En Klaas kwam, in Borgharen
De overstromingen van zo’n vijftien jaar geleden, toen met het Maaswater ook de pers binnenstroomde, leverde Borgharen nog eens internationale belangstelling op. Een opdringerige Willibrord Frequin werd het dorp uitgejaagd, maar zo vervreemdend als op 12, 13 en 14 november 1966 werd het niet meer. Onder meer ANP, AFP, Belga, Visnews, RTBF, WDR, De Standaard, de Süddeutsche Zeitung en Le Figaro verdrongen zich toen bij de poorten van het plaatselijke kasteel. Alleen het NTS Journaal weigerde te betalen voor de verslaggeving van een driedaagse happening voor provo’s die daar plaatsgreep. Borgharen was voor even het Magies Sentrum van Nederland en het nabije buitenland.
Roel van Duijn, een van de spilfiguren van de provobeweging, leest voor. Van het 352 bladzijden dikke BVD-dossier dat hij vorige maand in handen kreeg, gaan slechts een paar regels over het Klaas Konsilie. Opvallend detail: de provo’s hieven entree voor de massaal opgekomen pers. Van Duijn maakte het nog het allerbontst door alleen maar Duits te willen spreken na betaling van tweehonderd gulden.
Over inhoudelijke discussies die er plaatsvonden staat geen woord in het dossier. Van Duijn vermoedt dat ook daar over gerapporteerd is, maar hij heeft alleen de stukken gekregen over hem persoonlijk. Dat opperprovo Rob Stolk en zijn volgelingen in Borgharen de oprichting van een Revolutionair Terroristische Raad wereldkundig maakte, moet toch de aandacht van aanwezige ‘stillen’ hebben getrokken.
1966 was een roerig jaar met Amsterdam als brandpunt. Daar ontplofte een rookbom in de trouwstoet van Beatrix en Claus. Daar was een dodelijk slachtoffer gevallen tijdens de zogenaamde Bouwvakrellen. Daar schutterden de autoriteiten, de burgemeester voorop, in hun optreden tegen jeugdigen die hun gezag niet langer als vanzelfsprekend aannamen.
Het beeldje van Het Lieverdje op het Spui fungeerde als epicentrum van alle commotie. De begin dit jaar overleden antirookmagiër Robert Jasper Grootveld leefde zich rond het beeldje joelend en kuchend uit in zelfbedachte rituelen tegen de hyperconsumptie. Bij de kring van vaste belangstellenden zaten ook jongeren die ook wel wat zagen in de expressieve, niet direct doelgerichte manier van actievoeren. Vrijwel uit het niets ontstond een nieuwe beweging: Provo. De maatschappelijke status quo had een geduchte, maar vooral ongrijpbare tegenstander gekregen.
Provo trok volop media-aandacht en inspireerde jongeren elders. In navolging van de gebeurtenissen in Amsterdam doken in de provincie provo’s en would be provo’s op. Zelfs Valkenburg aan de Geul liet zich niet onbetuigd. Maastricht kende zijn eigen happenings, waarbij de Mestreechter Geis als het plaatselijke Lieverdje fungeerde. De gekozen thema’s waren wat minder abstract dan in de hoofdstad; er viel nog heel wat te bevechten in het zuiden. Jongeren liepen rond het beeldje, riepen ‘Dancing! Dancing! Dancing!’ en klapten in de handen. De Regionale Omroep Zuid pikte het op, maar de provinciale kranten negeerden “het gedoe van Maastrichtse schoolkinderen.” Pas toen Koninginnedag 1966 ongeregeldheden en arrestaties opleverde, verschenen er berichten in de kranten.
In Amsterdam maakten de activiteiten van de Maastrichtse provo’s indruk. Uit Limburg kwam het baanbrekende ontwerp voor een pak met afritsbare mouwen en pijpen. Die konden op die manier onderling uitgewisseld worden. Het was, goed beschouwd, een textiele voorloper van het latere Witte Fietsenplan. Bovendien maakten de actieve Maastrichtse jongeren hun eigen krantje, Ontbijt op bed, dat ook zijn weg vond naar het Westen. Het kwalificeerde hen voor de organisatie van het Klaas Konsilie, later dat jaar.
Bij de Maastrichtse provo’s uit die jaren staat momenteel het hoofd niet naar een terugblik. Hans Mol werkt aan een roman. Een gesprek over de jaren zestig zou hem “te veel uit zijn concentratie” halen. Ook Ger Brouwer zegt dat hij nu “met heel andere dingen” bezig is. De Amsterdamse provo (en ex-politicus) Roel van Duijn houdt tegenwoordig praktijk als liefdesverdrietconsulent, maar heeft wél tijd voor het ophalen van herinneringen.
Het succes van Provo maakte dat hij in 1966 met onder anderen de vorige maand gestorven dichter Simon Vinkenoog nadacht over een internationale doorbraak van het gedachtegoed via een Provo Mondo. Zuid-Limburg leek vanwege zijn ligging een uitstekende plek voor een bijeenkomst. De onwaarschijnlijke locatie werd het stille Borgharen, waar in het hart van het dorp maar door de ommuring en groen toch tamelijk geïsoleerd een kasteel staat. Henk Waltmans, die daar het uit ideële motieven opgerichte Europa Huis runde, werd bereid gevonden om de provo’s drie dagen lang onderdak te bieden. “Ik heb nooit onderscheid willen maken tussen huurders”, zegt hij nu. “Het internationale van de bijeenkomsten paste ook wel bij de doelstellingen van het Europa Huis.”
Waltmans, twee jaar later een van de oprichters van de PPR (voorloper van GroenLinks), koesterde tot op zekere hoogte ook wel sympathie voor de jongeren. “Met het anarchistische van Provo had ik minder, maar de manier, waarop ze met veel theater lieten zien dat de wereld een groot toneel was en dat burgers verkeerd bezig waren, inspireerde. Dat was de homo ludens, de spelende mens, in optima forma.” De Limburgse autoriteiten waren er minder gerust op. Waltmans: “Die vreesden God weet wat.”
Ook Frans Cortenraad, later burgemeester van Eijsden maar destijds gemeentesecretaris van het nog zelfstandige Borgharen, herinnert zich “veel poeha van tevoren”. De burgemeester, de officier van justitie, de politie, allemaal maakten ze zich nerveus over wat kon gebeuren “als die jongens uit Amsterdam in het dorp zouden neerstrijken”. Much ado about nothing, bleek achteraf. “De enige agent in het dorp is op de dag zelf poolshoogte gaan nemen. Het mistte verschrikkelijk. Hij was zo’n ouderwets veldwachterachtig type. ‘Met hoeveel zijn jullie?’, vroegen de provo’s. De agent zei dat hij alleen was. Dat klopte ook, al werden er wel manschappen achter de hand gehouden. Ze zijn echter niet nodig geweest.”
Volgens Waltmans wilden de ordehandhavers precies weten wat de provo’s zouden gaan doen. De directeur van het Europa Huis hield hen op afstand. “Ik zei dat ik verantwoordelijk was voor de orde op het kasteel. Daarbuiten was het aan hen. Er is niets gebeurd, de provo’s waren vredelievend. Veel bewegingen van nu zouden nog wat kunnen leren van dat begripvolle, niet-aggressieve.”
De naam Klaas Konsilie was voor allerlei uitleg vatbaar. ‘Klaas’ behoorde tot het standaardrepertoire van Robert Jasper Grootveld. “Klaas komt! Klaas komt!”, was een van zijn mantra’s tijdens de provobijeenkomsten op het Spui. Het kreeg later een extra lading, toen er inderdaad een Klaas kwam in de persoon van Claus von Amsberg. (Het kabinet overwoog zelfs nog even om diens voornaam te vernederlandsen tot Klaas, maar zag daar wijselijk van af.)
Met de aanduiding ‘konsilie’ werd volgens Van Duijn verwezen naar “het spirituele karakter van de bijeenkomst”. Maar het was zeker ook bedoeld als provocatie. De katholieke kerk zat in die jaren tot over haar oren in het Tweede Vaticaans Concilie en Provo nam daar graag een loopje mee. Ook de rituele voetwassing bij de opening paste in dat repertoire. Jezus en zijn leerlingen deden het voor het Laatste Avondmaal. In Borgharen gebeurde het in een met mergelblokken en plastic vervaardigd bassin, voor de gelegenheid gevuld met zeeppoeder.
Iets van de herbezinning van het Tweede Vaticaans Concilie was ook het Provo-treffen niet vreemd. De vraag ‘Hoe verder?’ hing drie dagen lang boven het kasteel in Borgharen, maar de aanwezigen kwamen er niet uit. Provo, in de begintijd meesterlijk in het spelen met beeldvorming (“Imaazje! Imaazje!”), was zelf een merk geworden. In Amsterdam begonnen de jongens bij de plaatselijke folklore te horen, voor toeristen waren ze een van de bezienswaardigheden van de hoofdstad. De beweging dreigde te bezwijken onder het eigen succes.
Qua deelnemers werd het niet veel internationaler dan wat Belgen en Duitsers, maar Roel van Duijn genoot in Borgharen. Hij hield er een voordracht “met een schema van hoe de wereld in elkaar stak, tirades tegen het klootjesvolk en waarschuwingen voor Het Witte Gevaar”, zoals de vaak in het wit geklede provo’s werden genoemd. Maar ook hij bevestigt dat Provo ten tijde van het konsilie uiteen aan het vallen was. “We waren uit onze aard ook niet bestemd om het eeuwig leven te lijden. Provo was een verzameling individuen, allemaal met een ietwat anarchistische instelling.” In Zuid-Limburg werd ruwweg een tweedeling zichtbaar en voelbaar tussen diegenen die vooral verder wilden met straatrumoer en de wat meer ideologisch ingestelden. Van Duijn behoorde tot de laatste groep en begon zich in toenemende mate te ergeren aan de ‘egomaniak’ Grootveld. “In Borgharen riep hij steeds maar weer: ‘Bergen op Zoom, houd u vroom!’” De anti-rookmagiër verbrandde bij het Borgharense kasteel nog witte fietsen.
Een paar maanden na het Klaaskonsilie, in het voorjaar van 1967, hief Provo zichzelf op. In haar korte, maar hevige bestaan was de beweging een van de katalysatoren voor de maatschappelijke gedaanteverwisseling die Nederland onderging.
Het Klaaskonsilie in Borgharen kwam te laat om uit te groeien tot een happening van belang. De Limburgse provo’s kwamen misschien wat te vroeg. Ze maakten de autoriteiten nerveus, maar het bastion van kerk en KVP ( de Katholieke Volkpartij, voorganger van het CDA) was nog te solide om te gaan scheuren. Dat zou later komen. Opgevoed met een bijna fundamentalistisch katholicisme ontpopten heel wat Limburgers zich toen – ook buiten de provincie – als de meest rechtzinnige uitdragers van Mao, Marcuse en al die andere evangeliën van de Nieuwe Tijd.
En het kasteel?
Het staat te koop. Vraagprijs: 6,5 miljoen euro, kosten koper.
Borgharense kinderen klommen op de kasteelmuur om een glimp
op te vangen van de provo-happening.
Pijp en baard hoorden bij de uitrusting van de provo.
Amstredamse provo’s aan de wandel door Borgharen. foto’s Jan van Bilsen/ Nederlands Fotoarchief
Dit is het derde artikel in een reeks van vijftien in het kader van de Culturele Biografie, een project van de provincie Limburg.