Door een ongelukkige samenloop van onhandigheden kwam ik onlangs in een rolstoel terecht: gebroken enkel, verplichte rust, onderbeen omhoog (altijd hoger dan je heup!), douchen met hulp, als een peuter op je billen de trap omhoog en omlaag. Kortom, vette ellende!
Buiten de praktische problemen in je dagelijkse routinematige leven (waar privé en zakelijk weinig van overeind blijft) ging er een nieuwe wereld voor me open. Af en toe werd ik ‘gelucht’, wat neerkwam op een rondje binnenstad in de rolstoel met begeleider. Ik ben dol op de Maastrichtse kinderkopjes (ook al beschadigen ze altijd je hakken), maar een rondje kasseien in een rolstoel loopt allesbehalve op rolletjes. Ik wachtte na de maaltijd dan ook altijd zeker een uur om te voorkomen dat mijn maaginhoud zou gaan opspelen. Je wordt namelijk volledig door elkaar gerammeld door het gehobbel. Ook door het ‘wildparkeren’ van tientalen fietsen word je regelmatig gedwongen stoep af, stoep op te gaan, met alle bijbehorende risico’s van dien.
Wat ik indrukwekkend vond is het ‘medeleven’ van Jan en alleman. Zeer zeker goed bedoeld, maar niet bevorderlijk voor je humeur en toekomstverwachting. Vrijwel iedereen die je aanspreekt heeft wel een kennis of familielid die dit ook heeft meegemaakt en er minimaal zes maanden zoet mee is geweest. Of nog erger: nooit meer op normaal schoeisel heeft kunnen lopen. Ik kijk nu alweer uit naar het moment dat ik m’n stiletto’s aan kan trekken en schrik me dus helemaal rot van dergelijke verhalen. Bovendien spreekt iedereen je letterlijk van ‘bovenaf’ toe. Helemaal erg is het als verondersteld wordt dat je geestelijk niet in orde bent en je begeleider gevraagd wordt naar oorzaak en herstel. “Hoelang zit ze nog aan een rolstoel gekluisterd?” De toon van het gesprek is dan al gezet en de communicatie is bovendien alleen mogelijk als je zelf ‘opkijkt’ naar je gesprekspartner. Een rol die me maar nauwelijks past!
De nieuwe situatie kent ook andere zijden. Zoals onlangs bij de opening van de tentoonstelling van de Belgische fotograaf Stephan Vanfleteren in Antwerpen. Als echte liefhebber wilde ik er hoe dan ook bij zijn, al was het op een brancard. Vanwege zijn populariteit en de enorme publiciteit stond er een rij van honderden mensen. Met mijn allerzieligste blik, omhoogkijkend vanuit mijn rolstoel, lukte het om toch als een van de eersten binnen te komen en een plekje te bemachtigen op de voorste rij. Dit was een van de zeer weinige momenten dat mijn tijdelijke handicap me gelukkig maakte. Om met Cruijff – of Van Hanegem, dat laat ik in het midden – te spreken: “Elk nadeel heb z’n voordeel”.
Dit artikel is onderdeel van &PAPER en valt buiten de verantwoordelijkheid van de ZOUT hoofdredactie.