Ook op lokaal niveau heeft de kaalslag in de cultuursector huisgehouden. Maar niet overal. In het Zuid-Limburgse heuvelland ligt een enclave die moedig standhoudt en juist wél in kunst investeert. Niet door een geheim toverdrankje, maar door de vasthoudendheid van twee ambtenaren. WIDO SMEETS zocht hen op. “Effe stoefen, zeggen de Vlamingen dan.”
Het was een bijzonder sollicitatiegesprek dat Juliette Sinkó drie jaar geleden met de wethouder cultuur voerde. Een open gesprek, met als conclusie dat ze de kans kreeg om van de tijdelijke baan waarvoor ze was gekomen een vaste te maken.
Het cultuuraanbod van Eijsden-Margraten, om die gemeente gaat het hier, mocht er zijn: een gerenommeerde kunstroute, een expositie, succesvolle harmonieën, kunstprojecten op scholen. Het was alleen niet zo goed zichtbaar allemaal, en er was geen gezamenlijk beleid.
Vol vuur vertelde Juliette Sinkó hoe het anders zou kunnen. Hoe al die initiatieven met elkaar verbonden zouden kunnen worden, hoe mensen van het ene initiatief geïnteresseerd zouden kunnen raken in het ander, hoe je kinderen op school warm kunt maken voor kunst en je daarmee zoveel andere inwoners van Eijsden-Margraten mee kunt krijgen.
Juliette, die vijftien jaar ervaring in Nederland en Vlaanderen en een ransel vol praktijkkennis meebracht, kreeg de aanstelling en ging voortvarend van start. Aanvankelijk ontmoette ze scepsis. “Wie zit daar op te wachten?”, kreeg ze te horen van collega-ambtenaren. Haar standaardreactie: “Als ík erop zit te wachten, geldt dat voor een heleboel mensen met mij.” Zoals de bezoekers die naar de jaarlijkse expositieroute Plateaukunst komen, naar het tweemaandelijkse kunstcafé of naar de schrijverslezingen in de bibliotheek. “Ik vind het mooi om te zien hoe het niveau wordt opgekrikt en iedereen elke keer een stapje verder durft te gaan”, zeg ze. “Waar ik níet op zit te wachten, zijn kunstenaars en musici die dingen op maat gaan maken, omdat ze denken dat het publiek dat van hen verwacht. Dan krijg je eenheidsworst.”
Inmiddels heeft Juliette haar vaste aanstelling als buurtcoach kunst en cultuur, en trapt ze al drie jaar flink op het gas in Eijsden-Margraten. Soms roept de wethouder weleens “wow!” “Dan weet ik dat ik te snel ga, en dat ik even moet dimmen”, zegt ze aan haar keukentafel in Keer, een van de vijftien dorpen die Eijsden-Margraten omvat. Een jaar geleden streek ze er na veel omzwervingen neer in een tot woonhuis verbouwde schuur. Samen met haar 14-jarige zoon Boris. Hij zit op het vwo en is net aangenomen – Juliette: “Effe stoefen, zeggen de Vlamingen dan” – op de vooropleiding jeugdconservatorium (piano). Het huisje staat vol keramiek van haar moeder, aan de muur hangt een schilderij, een jeugdwerk van haar vader.
Ook Marcella Pinckers, haar ‘partner in crime’ op de gemeentelijke cultuurafdeling, is aangeschoven. Het is woensdag, haar vrije dag. Haar zoontje Lieven (2) wordt ter plekke opgevangen door Boris, met wie hij midden in de woonkamer een berg inderhaast aangerukte Lego-blokjes te lijf gaat.
Marcella kwam een half jaar na Juliette naar Eijsden-Margraten als beleidsambtenaar cultuur. Samen met nog een vrouwelijke collega vormen ze de afdeling cultuur in Eijsden-Margraten. “Ik denk dat dit heel bijzonder is”, zegt ze. Ze vergelijkt de situatie met buurgemeente Gulpen-Wittem. Daar is één ambtenaar, die er naast de portefeuille toerisme een paar uurtjes cultuur bij doet.
Voordat ze naar Eijsden-Margraten kwam, werkte Marcella Pinckers zeven jaar bij de provincie, waar ze had geleerd hoe je beleid tot praktijk kunt maken. “Omdat je bij een gemeente ook zelf betrokken bent bij de uitvoering, heb ik hier gesolliciteerd”, legt ze uit. “Je kunt meehelpen de cultuur naar een hoger plan te tillen én je staat heel dicht bij de mensen.” Vanaf het begin klikte het met Juliette. “We zijn ons werk op elkaar gaan afstemmen. Ik denk dat ook dat afwijkend is van andere gemeenten.”
Als kind had Juliette Sinkó (Nijmegen, 1972) geen paplepel nodig om zichzelf te overvoeren met kunst, het ouderlijk huis liep ervan over. “Ik kom uit een familie van artsen en kunstenaars. Mijn moeder was keramiste, mijn vader ontvluchtte Hongarije na de Russische inval in 1956, studeerde geneeskunde in Nijmegen en werkte daarna als radioloog in Heusden-Zolder. Hij heeft zijn hele leven geschilderd. Dat doet hij nu na zijn pensionering nog steeds.”
Opgegroeid in Heusden-Zolder wist Juliette na haar 18e niet hoe snel ze het Vlaamse platteland moest verlaten. Ze studeerde cultuurwetenschappen in Maastricht en deed de toneelschool in Amsterdam. Sindsdien werkt ze als zelfstandige in de kunsteducatie. Na haar scheiding ging ze terug naar Vlaanderen. Ze werkte in Brussel, Mechelen en Heusden en merkte hoe belangrijk het is dat kunst een vruchtbare voedingsbodem heeft. “Elk Vlaams gat heeft een cultureel centrum met een eigen programmering. Zo’n centrum werkt meestal nauw samen met de plaatselijke scholen, ze beseffen dat het noodzakelijk is je publiek zelf op te leiden. Bij mijn terugkeer naar Nederland in 2014 ben ik erg geschrokken. Op gemeentelijk niveau is er nog amper cultuurbeleid. Allemaal wegbezuinigd.”
Marcella Pinckers (Maastricht, 1984) studeerde European Studies, onderbroken door een half jaar kunstgeschiedenis en filosofie in Fribourg (Zw.) – “daar kon ik mijn Frans verbeteren.” Terug in Maastricht deed ze een master cultuurbeleid en belandde ze na een stage bij de provincie Limburg op de cultuurafdeling. Met haar vriend begon ze enkele jaren geleden Soup Solo, een galerie annex soepbar. Inmiddels is er een nieuw concept op een andere plaats in Maastricht: Wasbar Centrifuge, wassen, drogen, lunch, diner en drankjes.
Ze is gek op dans. “Als ieder meisje danste ik vroeger zelf ook, ik liep op spitzen, deed aan jazzballet en tapdansen. Nog steeds zou ik het liefst elke dansvoorstelling in de regio willen zien.” Geschiedenis was vroeger haar favoriete vak op school, ze houdt van kostuumfilms en historische romans, van Arthur Japin bijvoorbeeld. En van de hedendaagse sprookjes van Haruki Murakami, “hij is mijn favoriete schrijver.”
Haar voorkeuren van nu deed Marcella op als kind. Om die reden, vindt ze, kun je niet vroeg genoeg met kunsteducatie beginnen. Vandaar de ‘pilot’ kunsteducatie die ze met Juliette opzette en die intussen voor vier jaar is verankerd in twee basisscholen in Eijsden-Margraten. Zowel de kunsteducatie als de naschoolse cursussen worden gegeven door lokale kunstenaars.
“Het is ongelooflijk hoeveel kunstenaars en musici hier wonen”, zegt Juliette. “We zetten ze in bij de educatie en nodigen hen uit in het kunstcafé. Daar staan professionals en amateurs, oud en jong, op één podium, en is de cirkel rond.” Bij die ontmoetingen in het kunstcafé schemert ook de grotere ambitie van het educatiebeleid door. Marcella: “We geloven dat je door langdurige kunsteducatie op scholen een publiek ontwikkelt met interesse in kunst en cultuur. En dat er weer waardering ontstaat voor het vak en de kunde van de kunstenaar.” Daar zijn de twee het over eens: het probleem in Nederland is dat er weinig waardering is voor kunstenaars, dat er te weinig publiek is. En dat begint bij een tekortschietend kunstonderwijs.
Van een leien dakje ging het trouwens niet in Eijsden-Margraten. Toen ze begon, vertelt Juliette, schoot het educatieaanbod alle kanten op. Er was niemand die controleerde wat er gebeurde, niemand die zicht had op de resultaten. Dan kwam ‘s middags een kunstenaar langs met doeken waar al lijnen op stonden. De leerlingen kleurden die in, de kunstenaar voegde ze samen tot een kubus waarna – surprise! – de afbeeldingen van de schooldirecteur en de burgemeester verschenen.
Juliette: “Aan het eind van de dag kwamen de ouders kijken en riepen: waauw.”
Marcella: “Terwijl de kinderen alleen maar vakjes hadden ingekleurd. Ze hadden niks geleerd.”
Juliette: “Bij toneelles zie je vaak dat kinderen zich gaan verkleden, gek gaan doen, scenes gaan maken. Bij ons leren ze drie basistechnieken: stem, beweging en verbeelding. Als ze gaan spelen, moeten ze in groepjes naar elkaar kijken en samen met de docent dingen leren benoemen.”
Marcella: “Musiceren, tekenen, toneelspelen, het zijn vakken die je moet leren, net als rekenen, lezen en schrijven. Dat misten we in de oude programma’s. Daar werden de creatieve vakken vaak als middel ingezet om de geschiedenis- of rekenles wat op te leuken.”
In het Nederland van nu ontbreekt de basis, zegt Juliette. “Als kinderen thuis noch op school in aanraking komen met kunst, wordt de kloof alleen maar groter. Ze groeien op met het idee dat kunst stom is – omdat ze het niet kennen.” Ze ondervindt het zelf, zegt ze, als toneelliefhebber. “Meestal ga ik alleen, om te voorkomen dat degene naast me halverwege begint te zuchten. Ik was laatst bij The Fountainhead van Toneelgroep Amsterdam, dan neem ik dus echt niemand mee. Ik vond het fantastisch.”
Des te meer geniet ze ervan om liefhebbers en twijfelaars bijeen te brengen in het kunstcafé waar de plaatselijke concertpianist Peter Caelen mini-masterclass geeft, waar de vermaarde trompettenbouwer Hub van Laar uit Margraten vertelt over zijn werk, waar ook elke keer literatuur besproken wordt en lokale artiesten een plekje krijgen. “Het is een podium voor het artistieke aanbod in deze gemeente. Én daarbuiten, om te laten zien dat er nog meer is”, zegt Marcella. Een plaatselijk koor is er even welkom als een topartiest, voegt Juliette toe. “Het is juist die spanningsboog die het zo leuk maakt. De amateurs kunnen na afloop zeggen dat ze met echte professionals op het podium hebben gestaan. Zo trekt iedereen elkaar een beetje mee.”
Cijfers
De 432 leerlingen van de basisscholen De Cramignon en Sint Martinus in Eijsden-Margraten krijgen per schooljaar 144 uur kunsteducatie. Er worden drie vakken gegeven: toneel, muziek en beeldend. Dat geldt ook voor het naschoolse aanbod. De lessen worden gegeven door negen kunstenaars uit eigen gemeente, ze werken samen in de stichting EduArt.
Eijsden-Margraten geeft 675.595 euro uit aan kunst en cultuur, inclusief de bibliotheken, exclusief erfgoed. Dat is 26,58 per inwoner. Vergelijkingen met andere gemeenten gaan vrijwel altijd mank omdat de definities teveel verschillen.