Lauradorp heeft een hoog koempelgehalte. Het circa duizend woningen grote dorp, nu een wijk van Landgraaf, werd vanaf de jaren twintig gebouwd voor mijnwerkers. Bijna honderd jaar later is het hoogste tijd voor een renovatie. Maar hoe pak je dat aan als het om koopwoningen gaat? “De wijk heeft een rommelig karakter gekregen, probeer mensen daar maar eens op aan te spreken.”
Lopen is lastig voor Anton Erps. Vandaar dat hij altijd een krukje met zich meesleept. Nu zit hij op dat krukje in de deuropening van de kerk in Lauradorp. Van de achterdeur wel te verstaan, want de kerk gaat alleen nog open tijdens feestdagen of een dienst voor oud-mijnwerkers.
Anton Erps, hij is inmiddels 79, was erbij toen de mijn Laura in 1970 sloot, een half mensenleven geleden. Vroeger was hij koster in de kerk, nu doet hij er nog af en toe een klusje. Hij is dankbaar dat hij nog van betekenis kan zijn. “Verleden jaar ging ik vanwege mijn rug naar het ziekenhuis, en kwam ik terug met een nieuwe hartklep. Mét een bacterie erop.” Niet dat hij bang was voor de dood. “Ik heb de oorlog meegemaakt en kom uit een gezin met elf kinderen. Bovendien heb ik zeventien jaar ondergronds gewerkt. Dan heb je wel geleerd wat vechten is.”
Meer dan 54 jaar woont hij nu in Lauradorp, geboren is hij in het aanpalende Nieuwenhagen. De eerste vijf jaar huurde hij een huisje aan de Lindestraat, eigendom van de Laura, zoals bijna alles eigendom was van de Laura. In 1973, drie jaar nadat de mijn was gesloopt, kocht hij de woning voor 16.800 gulden, zo’n 7.500 euro. Hij zal het uitsluitend horizontaal verlaten, want hij woont er graag. “Als je hier problemen krijgt, veroorzaak je ze zelf”, zegt hij, terwijl hij het slot van de kerkdeur reviseert. Van zijn generatie zijn al heel wat mijnwerkers, koempels noemt hij ze, overleden. De veelgeroemde koempelmentaliteit, het blindelings op elkaar kunnen vertrouwen, bespreken de overblijvers vooral nog op de tribunes van Roda JC. “Ik ben er trots op dat ze onze mentaliteit in het elftal willen duwen.”
Halverwege de jaren twintig was de nood hoog om de mijnwerkers van de in 1901 in gebruik genomen mijnbouwbedrijf Laura & Vereeniging te huisvesten. De mijn was genoemd naar de echtgenote van Anton Wackers, die eigenaar van de concessie. De directie wilde duizend woningen bouwen met kleine voortuinen en lange achtertuinen. In 1930 stond ongeveer de helft overeind, door de crisis werd de bouw stilgelegd. Pas na de Tweede Wereldoorlog werd de bouw hervat. Vooral buitenlandse arbeiders stroomden toe: Polen, Joegoslaven, Hongaren, maar ook Zwitsers, Fransen, Russen en Duitsers. Op de school in Lauradorp was ongeveer de helft van de kinderen van buitenlandse komaf.
Die smeltkroes van nationaliteiten heeft in Lauradorp nooit problemen opgeleverd, zegt Saskia Janssen (42) van de bewonersvereniging. Ze is geboren en getogen in de wijk. “Ondergronds was iedereen gelijk. Daar had je aan een knik genoeg om te weten wat je te doen stond. Het waren koempels. Maar ik denk eerlijk gezegd dat mensen toen ook aardiger waren voor elkaar dan nu.” Anno 2015 komen in de huurwoningen ook veel buitenlanders terecht, al dan niet via een asielzoekerscentrum. “Bij sommigen gaan de rolluiken nooit open. Anderen laten zich door de buren helpen bij het boodschappen doen.”
In de ogen van Saskia Janssen is Lauradorp een wijk zonder al te grote problemen, ook al is de werkloosheid hoog en zijn de inkomsten en pensioenen laag. Ze merkt het vooral bij de kinderactiviteiten die de buurtraad organiseert. Dan loopt het storm. Voor één euro zijn de kinderen een hele middag onder de pannen. “De harmonie of de voetbalclub zijn voor hun ouders te duur.” Mensen uit Lauradorp wonen graag en lang in de wijk, weet Janssen. Houten bordjes uit de tuincentra, met nieuwerwetse versies van Oost West Thuis Best hangen voor veel ramen. Wie door de wijk wandelt, ziet de grote invloed van bouwmarkten en tuincentra. De onvermijdelijke Boeddha waakt voor menig raam in Lauradorp, het legioen uilen, leeuwen, gevelkikkers, gefiguurzaagde harten en stenen zonnen is omvangrijk. Hoewel veel arbeidershuisjes de status van beschermd dorpsgezicht hebben, zijn ze voorzien van een allegaartje aan Gammadeuren, buitenlampen, brievenbussen, naambordjes, zonnepanelen en rolluiken. Aan de achterzijde hebben veel bewoners aan- of uitgebouwd. Originele kozijnen en daklijsten van hout zijn opgevolgd door vervangers van kunststof of trespa. Dat de huurwoningen inmiddels zijn verkocht aan de bewoners, heeft de uniformiteit van Lauradorp geen goed gedaan. “Daardoor heeft de wijk een nogal onrustig en rommelig karakter gekregen”, zegt Janssen. En probeer particulieren daar maar eens op aan te spreken. “Het grootste probleem is dat de huizen oud en koud zijn. De stookkosten kunnen hoog oplopen en renovatie is voor veel mensen onbetaalbaar.” Vandaar dat de buurtraad heil zocht in een totaalplan dat uiteindelijk bij IBA Parkstad belandde. Een mooi voorbeeld van burgerparticipatie.
Wiel Schmitz (73) veegt de stoep voor zijn huis in de Rechtstraat. Zelf komt hij niet uit Lauradorp, maar “de vrouw” verhuisde vaak in de straat. Ze woonde op nummer 7 en nummer 15 en nu dus op nummer 14. Af en toe spiekt ze door het raam om te zien met wie haar Wiel nu weer staat te zwetsen. De huizen aan Wiels kant zijn beschermd dorpsgezicht, die aan de overzijde niet. Daar liggen op de daken zonnepanelen lelijk te wezen, en kun je naar eigen smaak een afdakje boven de voordeur timmeren. Bij Wiel niet. Hij woont hier sinds begin jaren zeventig. “Eigenlijk is er in al die jaren niet zo heel veel veranderd. Of wacht, er zijn veel minder kinderen.” Hij telt per huis het aantal kinderen begin jaren zeventig en is met terugwerkende kracht verbaasd hoe die allemaal in de huizen met twee slaapkamers pasten.
Bij de Olmenstraat staat een beeld van kunstenares Marianne van der Bolt. Het staat symbool voor de eendracht en de saamhorigheid in Lauradorp. De handen die gebouwd hebben, goot ze af in brons. Zoals die van koempel Wiel Zweiphennig, die enkele jaren geleden op zijn negentigste overleed. Zoon Nic. Zweiphennig (73) woont schuin tegenover het monument. Zijn buurman, ook een oud-koempel, drinkt op straat koffie met de mannen van de groenvoorziening. Voor de deuren staan bankjes waarop men op zomeravonden babbelt. “Zo doen we dat hier,” zegt Nic., wiens blakende voorkomen spot met alle vooroordelen over van ademnood hoestende en proestende koempels. Hij lacht zijn tanden bloot als hij verneemt dat er plannen zijn om de woningen duurzaam te renoveren om bijvoorbeeld de stookkosten te verlagen. Hij is een mijnwerker, en die hebben alleen maar rechter handen. Zijn huis is dus al geïsoleerd. Net als Anton Erps kocht hij het begin jaren zeventig voor 16.000 gulden. Hij bouwde het aan de achterkant uit zodat er ruimte genoeg is.
Toch heeft de bewonersvereniging IBA Parkstad weten te interesseren voor duurzame renovatie van de wijk. Alleen zo, meent men, valt veroudering en verloedering tegen te gaan. Er werd contact gelegd met het Neber-expertisecentrum in Heerlen dat studenten van de Hoge School Zuyd innovaties laat bedenken op het vlak van duurzaamheid en renovatie. Om de slagvaardigheid in het project te vergroten, is er een consortium van bedrijven opgericht die samen de renovatie van Lauradorp (en ook Vrieheide in Heerlen) aanpakken. Als de Landgraafse gemeenteraad akkoord gaat, worden in Lauradorp snel twee modelwoningen gerenoveerd. Wendy Broers, onderzoeker van Neber: “Met deze woningen willen we de bewoners laten zien welke mogelijkheden er zijn, proberen we ze te verleiden. Je kunt niemand dwingen om je huis te laten renoveren. Ik zou het zelf ook niet zo prettig vinden als iemand mij kwam vertellen wat ik met mijn eigen huis zou moeten doen. Maar we kunnen wel laten zien hoe je ruimte kunt scheppen op de begane grond maar ook achterom door de wildgroei aan uitbouw en schuttingen op te ruimen en te vervangen. Door de hele wijk planmatig aan te pakken, het gaat om 1350 adressen, kunnen we veel kosten en zorgen besparen. We rekenen ook voor wat de bewoners uiteindelijk zullen besparen op hun energiekosten.” De bedoeling is om in 2020 honderd van de 1350 adressen opgeknapt te hebben; een investering van 6,7 miljoen euro.
Foto’s: Edith Eussen