Nog niet zo heel lang geleden was Paul Drissen een schilder pur sang. In 2005 toonde hij zijn doeken nog bij Marres in Maastricht en in de Stadsgalerij in Heerlen, onder de naam Melodernia. In gelaagde velden van milde kleuren opgebracht met caseïnetempera dreven her en der vormen uit het modernisme. Fragmenten uit Mondriaans Victory boogie woogie bijvoorbeeld reïncarneerden als het ware in zijn doeken. In Heerlen toonde hij destijds enkele uitgeknipte vormen die hij op een tafel legde. Eigenlijk alleen maar om zijn werkwijze te verhelderen.
Terugblikkend zou je kunnen zeggen dat Drissen (Amstenrade, 1963) met het losmaken van die vormen een nieuwe richting insloeg en steeds verder verwijderd raakte van de schilderkunst. Dat wil zeggen, hij denkt nog als een schilder en zijn werkwijze is niet noemenswaardig veranderd, maar hij koopt zijn materiaal niet meer bij de verfwinkel maar bij ’t Panhuys of in de fourniturenwinkel. De laatste jaren maakte hij collages en beschilderde vlaggen en stoffen.
Aanvankelijk wilde Drissen vlaggen tonen in de Maastrichtse Timmerfabriek maar die zouden de ruimte naar zijn zin te veel afbakenen. Hij zocht naar een meer ruimtelijke manier om, zoals hij tongue in cheek zegt, reclame te maken voor de oude garde van de modernen. Straks hangen aan de balustrades van de vides in de fabriek modernistische objecten die de herkomst van hun identiteit in één oogopslag onthullen: Mondriaan! Het is een constante in het werk van Drissen: de modernen in een geheel nieuwe setting een tijdelijke wederopstanding laten beleven en even te verlossen van een eenzaam bestaan in de geschiedenisboeken. Compassie lijkt zijn drijfveer. Die kan hem overvallen bij het zien van Mondriaan in het Gemeentemuseum: een eenzaam doek, uit de tijd getild, ontdaan van alle visie die er aan ten grondslag ligt, ontdaan van context.
Voor Glocal Affairs maakte Drissen frames van goedkope latjes waarbinnen hij gekleurde linten spande of vormen plakte van vliegerpapier. Je herkent onmiskenbaar de vormen en vlakverdeling van Mondriaan. Drissen doet er zelf laconiek over door het woord knutselkunst in de mond te nemen. “Mondriaan was ook een knutselaar.” Of door te zeggen dat hij een ‘dom’ beeld wilde maken. “Ik heb alle angsten afgezworen, de duivels uitgebannen die zeggen wat ik moet doen. Ik maak kunst van exorcisme.”
Zijn objecten blijven schilderijen, al komt er geen verf aan te pas. “Mondriaan nieuwe stijl”, grijnst hij. “Een schilderij lijkt nu vreselijk plat. Op het doek moet ik illusie van het driedimensionale schilderen, nu krijg ik het bijna voor niks. De spanning tussen het goedkope materiaal en het verhevene waar het naar verwijst is mooi meegenomen. Ik moet nog zien of ik ooit nog schilderijen maak.”