Nederland en Vlaanderen delen één taal. Maar ze vormen daarmee niet vanzelfsprekend één cultuurgebied. De grens blijkt in de praktijk vaak behoorlijk hard. “Vijftien jaar geleden was men nog nieuwsgierig naar elkaars werk. Nu veel minder.” Door Paul van der Steen
Stiekem een beetje terugverlangen naar de ouderwetse moppen over domme Belgen en gierige Nederlanders. Gerhard Verfaillie, directeur van cultuurcentrum Hasselt, had niet verwacht dat hij dat nog ooit zou doen. “Hoe flauw en clichématig ze ook zijn, die mopjes duiden op een onderlinge band. Anders heeft het vertellen ervan geen zin.”
Laat die band, en de culturele uitwisseling onderling, nu een stuk minder zijn dan vroeger. “Terwijl we ons als open cultuurhuis, dat de diepte wil opzoeken, geen grenzen willen opleggen. Ons maakt het niet uit of een voorstelling in Gent, Groningen of Rio de Janeiro is gemaakt.”
Verfaillie ziet diverse oorzaken van de veranderde tijdgeest: de komst van de VTM’s, de RTL’s en de SBS’en, waardoor er minder naar elkaars televisie wordt gekeken en de recente bezuinigingsgolven, fors in Nederland, iets minder ingrijpend maar nog altijd fors in Vlaanderen. “Cultuurcentra hier moesten tien tot twintig procent besparen. Dan zetten instellingen minder snel iets uit Nederland neer. Politiek is in het Vlaamse ook meer een factor geworden. De nadruk is meer op de eigen identiteit komen te liggen. Sommigen pleiten zelfs voor onafhankelijkheid. Dan is de reflex eerder: waarom iets uit Nederland halen, als we zelf goede, jonge mensen hebben?”
Nederland en Vlaanderen delen één taal. Maar ze vormen daarmee niet vanzelfsprekend één cultuurgebied. De grens blijkt in de praktijk vaak behoorlijk hard.
Theaterhuis Het nieuwstedelijk werkt aan internationalisering, maar momenteel vooral in het Engels. “We starten voor expats in België”, legt theatermaker Christophe Aussems uit. “Daar komen misschien voorstellingen in het buitenland uit voort. Maar het moet ook zinvol zijn. We staan niet te springen om ergens voor tien man en een paardenkop te spelen en dan hier in de publiciteit uit te pakken met grote verhalen dat we ik weet niet waar hebben gestaan.”
En Nederland? Het nieuwstedelijk speelt er de laatste jaren twee, drie, vier keer per seizoen. Aussems herinnert zich nog hoe hij met De Queeste, dat in 2015 met Braakland/ZheBilding samenging in Het nieuwstedelijk, pakweg tien, vijftien jaar geleden wel zo’n 25 keer per jaar in Nederland speelde. “Men was nog nieuwsgierig naar elkaars werk. Nu veel minder. Of je moet strategisch Nederlandse acteurs inzetten of coproduceren.”
Praktische obstakels zijn er ook volop. “Subsidieperiodes staan nogal eens haaks op elkaar. Dan is bij een productie voor Nederland het geld binnen en moet in Vlaanderen het besluit nog vallen, of andersom. Nederlandse theaters kunnen of willen ook zelden onze uitkoopsom betalen. Daar spelen betekent dan automatisch spelen met verlies.”
Huub Colla probeert met zijn bedrijf CollaGe Producties de voorstellingen van Toneelgroep Maastricht (tgM) in Vlaanderen te verkopen. “Het is zowel bij de theaters als aan de kassa’s een succes. Othello en La superba waren vrijwel overal uitverkocht. Een voorstelling als De advocaat over Bram Moszkowicz heb ik niet aangeboden. Te Nederlands.”
Colla werkte ooit bij het Mechels Miniatuur Theater. “Daarmee speelden we per seizoen zomaar twee, drie maanden lang in Nederland. Dat bestaat niet meer. Nederland en Vlaanderen zijn cultureel wat uit elkaar gegroeid. De Vlaming kent de beste Nederlandse acteurs niet meer. De Nederlander weet niet wie de beste Vlaamse acteurs zijn. tgM houdt daar bij de casting al rekening mee door niet alleen Nederlanders te engageren, maar ook mensen als Wim Opbrouck en Dirk Roofthooft, uitstekende acteurs en gekend in Vlaanderen.”
Ook Het Zuidelijk Toneel (HZT), dat Tilburg als uitvalsbasis heeft, komt makkelijk de grens over, zegt artistiek leider Piet Menu. “Bij makers en spelers kiezen wij bewust voor een mix. Nederlanders zijn meer Angelsaksisch gericht. Met Belgen trek je er automatisch de Frans-Latijnse cultuur bij. Het denken verschilt, net als het gevoel voor esthetiek. Een Nederlandse acteur werkt technischer, een Vlaming meer op het gevoel. Een Nederlander vraagt zich af: Klopt het? Een Vlaming: Werkt het? Die handhaaft de zeemzoeterige strijkers als achtergrondmuziek eerder als hij merkt dat het publiek het oppikt. Uit die botsing van culturen komen mooie dingen voort.”
Menu, zelf Belg en in het verleden onder meer als directeur actief bij het Vlaams cultuurcentrum De Brakke Grond in hartje Amsterdam, betwijfelt of Nederland en Vlaanderen uit elkaar groeien. “Er is een hernieuwde interesse. Tekenend vind ik de vanzelfsprekendheid waarmee Nederlanders in Vlaamse en Vlamingen in Nederlandse talkshows zitten. Niet langer als exoot, de Bourgondische Belg of de directe Nederlander, maar gewoon als interessante gast.”
De philharmonie zuidnederland zoekt het buitenland pas sinds kort op. De eerste jaren na de fusie van Het Brabants Orkest en het Limburgs Symfonie Orkest focuste het muziekgezelschap vooral op de eigen streek. “Heel bewust”, vertelt directeur Stefan Rosu. “We moesten onze positie vinden, profiel ontwikkelen. Dat deden we vooral in Noord-Brabant en Limburg met een enkel uitstapje naar de Randstad.”
Stilaan gaat de philharmonie ook de landsgrens over. “In 2017 voor het eerst op een pianofestival in Zuid-Frankrijk. Dit seizoen nemen we de reeks Meisterkonzerte in Eurogress in Aken voor onze rekening. We spelen er zelf twee keer en nodigen voor de overige drie concerten orkesten uit Antwerpen, Bremen en Istanbul uit. Voor spelen in België hebben we wel belangstelling, maar het kost nog moeite om de juiste partners te vinden. De philharmonie zuidnederland moet daar ook echt iets kunnen toevoegen. Structurele belemmeringen zijn er ook. Entreeprijzen liggen in België zo’n 25 procent lager dan in Nederland. Dat maakt het kostentechnisch ook moeilijker.”
Het is niet allemaal kommer en kwel. Directeur Jackie Smeets van VIA ZUID, talentonwikkelaar in de podiumkunsten in Nederlands Limburg, vertelt enthousiast over de samenwerking met Belgische partners als C-mine, Dommelhof en C-Takt bij het steunen van nieuwe makers. “En dankzij dat netwerk lukt het ook om Vlamingen podia te bieden in Nederland en andersom.”
Cultuurhuis De Warande in Turnhout trekt ook bezoekers uit de Nederlandse grensstreek. Simpelweg omdat Tilburg en Eindhoven voor een deel van dat gebied verder weg liggen. Theater- en dansprogrammeur Bert Heylen: “Tijdens de twee jaar durende verbouwing van De Warande hebben wij ons publiek ook met bussen naar voorstellingen in Breda, Tilburg en Eindhoven gebracht. Vooral met Tilburg bestaat een mooie samenwerking: we programmeren openluchtvoorstellingen op en rond de grens, we laten studenten van de Dansacademie in Tilburg iets maken met Antwerpse conservatoriumstudenten, in 2020 organiseren we gezamenlijk een festival.”
Volgens Veerle van Bun, directeur van C-mine in Genk, hebben de cultuurbezuinigingen in Nederland hun sporen nagelaten. “Als ik de Nederlandse schouwburgboekjes doorkijk, zie ik een traditioneler aanbod, veilig op volle zalen mikkend: veel musical, voorstellingen gebaseerd op bekende boek- en filmtitels, tributebands. In Vlaanderen is nog iets meer ruimte voor experiment. Als smaak uiteen gaat lopen, boek je ook minder snel Nederlandse makers. Er is ook meer in Vlaanderen. Kijk naar het jeugdtheater. Daar keken we vroeger echt op tegen Nederland. Nu is er een rijk aanbod van groepen in Vlaanderen.”
De Nederlandse marketing is ook veel bedrijfsmatiger, merkte Van Bun onlangs nog op een bijeenkomst met professionals uit beide landen. “Inclusief het bijbehorende jargon met termen als input en output. Wij vertrouwen meer op ons gevoel en creëren draagvlak door samenwerking met verenigingen en voorstellingen op locatie. Voor grote campagnes en uitvoerig klantonderzoek ontbreekt ook het budget. Mond-op-mondreclame helpt, ook richting Nederland. Voor grote tentoonstellingen als de eerdere rond het ontwerpersechtpaar Charles en Ray Eames en die van dit jaar rondom het werk van filmmaker en tekenaar Tim Burton mikken we ook echt op de bezoekers van verre.”
Ondertussen koestert Van Bun de verschillen tussen Vlaanderen en Nederland. “Het maakt dat er alleen nog maar meer te zien en te horen valt in de Euregio.”