Het voelt goed om terug te komen in Ravenstein, nergens is de stroom zo helder als bij de bron. Zingt Alex Roeka op zijn nieuwe album, tevens een onstuimige autobiografie. Richting de tachtig gaat hij, de winnaar van de Poelifinario 2022. DIETER VAN DEN BERGH schoof bij hem aan in het café. ‘Ik was een luie hedonist, een sloeber, een nul.’

‘Laatst schreef ik eindelijk een vrolijk lied, voor mijn vriendin. Leuk voor op m’n begrafenis!, zei ze.’ Hij doet echt wel z’n best, zegt liedjesschrijver Alex Roeka in een volle Groene Engel in Oss tegen het publiek, maar een blijmoedig lied zit er blijkbaar niet in. Dus zet hij nog maar een begrafenisliedje in, Maak me wakker

Al is hij intussen toch echt 77 (daarover later meer) en klinkt zijn ingehouden Brabantse stem soms fluisterzacht, Roeka rockt vanavond, met dank aan Reyer Zwart op gitaren en Jeroen Kleijn op drums. Het zweet kolkt na een paar liedjes al over zijn gegroefd gezicht. Misschien zingt hij zich vanavond wel dood, meldt hij tussen twee liedjes door, dat gevoel heeft hij wel vaker. 

Een maand later ontmoeten we elkaar in een café in het Vlaamse Hoogstraten, zijn lief woont in de buurt. Roeka geniet nog na van de Poelifinario, de belangrijkste cabaretprijs van Nederland, die hij de avond ervoor kreeg opgespeld. Hij won in de categorie Kleinkunst voor de voorstelling Nieuwe Dromen. ‘Fantastisch’, zegt hij. ‘Dan doe je mee. Maar kleinkunst, wat moet je met die term? Kunst kan niet klein zijn.’

De voorstelling is gekoppeld aan de gelijknamige plaat, die uitkwam op het Excelsior-label. Een dubbelalbum eigenlijk, met op de tweede cd alleen het lied In dit sterrendal, een autobiografie in muziekvorm, spannend als een jongensboek. Vijftig minuten lang, 37 coupletten en steeds hetzelfde refrein. ‘Had ook twee uur kunnen duren. Of twee dagen. Het idee was om mensen in een flow te brengen met een soort mantra.’

Het achterliggende doel: zingeving. ‘Als je schrijft, wil je je leven vastleggen, in de illusie dat het blijft bestaan en niet zinloos wegwaait.’

Als ‘kind van hoge dijken’ opgroeien in Ravenstein, tussen Oss en Nijmegen, op kostschool bij de fraters, hoerenbezoek, een ‘mislukt’ vaderschap. Het komt allemaal voorbij. Maar hoe zat het nou met die ‘hasjiesj op de boot’. En die ‘sleepboot die danste op de desolate nacht’. Het ‘onderwereldbal’ in De Pijp?

Roeka: ‘Die hasj ja, dat was me wat. Ik was 22 en roekeloos en dom, want ik had tien jaar in de bak tussen de ratten kunnen zitten. Met een vriend had ik in Marokko kilo’s hasj ingeslagen. Ik m’n hele gitaar volgedouwd, hij zijn motor. Bij de boot naar Spanje durfde hij niet meer. Ik wel. De douanier in Algeciras keek in mijn gitaar en zag niks. Een wonder. In Spanje ben ik alles kwijt geraakt. Verkocht, weggegeven, opgefeest. Mijn vader stuurde een kaart. ‘Als je met kerst niet terug bent, dan hoef je nooit meer thuis te komen.’ Ik was op tijd, maar volledig berooid.’

Wat er aan vooraf ging: internaten in Oss en Venray, een studie psychologie in Nijmegen. Maar Roeka had niet veel zin in ‘het gewone leven’ en zocht een uitweg. Via een neef bij een scheepswerf vond hij een baantje als matroos op een zeesleper. ‘Vooral booreilanden verslepen op de Adriatische Zee.’ In deze tijd moeten we ook het ‘hoerenverhaal’ plaatsen.

‘Dankzij meester Zegers in Venray bouwde hij een zwak op voor dichters als Van Ostaijen en Slauerhoff

Later kwam hij terecht in De Pijp in Amsterdam, in een kraakpand. Een leven aan de zelfkant. ‘We deden geen heroïne, maar verder wel veel. Met zijn toenmalige vrouw kreeg hij een zoon, die hij na de scheiding uit het oog verloor. Toen al wilde hij schrijven. ‘Ik las veel: Reve, Céline, Bukowski. Daar zit een waarachtigheid in, die schreven met zweet en vuiligheid.’ En dankzij meester Zegers in Venray had hij een zwak opgebouwd voor dichters als Van Ostaijen en Slauerhoff. ‘Morgen ga ik zelf een meesterwerk schrijven’, besloot hij elke avond weer in de kroeg. ‘Maar ik was een luie hedonist, een sloeber, een nul. Had geen werk, geen geld.’

Op zijn 40ste debuteerde hij dan toch – dat was tenminste het verhaal. In werkelijkheid was hij tien jaar ouder. Maar een debuterende zanger van 50 kon niet, vond hij. Te oud. Het was een teken van zwakte, zegt hij een kwart eeuw later. Hij schaamt er zich een beetje voor. ‘Aan de andere kant ben ik nu ineens een rolmodel voor ouderen: als die oude lul dat allemaal kan, dan moeten wij dat ook misschien wel kunnen.’

Aan ‘die belegen Nederlandstalige muziek’ had Roeka een hekel. Dylan en Cohen, dát waren zijn helden. Tot hij zelf een keer een liedje in het Nederlands schreef. ‘Ik dacht: verrek, hier kan ik me perfect in uitdrukken. Ik wilde liedjes schrijven die hier nog nooit geschreven waren. Heel persoonlijk. Hoe dieper ik over mijn eigen ontreddering vertelde, hoe meer mensen het aansprak, merkte ik.’

Alex Roeka werd in 1945 in Klooster Nazareth in Ravenstein, bij Nijmegen, geboren als Lex van Mourik. Hij groeide op in een gegoed notarisgezin. ‘Er heerste een sterk ontwikkeld standsgevoel. Ze zullen zich wel verraden hebben gevoeld door mij.’ Zijn oudste broer, die hoogleraar zou worden, was het alfamannetje. ‘Als ik me tegen iemand heb willen afzetten, dan is hij het.’

Intussen neemt het verlangen naar Ravenstein toe, merkt hij. ‘Met het verdwijnen van alles, het ouder worden, gaat het verleden meer spelen. Dat gaat over ontworteld zijn, ontheemding. Dat gevoel heb ik al sinds ik op mijn negende naar kostschool werd gestuurd.’

Alex Roeka: ‘Ik ben een marginale artiest. Geen Meeuwis of Borsato. En mijn generatiegenoten zijn dood.’ foto Marleen Daniëls

Het voelt altijd goed om in Ravenstein te komen, zegt hij, want nergens is de stroom zo helder als bij de bron. ‘Als het uitgaat met mijn vriendin, verhuis ik morgen nog naar Ravenstein. Hoewel. Dan krijg je natuurlijk weer die dorpsruzies, de vetes, dat gezeik. Maar die plek heeft betekenis; elke keer als ik er ben, bij de Maas, de spoorbrug, de weilanden, komt er iets naar boven. Een mix van zonde en verlangens. Wij zwierven daar als kind door de velden. Dat was ons leven, het was omgeven met geheimzinnigheid. Seksualiteit speelde ook een belangrijke rol. Onder de spoorbrug lagen jongeren die maar net iets ouder waren gewoon te neuken. Dat wilde je ook, maar je was te verlegen, te bang, te onwetend.’

Zijn wens is dat zijn as ooit onder die spoorbrug verstrooid zal worden. ‘Dat er dan op een plakkaat op de pijler komt te staan: hier rust Alex Roeka, haha.’ Niet dat iemand hem kent in het stadje, zegt hij. ‘Ik ben een marginale artiest. Geen Meeuwis of Borsato. En mijn generatiegenoten zijn dood.’

Soms heeft hij wel moeite met z’n leeftijd: ‘Dat zo’n oude lul als ik nu de Poelifinario wint, en niet een talent dat 50 jaar jonger is, pff. Van de andere kant, Leonard Cohen schreef zijn mooiste plaat op z’n 82ste, met één been in het graf.’

Van de drank en andere troep is hij allang af, anders had hij de 77 niet gehaald, zegt hij. ‘Na je 40e is alcohol puur vergif.’ In het café drinkt hij graag thee. En okay, heel af en toe gaat er een scheut Bacardi of gin in. 

Alex Roeka speelt in december in Roosendaal, Roden, Rilland en Beuningen. alexroeka.nl