Het werk van Jessica Harrison is mooi en morbide. Ze woont en werkt in het Schotse Edinburgh; wellicht dat de nabijheid van de lochs en de glens, meren en valleien, waar het lekker kan spoken, de griezeleffecten in haar oeuvre veroorzaken. Harrison maakte eerder een serie mini-meubels van surrogaathuid, compleet met haren en al. De meubeltjes brengen de toeschouwer in verwarring, want net als met dode dieren wil je ze even aanraken om te voelen of ze wel echt dood zijn. Dat doe je toch maar niet, maar je huivert er wel van.

Jessica Harrison (Edinburgh, 1982) is met name geïnteresseerd hoe de huid fungeert als een membraan tussen binnen- en buitenwereld. Voor haar is de huid geen buitengrens van het lichaam, maar een tussenwereld waar allerlei driften en spanningen hun weerslag vinden. Dit onderzoekt ze in een breed scala van technieken en materialen. Naast keramiek maakt ze ook sculpturen in steen, siliconen en klei. Maar altijd weer staat de huid centraal.

In Ceramix staan vier neo-barokke beeldjes van haar hand. Op het eerste gezicht doen ze denken aan de kitscherige porseleinen Meissen-beeldjes op oma’s vestibulekastje. Harrisons porseleinen dametjes kijken koket de zaal in, hun blik elegant afgewend van een al te opdringerige toeschouwer. Ze lijken de museumbezoeker te manen tot voorzichtigheid: Pas op, ik ben breekbaar!

Zo omzichtig gaat Harrison zelf in ieder geval niet om met haar porseleinen juffertjes. De serie Painted Lady bestaat uit een aantal dames die minutieus getatoeëerd zijn met klassieke schippersemblemen. Ze gebruikt prullerige porseleinen poppetjes die ze vervolgens liefdevol beschildert. Het anker, de zwaluw en het hart met de pijl, ze komen allemaal voorbij op hun lelieblanke huid. Het levert een onbehaaglijke tegenstelling op: de zoete pasteltinten botsen met de grove tekentaal van een schipperskwartier.

Naast de tattoo-lady’s zijn er ook juffers, in de reeks Broken, die letterlijk hun hoofd verloren hebben. Ze staan er met het geknakte kopje in de ranke armen. Geglazuurde druppels rood druppen over het decolleté. De bloederige effecten zijn met pigment en glazuur tot in detail uitgewerkt. Een tweede lady poseert gracieus met doorgesneden polsen. Haar blik blijft bekoorlijk maar bloedklonters hangen als rafelige kralen aan haar pols. Het lijkt alsof er onder het gladde porseleinen oppervlak een ander wezen schuilt, een redeloos beest dat de dametjes van binnenuit consumeert. Ze zijn huiveringwekkend als verbeelding van het damesleed dat schuil gaat achter vakkundig gepoetste snoetjes en ruisende rokken.