Tien jaar na dato treedt schrijver Bart Moeyaert opnieuw op als vertolker van het door hem vertaalde libretto bij Strawinsky’s L’Histoire du soldat. YANNICK DANGRE zocht hem op in de lommerijke omgeving van Kalmthout. ‘Van de eerste tien jaar van mijn schrijverschap herinner ik me haast niets.’

Na drie decennia heeft Bart Moeyaert de Antwerpse binnenstad verruild voor de rust van een groene oase, al is rust in zijn geval relatief. Zo komt hij net terug van een literatuurcongres in Moskou en opende hij een dag eerder de tentoonstelling Het hele leven, tussen de regels van het boek in de Antwerpse boekhandel Stad leest.

‘Ik had de stilte wel nodig na al die jaren,’ zegt de schrijver in zijn huis in Kalmthout, waar ik arriveer na enkele kilometers rijden door idyllische boslaantjes en tunnels van groen loof,   ‘maar ik kan de stad ook niet helemaal missen. De afwisseling die ik nu heb, werkt heel goed. En het is fantastisch om vanuit zo’n internationale metropool als Moskou weer thuis te komen in deze kalmte.’

Ook in zijn professionele parcours kent Bart Moeyaert (Brugge, 1964) de nodige variatie. Hij is dichter en schrijver van boeken voor zowel jeugd als volwassenen. Hij was onder andere schrijfdocent, stadsdichter van Antwerpen en intendant van de Frankfurter Buchmesse. En deze maand staat hij op het podium als concertverteller van Iemands lief (zie kader). ‘Ik ben heel blij dat het boek opnieuw is uitgegeven, ditmaal geïllustreerd door Peter Van den Ende. Ik wilde, na Het hele leven, heel graag nog eens met hem samenwerken, zeker omdat ik het gevoel had dat hij op het verhaal van Iemands lief alle hoeken van zijn bovenkamer kon loslaten. Dat is ook gebeurd, waardoor het boek voor mij weer als gloednieuw aanvoelt.’

Voor het ontstaan ervan moeten we tien jaar terug in de tijd, toen Moeyaert door violiste Janine Jansen werd gevraagd om samen te werken. Aanvankelijk zou Iemands lief een vertelling zijn die één keer zou worden uitgevoerd in rocktempel Tivoli in Utrecht en daarna nooit meer. Moeyaert: ‘Ik vond het een fantastisch project. Het daagde me uit om mijn grenzen te verleggen en bovendien klikte het op persoonlijk vlak – voor mij altijd de belangrijkste voorwaarde voor een samenwerking. Zo’n project met een ensemble geeft me veel terug, zeker als de orkestleden snappen dat tekst óók muziek is, bepaald door het ritme, het tempo, de pauzes, waarbij we elkaar kunnen bijsturen. Zulke ervaringen zijn artistiek verrijkend, ook omdat ik me daardoor in de muziek van Strawinsky en de verhalen eromheen ben gaan verdiepen. Samenwerkingsverbanden maken me vrijer, juist omdat je niet alles in de hand hebt. Ze bevrijden me vaak van een idee van perfectionisme dat ik lang gekoesterd heb, terwijl de volmaaktheid natuurlijk niet bestaat.’ Lachend: ‘En als ze al bestaat, is ze vreselijk saai.’

Bart Moeyaert: ‘De vlam is er elke keer nog, sterker zelfs, ze wordt alleen maar groter omdat je meer tegenkanting krijgt.’  Foto: Marleen Daniëls.

Het verzoek van tien jaar geleden kwam op het juiste moment. ‘Ik kon me destijds heel goed identificeren met Janine. Ze kampte met een burn-out, iets waar veel kritiek op kwam omdat mensen vonden dat je als beroemde violiste niets te klagen hebt. We zijn samen op de Veluwe gaan wandelen en ik herkende haar vermoeidheid, het voortdurend aangesproken worden op wat je doet, en hoe je het doet. Terwijl mensen soms echt beter hun klep zouden houden.’

Moeyaert had vergelijkbare klachten als Janssen. ‘Bij mij was de oorzaak van de vermoeidheid het stadsdichterschap van Antwerpen dat ik in 2006-2007 bekleedde. Het was een woelige periode met enorm gepolariseerde verkiezingen en ook nog eens de door racisme ingegeven dubbelmoord in de Antwerpse binnenstad door Hans Van Themsche. Alles was indertijd wit of zwart. Als je daar enige nuance in wilde aanbrengen, werd je dat zelden in dank afgenomen. Terwijl poëzie nu net bestaat uit duizenden subtiele grijstinten. De reacties waren zo heftig dat mijn hoofd er jaren later nog steeds vol van zat.’

‘Vroeger had ik het idee dat ik aan verwachtingen moest voldoen, terwijl er niets ondergravender is dan dat.’

Wanneer ik hem vraag of hij vóór het stadsdichterschap anders in de literatuur en het leven stond dan nu, volgt er een volmondig ja. ‘Voor die tijd beschermde ik mezelf door te zeggen dat een verhaal iemand kan veranderen, en heel misschien een gedicht ook – maar uiteindelijk zit het tussen twee stukken karton en als niemand dat karton openvouwt, heeft dat geen enkele macht. Ik meende dat ook, maar daarbij wilde ik mezelf vooral niet belangrijker maken dan ik was. Ik leefde toen – ook relationeel – in een vrij beschermde omgeving: de wereld kwam alleen binnen als ik dat wilde. Heel comfortabel, maar ergens ook heel ongezond. Door het stadsdichterschap en de directe, vaak erg emotionele commentaar die je van mensen krijgt, werd alles onderuitgehaald. Dan besef je dat een tekst of een gedicht wél impact heeft. En dat je zelf misschien toch stiller en verlegener bent dan je dacht. Bovendien speelden er ook verwachtingen mee. Vroeger had ik het idee dat ik absoluut aan verwachtingen moest voldoen, terwijl er niets ondergravender is dan dat.’

Die periode van twijfels en onzekerheid beschouwt hij nog steeds als een breekpunt – wat destijds haast letterlijk te nemen was. ‘Na mijn stadsdichterschap bleek ik een dringende hernia-operatie nodig te hebben, mijn lichaam was half kreupel. Maar toen keerde het ook definitief. Ik zal nooit vergeten hoe ik wakker werd en geen vin kon verroeren. Op de vensterbank zag ik de kranten liggen met de waan van de dag, daarachter de Antwerpse skyline. Laat alles maar doordraaien, dacht ik, en sindsdien lukt het me beter om een gezonde dosis afstand en zelfs een tikje ‘je-m’en-foutisme’ aan de dag te leggen. Klikt het niet, dan botst het, en dan is dat maar zo. Ook op persoonlijk vlak: te stil en te conflictloos werkt niet voor mij. Ik hoef dan ook niet meer zo nodig aan andermans verwachtingen te voldoen. Ook ouder worden helpt natuurlijk. Je neemt automatisch meer afstand en stelt vast dat je toch al betrekkelijk veel hebt gedaan.’

Dat laatste is een understatement. Moeyaert heeft een imposant en gevarieerd oeuvre bijeengeschreven, dat in zowat alle genres bekroond werd, twee jaar geleden nog met de Astrid Lindgren Memorial Award, ook wel eens de Nobelprijs voor de jeugdliteratuur genoemd. Een mens zou zich gaan afvragen hoe Moeyaert na bijna veertig lauwerrijke jaren het vuur nog brandend houdt. Glimlachend: ‘O, dat is niet zo moeilijk. Zodra ik voel dat er een vlam is, het gevoel van “ik moet dit doen”, dan ben ik vertrokken. Die vlam is er elke keer nog, sterker zelfs, ze wordt alleen maar groter omdat je meer tegenkanting krijgt. Juist die tegenwind wakkert de vlam aan, maakt mijn stelligheid en overtuiging groter.’

‘Natuurlijk heb ook ik, zeker met mijn piekerzieke aard, vaak nachtenlang wakker gelegen, zeker in mijn beginjaren: zou ik niet dit of had ik niet beter dat. Van de eerste tien jaar van mijn schrijverschap herinner ik me daardoor haast niets. Ik was waarschijnlijk ook veel te naïef, kwam na een doodkalme jeugd in Brugge plots in een veel te grote wereld in Brussel terecht. Bovendien waren het de jaren van mijn coming out en debuteerde ik al op mijn negentiende, het was heel veel tegelijk. Mijn toenmalige uitgever herinnerde me steeds aan mijn imago van jeugdschrijver voor twaalf- tot zestienjarigen, terwijl ik juist veel meer pistes wilde verkennen. Dat alles vrat energie, maar desondanks was het een heel mooie tijd, die ik graag beter beseft had. Tegelijk denk ik dat al die twijfels en ervaringen me uiteindelijk vooral eigenzinniger en zelfs tot een betere versie van mezelf hebben gemaakt. En dat gepieker, die donkere binnenkant, is nu eenmaal de aard van het beestje, die er tegelijk voor zorgt dat er af en toe eens een intelligente zin uit mijn pen komt.’

Moeyaert klinkt ironisch, maar tegelijk ook berustend, als een man die het leven steeds beter begrijpt omdat hij niet meer bang is voor de confrontatie. Eenzelfde evolutie is ook merkbaar in zijn werk. In zijn eerste boeken zijn de hoofdpersonages vaak mensen die op hulp van buitenaf wachten in een moeilijke grote wereld. In later werk duiken steeds meer doeners op en laat de schrijver ook de rauwheid toe. ‘Vroeger creëerde ik graag omwegen en verpakte de waarheid met een grote strik eromheen. Terwijl ik nu meer denk: een open wonde is niet leuk om naar te kijken, maar het is wel wat we hebben, dus beschrijf het zo. Mijn personages zijn kwader geworden, ook op de wereld. Ik denk dat dat geen slechte zaak is.’

Iemands lief/L’Histoire du Soldat van Igor Strawinsky door Antwerp Sympony Orchstra, met een libretto van en door Bart Moeyaert. Op 14.11 om 15.00 uur in Concertzaal AMUZ, Kammenstraat 81 Antwerpen. 

Soldaat verkoopt zijn ziel aan de duivel

Op zondag 14 november speelt een ensemble van het Antwerp Symphony Orchestra L’Histoire du soldat, de klassieker van Igor Strawinsky uit 1918. Het oorspronkelijke libretto was van de hand van Charles-Ferdinand Ramuz en vertelt het verhaal van een soldaat die zijn ziel aan de duivel verkoopt.
De faustiaanse geschiedenis vormde de basis voor Iemands lief, de bewerking die Bart Moeyaert in 2011 maakte en die twee jaar later in boekvorm verscheen. Net als bij de eerste uitvoering neemt hij tijdens het concert de vertellersrol op zich. In de concertzaal van AMUZ wordt Moeyaert begeleid door zeven muzikanten van het ASO.