Super! heette in 2005 de eerste editie van de triënnale voor beeldende kunst, mode en design in Hasselt. Het vervolg Super!Stories, dat in vrijwel alles haaks op de voorganger, gaat over de terugkeer van de anekdotiek in de kunst. “Deze editie moet een verzameling van verschillende verhalen worden.”
Lang leve het verhaal!
“Toen was toen, en nu is nu.”
Toen, dat was de eerste editie van de Triënnale van Hasselt in 2005, die in dialoog aanging met het publiek en cross overs liet zien tussen beeldende kunst, mode en design. Nu, dat is de tweede editie van die triënnale die zich terugtrekt achter de drempels van de cultuurhuizen en juist de ‘eigenheid’ van de disciplines benadrukt.
Worden de bordjes in Hasselt zó snel verhangen?
Curator Koos Flinterman van Super!Stories, zoals de triënnale dit jaar heet, haalt de schouders op: “Toen was toen, en nu is nu.” Bovendien beschouwt hij zichzelf niet als kunstbeschouwer, hij is meer een man van de praktijk. En vanuit die positie weet hij dat kunstenaars en ontwerpers fundamenteel anders te werk gaan, en dat het met die cross overs dus wel meevalt.
Laat onverlet dat enige kruisbestuiving op zijn tijd goed kan uitpakken, zo weet Flinterman (Den Haag, 1950) uit eigen ervaring. Begin jaren negentig liet hij kunstenaars van naam alledaagse gebruiksvoorwerpen bedenken, waarna Rudi Fuchs ze toonde in het Haags Gemeentemuseum. Flinterman. “Het heeft interessante ontwerpen voortgebracht, waarvan er enkele in museale collecties terechtkwamen, zoals tapijten van Peter Struycken, een kastje van Soll LeWitt en bestek van Carel Visser.”
Maar toch. In de catalogus van Super!Stories legt Ann van Sevenant in een niet overal overtuigend essay uit waarom kunst, mode en design eigenlijk geen grensoverschrijdingen toelaten. “Kruisbestuivingen tussen kunstvormen onderling kunnen tijdelijk een uitkomst bieden in perioden van uitputting of van gebrek aan inspiratie. Fenomenen als cross overs, hybride kunstvormen of de toegenomen interesse voor interdisciplinariteit getuigen van een nood aan herademing of herbronning. Uiteraard kunnen we ons laten uitdagen door de onvertaalbaarheid of onherleidbaarheid van de ene discipline naar de andere, maar toch kan de grensoverschrijdende werkwijze niet de nieuwe doelstelling zijn.”
De tweede editie van de Hasseltse triënnale laat nog meer verschillen zien met zijn voorganger. De curator van 2006, Edith Doove, wilde het evenement inbedden in de stad: er waren acht expositieplekken en ook in de publieke ruimte gebeurde van alles, onder meer met skaters. Op het affiche indertijd geen namen van de deelnemende kunstenaars, maar foto’s van inwoners van het stadje. Doove wilde dat de triënnale als een spinnenweb over de stad neerdaalde, het evenement moest een dialoog aangaan met de inwoners.
Drieëneenhalf jaar later heeft de tweede editie zich teruggetrokken op drie locaties. Ook de voormalige gevangenis, in 2005 een van de smaakmakers, is afgevallen. Flinterman: “Ik vond het een vreselijke plek, met allemaal die kleine ruimten. Ik hou van grote zalen waar je klassieke exposities kunt inrichten.” In Hasselt bieden de traditionele cultuurhuizen Kunstencentrum Z33, Cultuurcentrum en Modemuseum volgens hem de beste mogelijkheden om de getoonde werken, met al hun anekdotiek, ook op elkaar te laten reageren. In tegenstelling tot 2005 zal er in de openbare ruimte, afgezien van een project van Wim T. Schippers in de pendelbussen, weinig te merken zijn van de triënnale.
Een ander opmerkelijk verschil tussen toen en nu is de programmering. Doove koos indertijd voor jong en onbekend, Flinterman heeft vooral gevestigde namen binnengehaald, die hij veel vrijheid heeft gegeven. Negen kunstenaars kon hij nieuw werk laten maken: Krijn de Koning, Stefan Deprez, Els Vanden Meersch, Germaine Kruip, Thomas Rentmeister, Wim T. Schippers en Barbara Visser, terwijl Leo Copers en Guy Rombouts iets met alchemie gaan doen in het Jenevermuseum.
Flinterman wil tijdens de triënnale laten zien hoe het verhaal zijn come back heeft gemaakt in de wereld van de kunst, mode en design. “Ik heb niet gewerkt vanuit één verhaal en daar de kunstenaars bij gezocht. Het was eerder andersom. Deze editie moet een verzameling van verschillende verhalen worden.” Omdat exposities van beeldende kunst volgens Flinterman nogal naar binnen zijn gekeerd, komt de combinatie met meer sexy genres als mode en design goed van pas. “De afwisseling zorgt voor meer toegankelijkheid en een groter publieksbereik. Dat is in 2005 ook wel gebleken.” De eerste editie van de triënnale trok 27.000 bezoekers.
Zonder dat Flinterman er echt naar op zoek was, leverde de programmering enkele extra verhaallijnen op: de familiebanden in het deelnemersveld. Zo zijn kunstenaar Bram Bogart en ontwerper Bram Bo vader en zoon, Eugène van Lamsweerde bleek een oom van Inez, de jonggestorven ontwerper Maarten van Severen is de zoon van Dan en William Cobbing presenteert in Hasselt gedichten van zijn oom Bob Cobbing. Ze komen samen in één expositie. Flinterman: “Kunsthistorisch schiet je er niet zo veel mee op, maar we maken er toch gebruik van.”
Hoe de anekdotiek in de drie respectieve genres om zich heen grijpt, komt in Hasselt het best tot uitdrukking, zegt Flinterman, in de video’s en fotografie van Arnout Mik (die volgend jaar een solo krijgt in het MoMA in New York), de befaamde Robber Baron-reeks van ontwerpduo Studio Job en de theatrale kledingontwerpen van Annette Kölling “boordevol historische citaten.”
Ook opvallend: de triënnale telt meer Nederlandse dan Belgische deelnemers. Flinterman: “Ja, ik ben natuurlijk Nederlander. Kunstencentrum Z33 hier besteedt graag aandacht aan Nederlands design. En dat is nu eenmaal toonaangevend, zeker als het om ontwerpen gaat die een verhaal willen vertellen.”
Super!Stories. 2e triënnale voor beeldende kunst, mode en design. Van 7 februari tot en met 10 mei 2009 in Hasselt. Diverse locaties. Zie www.superstories.be