Tijdens de coronacrisis begon Stijn ter Braak in zijn Antwerpse atelier met het namaken van voorwerpen uit zijn appartement. Inmiddels heeft hij zijn woonkamer en badkamer op ware grootte nagebouwd, inclusief alle voorwerpen die zich daarin bevinden. ‘Rommel wordt kunst en wordt weer rommel.’
De Nederlandse straten zijn arme grond voor verzamelaars. Elk herfstblaadje wordt weggeblazen, de winkelstraat dagelijks gestofzuigd. Wie zijn afval een dag te vroeg buitenzet, krijgt een vermanende brief in de bus. Vind nog maar eens wat.
Gelukkig worden de trottoirs van Brussel en Antwerpen nog bevolkt door verweesde voorwerpen: een doorgezakte bedbodem, een lampenkap met steekwonden, een stereotoren met een voorraadje bekraste cd’s, of als het meezit, een volledige inboedel die vanaf drie hoog op de kasseien kletterde.
In een voormalige slagerij in het Antwerpse Borgerhout, nu het atelier van Stijn ter Braak (Groningen, 1995), bevindt zich een opeenstapeling van deze straatschatten. Karton, plastic en afgedankte huisraad woekeren langs de muren en over de oude slachtbank. Een grote vleeshaak dient tegelijk als kapstok en geleider voor stroomkabels. Voor de rest wordt het atelier volledig in beslag genomen door een groot bouwwerk. Stijn werkt momenteel aan een nieuwe installatie: een kopie van zijn slaapkamer. Muren, plafond, ramen, bed, lakens, stopcontacten, telefoonoplader, kamerplanten en zelfs het uitzicht bouwt hij stukje voor stukje na uit afvalmateriaal.
‘Echt ver hoef ik nooit te zoeken’, verklaart hij zich nader. ‘Laatst vond ik hier om de hoek een hele lading schuimblokken. Toch is juist het verzamelen mijn grootste rem. Energie heb ik zat, maar je vindt nooit meteen wat je nodig hebt. Zo heb ik lang gewacht met het maken van de constructie voor de slaapkamer – tot ik hier in de straat lange latten vond, afkomstig van een soort hek. Je moet werken met wat er voorhanden is, vind ik. Als ik op het platteland zou wonen, dan zou ik misschien werken met koeienpoep, of zand. Maar ik woon in deze stad en dit is wat de stad mij te bieden heeft.’
Zo’n werk zou je dus nooit in Nederland kunnen maken?
‘Nee, Nederland is zo aangeharkt, dan was ik er niet eens aan begonnen. Laatst heb ik overigens wel voor het eerst iets gekocht in plaats van het te vinden. Want eigenlijk is dat wel een strenge regel, dat ik alles moet vinden qua materiaal. In onze slaapkamer staat een booglamp met zo’n bolle lampenkap, maar het is moeilijk om dezelfde ronde vorm te vinden, of om die zelf zo mooi glad te maken. Toen zag ik een wereldbol met exact dezelfde diameter, dus die heb ik tweedehands gekocht. Daarvoor ben ik helemaal naar de andere kant van de stad gefietst. “Kunt u beloven er goed voor te zorgen?” vroeg de vrouw van wie ik hem kocht. Ik wou die mevrouw haar dag niet verpesten, maar het eerste wat ik deed toen ik terugkwam was de zaag erin zetten.’
In Stijns atelier lopen materiaal, afval en kunst organisch in elkaar over. Op tafel ligt een leeggedronken sapfles (echt) naast het klokhuis van appel (isolatieschuim, elektriciteitsdraad, acryl). Achter twee verdorde kamerplanten en een zwarte klapstoel ligt een gedeukte torenventilator, die laatste blijkt een werk van Stijn te zijn, gemaakt uit karton, lijm, papiertape, toiletrollen, aluminiumfolie, isolatieschuim, spuitverf, inkt en glanzende lak.
Heb je nog wel enig idee wat hier ligt?
‘Dit is pas de helft van mijn slaapkamer. Volgende week gaat ‘ie op transport, zodat ik plek heb om aan de andere helft te beginnen. Ik zit smachtend te wachten op dat moment, want ik heb totaal geen overzicht wat er hier aan het gebeuren is. Je bezoekt me op een soort crisismoment. Rommel wordt kunst en wordt weer rommel. En zelfs dat is weer interessant, zo heb ik wel eens oud papier nagemaakt van plastic. Of een stofpluis die ik onder de kast vond, nagemaakt met schapenwol.’
Je bent zo gefocust op je dagelijkse omgeving, ik kan me voorstellen dat je zo’n werk thuis maar moeilijk loslaat.
‘Het suddert de hele tijd: “Hoe ga ik dit maken, of welk materiaal kan ik hier voor gebruiken?” Tijdens corona was dit wel nuttig, prettig ook om de tijd door te komen. Dan stond ik de hele dag in die nagemaakte badkamer te werken, en stond ik ’s avonds thuis bij het tandenpoetsen toch weer tegeltjes te tellen. Vanochtend was ik nog even in bed blijven liggen toen mijn vriendin riep dat het ontbijt klaar was. “Ik ben nog aan het werk”, antwoordde ik, “even de scheuren in het plafond registreren.” Maar het is nog niet ongezond, geloof ik.’
De buitenkant van de kamers die hij bouwt is in elkaar geknutseld met tape, kit en spijkers. Pas aan de binnenkant ontstaat er een schilderkunstige illusie en waan je je even ergens anders. Het werk verschilt voor hem niet radicaal van de schilderijen die hij eerder maakte. ‘Ik vind het belangrijk om in elk werk de achterkant te laten zien. Het is zoals bij goede goochelaars, die durven hun truc prijs te geven en overtuigen toch. Veel van wat ik tijdens mijn studie heb geleerd, zit hier in. Precies leren kijken. Suggereren. Met verf suggereer je iets met vlekken. Dan ben je heel erg bezig met hoe iets van buiten uitziet. Dit is dus wel vanuit schilderen benaderd, een soort 3D schilderij.’
Wat ga je doen als de slaapkamer af is?
‘Geen idee, misschien op reis? Dit was zo’n idee waar je door geïnfecteerd wordt, dat met je aan de haal gaat. Dus ik ben blij dat ik totaal geen idee heb wat er hierna gaat komen, dan kan ik eindelijk eens gaan doen wat ik zelf wil. Zo voelt het toch. Laatst zat ik al een beetje te fantaseren over wat ik zou willen doen…’
Wat dan?
‘Bijvoorbeeld wat zou ik maken als ik helemaal geen spullen had…’
Dit is het 16de deel in een reeks over kunstenaars en ontwerpers in hun werkomgeving. De slaapkamer van Stijn ter Braak is medio mei te zien in 019 in Gent. Zie ook zijn webshop op stijnterbraak.com