De vloedlijn kraakt zoals zij vroeger nooit deed. In mijn kindertijd lagen er andere schelpen op het strand, rond en kleiner. Ze gaven geen kik. Nu knarsen de scheermessen onder mijn laarzen. Of toch hun kleppen. De zee braakt maar raak en ik doe de slakkenhuizen breken.
De officiële naam is Amerikaanse Zwaardschede, Ensis Directus. Geen enkele soort spoelt zo massaal aan, terwijl onze kust vroeger zélf schelpen in de aanbieding had. Daar zat soms een scheermes tussen, maar zelden, en nooit was het een Amerikaan. Er kraakte niks aan de vloedlijn. En van splinters in je hoofd had je ook geen last.
Nu doe ik mijn best om niet aan de mensen onderweg naar Engeland te denken. Er waait een stukje oranje plastiek voorbij. Goddank is het geen zwemvest. Laat me maar naar de schelpen luisteren en in een boek over de Amerikaanse Zwaardschede lezen.
Een oud verhaal klapte open. Een weekdier heeft de Europese kust veroverd. Sindsdien klinkt de vloedlijn voorgoed anders. De Ensis Directus komt van een ander continent, Canada, South-Carolina.
Je maakt jezelf wijs dat de zee altijd de zee is, dat je tijdloze wandelingen maakt, aan een horizon die tenminste wel betrouwbaar is. Maar onder je onnozele zwaartekracht verbrijzelen de illusies. In de verte ligt Duinkerke. Calais zie je niet. En nieuwe schelpen kraken.
Het wemelt en het wemelt maar. Ik heb er niks mee te maken. Ik wemel maar mee
In juni 1979 voer een vrachtschip van Amerika naar Hamburg, met ballastwater aan boord. Ter hoogte van Cuxhaven, bij de monding van de Elbe, werd het water geloosd, zonder zuurstofbehandeling. Een larfje van de Ensis Directus zwom de Duitse wateren in.
Soms krijgt ballast een zuurstofbehandeling. De lucht wordt eruit gezogen. Het water gaat dood de zee in. Zo blijven soorten netjes op hun plaats. Maar niet altijd. Zuurstof is zo’n gedoe.
Het Amerikaanse larfje dreef naar het noorden, met de stroming mee. En tegen de stroming in zwom het met hulp van de noordenwind naar het zuiden. Drie jaar later lag de Amerikaanse Zwaardschede kraakvers op het strand, in de Bocht van Watum. Eind 1983 vond iemand het eerste nieuwe scheermes op het strand in Scheveningen. In 1987 was het prijs aan de Belgische kust en langzaam liggen ook de Franse stranden vol.
De beweging van de larf zit in computermodellen. Het ziet eruit als een zee van pijlen en formules, een zwerm spreeuwen in de lucht, een massa mensen op Brussels Airport. Het wemelt en het wemelt maar. Ik heb er niks mee te maken. Ik wemel maar mee.
Het gekraak werkt op de zenuwen. Eindeloze trillingen draaien in mijn eigen slakkenhuis naar binnen. Ik steek mijn muts in de zak van mijn jas. De wind neemt het over. Mijn coiffure waait aan mijn oren voorbij. Ik hoor alleen nog ruis. Met één pas opzij ben ik van de schelpen verlost en de zee vlakt de afdruk van mijn laarzen uit.