De aantrekkingskracht van het MAMAC in Luik school vooral in de vergane glorie van het neoklassieke gebouw. De oude meuk van rottende kozijnen, afbladderende muren en lekkende daken maakt nu plaats voor een stralend fris museum met uitbreiding richting Maas. Er is ook een nieuwe naam: La Boverie.

Het belangrijkste kunstmuseum van Luik veranderde in ruim honderd jaar diverse keren van naam. Verrezen bij gelegenheid van de wereldtentoonstelling van 1905 heette het onder meer het Palais des Beaux-Arts en tot voor de verbouwing het Musée d’Art Moderne et d’Art Contemporain (MAMAC).

Na de binnenkort voltooide opknapbeurt en uitbreiding gaat het museum voortaan door het leven als La Boverie, naar het park waar het in staat, op de punt van een eiland tussen de Maas en de Dérivation, een kanaal dat hier in de rivier uitmondt. Alsof de stad extra duidelijk wil maken dat het niet alleen om een gebouw vol kunst gaat, maar om een ensemble waar het groen van de natuur ook deel van uitmaakt. Voor het museum een Engelse landschapstuin met zijn ogenschijnlijke willekeur, achter de strakke geometrie van de Franse paleisparken met rozentuin en een ondiepe vijver waarin het museum zichzelf spiegelt. Een tweede, waterige versie van La Boverie, waarbij het goed toeven is. De Franse architect Rudy Ricotti knipoogt in de door hem ontworpen glazen uitbouw van het oorspronkelijke neoclassicistische gebouw naar het groen rond het museum. Het dak wordt gedragen door organisch ogende pilaren die op een lijn staan met de bomen op de oever van de Dérivation.

Dat ook het oude museum via ramen ruimschoots uitzicht biedt op het park noemt Vincent Pomarède, conservator en tweede man in het Louvre, “een van de schoonheden” van het gebouw. De Parijse grote broer levert een bijdrage aan En plein air, de openingstentoonstelling van La Boverie, die het nieuwe openluchtleven van de 18de, 19de en 20ste eeuwse mens als thema heeft. Voor die tijd was leven in en van de natuur de standaard. Met de verstedelijking groeide de afstand, maar begon ook het romantiseren en de aanleg van parken die het gebrek aan natuurlijk groen moesten verbloemen. Pomarède: “Mensen zochten er hun ontspanning en gebruikten promenades en parken om te flaneren. Kunstenaars legden die taferelen vast.” Voor En plein air zocht hij met een collega tachtig werken uit de collectie van het Louvre en andere gerenommeerde musea uit die een beeld geven van het buitenleven sinds 1700, met schilderijen van onder andere Corot, Monet Cézanne, Picasso en Léger.

James Ensor, De dood en de maskers, 1897.

James Ensor, De dood en de maskers, 1897.

Om plaats te maken voor de tijdelijke exposities, verhuist het grootste deel van de permanente collectie van La Boverie naar de nieuwe ruimtes in de kelder. Op de begane grond zorgt de uitbouw richting Maas van 1200 vierkante meter voor nog meer tentoonstellingsruimte. De oude, inpandige conciërgewoning wordt winkel, terwijl het museumrestaurant onderdak vindt in een van de galerijen met uitzicht op de rivier.

Als MAMAC was het museum al een bezoek waard met een collectie waarvan een groot deel werd aangeschaft toen de nazi’s eind jaren dertig geld van hun ‘entartete Kunst’ kunst wilden maken. Werken van onder anderen Picasso, Gauguin, Chagall, Ensor en Kokoschka kwamen zo in Luik terecht. Maar de behuizing had de laatste jaren vooral de charme van vergane glorie. Kunstdieven hebben er hun slag gemist, zo gebrekkig leek tot voor kort ook de beveiliging.

La Boverie ligt op de oostwest-as die de laatste jaren het paradepaardje van de Luikse stedelijke herontwikkeling is. De trotse burgemeester Willy Demeyer: “Straks wandel je van Médiacité over de Dérivation langs het museum over een nieuwe brug over de Maas langs het nieuwe gebouw van het ministerie van financiën (een 118 meter hoge toren) zo naar het door Santiago Calatrava ontworpen station Luik-Guillemins voor de hogesnelheidstrein.” Demeyer hoopt dat de cultuurinjectie ook de economie van de stad en regio verder opstuwt.

Na de openingstentoonstelling En plein air volgt vanaf het vroege voorjaar de expositie 21 Rue la Boetie, geïnspireerd op een boek van Anne Sinclair. Een bekende naam, ze is de ex van de door seksschandalen in opspraak gekomen Dominique Strauss-Kahn en net als hij een politiek dier. Inmiddels toont ze vooral interesse in haar familiegeschiedenis en de kunsten. 21 Rue la Boetie vertelt het verhaal van haar grootvader van moederskant, Paul Rosenberg, die op dat Parijse adres een zeer invloedrijke kunsthandel had. Hij was bevriend met en trad op als agent voor kunstenaars als Picasso, Matisse en Braque. In 1940 vluchtte de jood Rosenberg via Lissabon naar New York. Het door de Duitsers niet als ‘entartet’ beschouwde deel van zijn kunstcollectie werd ingepikt voor het nooit gerealiseerde Führermuseum in het Oostenrijkse Linz. In de voormalige kunsthandel ging wrang genoeg het Instituut voor de Studie naar het Jodenvraagstuk kantoor houden. La Boverie krijgt de primeur van de tentoonstelling, die daarna nog te zien is in Centre Pompidou in Parijs en het Tel Aviv Museum of Art.

Jean-Auguste-Dominique Ingres, "Napoleon", 1804.

Jean-Auguste-Dominique Ingres, “Napoleon”, 1804.

Cadeau

Een cadeau van Napoleon stond aan de basis van de kunstcollectie van Luik. Hij gaf de destijds door de Fransen geannexeerde stad een portret van hemzelf geschilderd door Jean-Auguste-Dominique Ingres. De verzameling richtte zich op grote Luikse kunstenaars als de renaissanceschilder Lambert Lombard (1505-1566) en de later naar Nederland uitgeweken Gerard de Lairesse (1640-1711). De stad verwierf ook werken van onder anderen Boudin en Monet. Het huidige museum kwam er in 1905.

En plein air – van 5 mei t/m 15 augustus. 21 Rue la Boetie – van 22 september t/m 29 januari in La Boverie in Luik. laboverie.com