in het midden van de ovale compositie absorbeert je als een schilderij van Mark Rothko – maar dat laatste kan ik natuurlijk niet weten, want we gingen kijken alsof we niet eerder iets gezien hadden.

Zoveel lekkers nodigt enorm uit tot, nee, nog net niet tot proeven, maar wel tot voelen. En dat kan! Schunck vroeg een aantal van de deelnemende kunstenaars, kleine stalen van hun werk bij te leveren. Die zijn her en der op de tentoonstelling uitgestald. De bezoeker mag ze vastpakken, omdraaien en tot op de draad bestuderen. Bij werk als dit voegt dat echt iets toe aan de beleving.

Natuurlijk blijft er altijd wel iets te zeuren. Werken van Han Schuil (objecten van virtuoos gevouwen en geplooid metaal) en Tom de Groot (objecten van gekleurd schuim dat zacht lijkt maar hard is) hebben niet zo gek veel met textiel te maken. En waarom ontbreken Claudy Jongstra en Michael Raedecker, toch twee absolute kopstukken als het gaat over de hogere textielkunst? Laten we er niet te moeilijk over doen. Na een mooi diner mopper je ook niet dat er te weinig gangen waren.

Paint it soft. Van 2 april t/m 6 augustus 2017 in SCHUNCK* Glaspaleis, Heerlen. schunck.nl