Voormalige garnizoensstad Venlo staat niet bekend als hoeder van de schone kunsten. Handel gaat voor alles. Hoe zit het met cultuur in bredere zin? TWAN VAN DEN BRAND gaat op inspectie. “Er is een miljoenentekort op de zorg. Dus geld voor cultuur? Wat denk je zelf?”

Je bent een deel van alles bij je leven.
En alles blijft bestaan wanneer je sterft.

Het is een onverwachte ontmoeting met Gerrit Komrij. De dichtregels hebben na zijn verscheiden standgehouden. Ook in het verscholen Knibbelstraatje in Venlo waar zijn Alles blijft tegen een oude gevel is geboord.

Dat alles blijft, kun je in deze tussen Maas en Duitse grens geperste stad op het eerste oog bezwaarlijk volhouden. Door een foutje van de geallieerde bommenwerpers verdwenen aan het eind van de oorlog niet de bruggen over de rivier, maar wel een flink stuk van het nog deels ommuurde centrum. Honderden inwoners lieten het leven. De Duitsers waren de vijand, de bevrijders krasten óók in de stad en in de ziel.

Heeft dat bombardement Venlo’s identiteit verwond? De ene vraag roept de andere op. Wat is identiteit? Directeur Jos Schatorjé van het Limburgs Museum wijst op de historie van de stad die eens tot het hertogdom Gelre behoorde. In het verleden was Venlo als vestingstad een gesloten bastion, en als handelsstad – o contradictie – een brug naar de wereld.

Nog altijd past het woord diffuus. Is Venlo een stevige stad of een samenraapsel van kernen? Het stadsdeel tussen Maas en grens telt nog geen 40.000 koppen. De rest van het volk woont in later opgeslokte groene dorpen. Eerst kwam Blerick aan de beurt, aan de overkant van de Maas. Later volgden Arcen en Velden, Tegelen en Steyl.

Met Tegelen komt ook de taalgrens in beeld, die dwars door de gemeente loopt. In het pottenbakkersdorp van weleer, in 2001 opgeslokt door Venlo, spreken ze een heel ander dialect dan in de stad, zegt Schatorjé. Zelf komt hij uit Horst, in de Peel. Vanaf 2000 was hij directeur van het Limburgs Museum. Deze maand neemt hij afscheid. Vrij naar Gerrit Komrij: niet iedereen blijft.

Ook citymanager Jan Brouwers, de pensioengerechtigde leeftijd al een tijdje voorbij, blijft niet lang meer in functie. Een heer van na de oorlog, geboren en getogen in Venlo. Hij maakt de stedelijke spagaat nog wat ongemakkelijker. “Venlo is de hoofdstad van Noord-Limburg, maar we kijken hier eerder naar Eindhoven dan naar Maastricht. Tegelijkertijd zijn we de meest Duitse stad van Nederland.” De drommen bezoekende buren heten kooptoeristen.

Brouwers leest mee met Komrij’s tekst, daar in het Knibbelstraatje. Alles blijft? Met het bombardement in 1944 is veel kapotgeschoten, zegt hij, “Misschien ook wel een stukje van onze identiteit. Venlo is lang in mineur geweest: altijd maar klagen en mopperen. Langzaam maar zeker verandert dat en durven we weer trots te zijn. Met reden, want de stad is stevig opgeknapt. Voor de Floriade van 2012 is er veel gebeurd. Kijk eens naar de Maasboulevard, de terrassen, de aansluiting op de rivier. Nadeel is dat we nu met een lege portemonnee zitten.”

Die portemonnee keert vaker terug, ook als je met andere Venlonaren over hun stad praat. Begin over kunst en cultuur en het gaat al gauw over de tekorten in de zorgsector. De Venlonaar is praktisch ingesteld, heet het dan. Dus eerder geld voor het pgb, het persoonsgebonden budget, dan voor Museum Van Bommel van Dam dat niet eens meer een gebouw heeft. Sinds vorig jaar leidt het museum een zwerversbestaan, popt hier en daar op, en hoopt over enkele jaren onderdak te krijgen in het oude postkantoor.

Een verweesd gemeentelijk museum: dat geurt niet naar beleid.



In Venlo is jarenlang bezuinigd; kunst leek op exotisch fruit dat in geen enkel mandje paste. Met zijn door de provincie gefinancierde Limburgs Museum is Schatorjé niet afhankelijk van de stad. “Met onze onroerendzaakbelasting sponsoren wij Venlo”, zegt hij. Dan: “De kunstensector is hier steeds verder uitgekleed. Op een gegeven moment ben je als overheid geen serieuze partner meer.”

Begin dit jaar flakkerde de hoop even op. In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen stootte Mieke Smits van Stichting Het Raam, die kunst in de openbare ruimte toont, in de partijprogramma’s op een verrassing. Smits: “Er stond zowaar een keer het woord kunst, in plaats van cultuur.” Even dacht de Tegelse kunstenares “dat het dieptepunt achter de rug was”. Maar bij de presentatie van de begroting, begin oktober, bleek dat Venlo opnieuw gaat snijden in kunst en cultuur. Smits: “Ze zakken door de bodem.” Andere lui op het pluche, maar met dezelfde intenties.

Venlo is geen hoeder van de schone kunsten. Wel van de cultuur? We gaan verder aan de wandel met citymanager Jan Brouwers en bereiken de Gasthuisstraat, binnenstedelijke parel, maar wel een zonder glans, met gevels die alle moeite doen hun historie te maskeren. Brouwers zou die geschiedenis hier graag terug willen zien. Ter vergelijking wijst hij naar het stadhuis, even verderop, stralende renaissance uit 1597, door velen in de stad gekoesterd.

Dezelfde Gasthuisstraat is het decor waarin Ralf, hoofdpersonage in de zich in Venlo afspelende roman Naar de overkant van de nacht van Jan van Mersbergen, kou staat te lijden als een andere carnavalsvierder hem vertelt dat je tijdens de carnaval eindelijk jezelf kunt zijn: De Pater nam mijn hand, legde mijn arm om zijn schouder en toen kwamen die woorden over dat jezelf zijn. En nu staan we hier, een Pater en ik in mijn veermanspekske, heel dicht tegen elkaar aan. Hij zingt: Ik veul heite traone op mien wange, of kump det van de kalde wind?”

“Tsja”, zegt Brouwers met een glimlach, “Vastelaovend is een fenomeen. Als je carnaval als cultuur beschouwt, zijn we zeker aanbidders. Maar zonder flauwekul: cultureel hebben we echt wel wat te bieden.” Hij grabbelt even: het jaarlijkse literaire festival in de oude kapel Domani, het vierdaagse Zomerparkfeest, poppodium Grenswerk dat sinds vorig jaar zwarte cijfers schrijft, de vele bandjes van eigen bodem, het zojuist opgeknapte erfgoed van de Puddingfabriek en, niet als laatste, Sounds, de enorme muziekwinkel (“Ook nog veel vinyl”) waarvoor mensen wél van heinde en verre naar Venlo komen. Het zit in de details. Wandel verder en je ziet gevelversieringen én poëzie.

Vorig jaar scheidde de Raad voor Cultuur een kaart af met stedelijke cultuurregio’s in Nederland, met witte vlekken rond de Wadden, Den Helder én, jawel, Venlo. Voor Marcel Tabbers en Tieneke Verstegen aanleiding om afgelopen september een brief aan de nieuwe wethouder Marij Pollux (GroenLinks) te schrijven. De twee maken zich sterk namens het nieuwe platform Cultuurmakers Venlo. “Willen we als regio mee in de culturele vaart der volkeren en de komende kansen benutten, dan zullen we op moeten staan en in gezamenlijkheid een leidend en verbindend perspectief moeten ontwikkelen”, schreef het tweetal.

“Venlo heeft lange tijd bestuurders met slagkracht en visie gemist”, zegt Verstegen. En, verwijzend naar de witte vlek op de nationale cultuurkaart: “Ik denk dat ze geen idee hadden wat het culturele profiel van een stedelijke regio is, kan of moet zijn.” De zojuist aangekondigde nieuwe bezuinigingen lijken erop te wijzen dat dat besef er nog steeds niet is, die voelen eerder vertrouwd dan vertrouwenwekkend.

Tieneke Verstegen woont in cultuur, ze past zogezegd op het restant van het oude City Theater, geopend in 1907. De trap in haar ‘huis’ leidt naar de ouderwetse grandeur van een cinéma, met rode toneelgordijnen en een klassiek theatercafé. Ze woont hier alweer tien jaar.

Hoewel het zelfs in de huidige staat nog onvervreemdbaar erfgoed van de stad mag heten, is er in en buiten Venlo geen koper of huurder die het pand aan de Vleesstraat blieft.

Decennia geleden alweer kwam Verstegen vanuit het dorpse Maasbree naar Venlo, waar ze zich nog steeds thuis voelt. “Dit is een stad van de menselijke maat. Er is een sterke drang naar samen doen, samen beleven. Als je hier iets wilt, zet je stappen en kun je iets voor elkaar krijgen.”

Zelf zette ze die stappen rond 2000 in een verpauperde wijk waar het wemelde van drugsdealers en gebruiker, ook uit Duitsland. De buurt heet Q4, Venlo’s kern laat zich makkelijk opdelen in historische quadranten. Aanvankelijk nam de gemeente Verstegens plan om van Q4 een wijk voor creatievelingen te maken over – zeker nadat de provincie liet weten daar miljoenen euro’s voor over te hebben. Verstegen ging er wonen en trok met een handvol gelijkgestemden de beoogde culturele veranderingen vlot; bestuur en politie zetten zwaar in op de veiligheid.

Inmiddels is Q4 behalve een bestuurlijk hoofdpijndossier een gevarieerde wijk met oude en nieuwe woningen, met wonen en werken. Hier en daar een atelier, niet bepaald een Quartier Latin. Van teleurstelling is bij Verstegen geen sprake: “Vroeger was het een no-go area. Míj ging het om zoiets als gemeenschapszin. Een wijk waar Venlonaren anders naar gingen kijken, waar wonen en werken samengingen. Ik neem er nog altijd graag mensen mee naar toe.”

Toch is de droefenis nog niet geheel verwaaid. Neem de Bolwaterstraat, winkelstraat tussen Nolensplein en Maas, indertijd broeinest van drugshandel en criminaliteit. De grauwheid is nog niet verdwenen, de buurt klaagt alweer over onveiligheid en overlast. Daar kan de bezem best nóg een keer doorheen, vindt ook Verstegen. “Er hangt een geest boven Q4, de problematiek blijft steeds terugkeren.” Soms heeft Komrij gelijk, ook in Venlo.

Minder in plaats van meer

De aangekondigde bezuinigingen in Venlo raken tal van culturele organisaties, platforms en instellingen. Ook theater De Maaspoort krijgt er mee te maken. Er wordt niet gesneden in onze exploitatiesubsidie, zegt directeur Leon Thommassen, maar de loon- en prijscompensatie, wordt door de gemeente niet gecompenseerd. Thommassen: “We ontkomen er nu niet aan om minder te gaan doen, terwijl ik juist meer zou willen.”

Niet alleen De Maaspoort tekent protest aan tegen de bezuinigingen, ook andere culturele instellingen in Venlo verweren zich. Thommassen: “De cultuur in Venlo komt er al jaren niet goed vanaf, maar ik vind dat we met de politiek in gesprek moeten blijven op basis van argumenten.”