Amsterdamse Limburgers

Leon Mommers was bevriend met alle Amsterdamse Limburgers en legde een prachtige collectie van hun werk aan. Een keuze daaruit is te zien op vier locaties in de gemeente Meerssen. Ger Lataster toont zich van zijn meest lucide kant. Lei Molin kan zich zonder moeite met hem meten.

‘Nu resten mij nog maar twee dingen”, zei Ger Lataster na bezichtiging van een tentoonstelling van werk van Picasso. “Een touw kopen en mezelf ophangen.”

Dat leek Leon Mommers, die hem vergezelde, nu ook weer niet nodig. “Neem de tweede en derde keus Picasso’s”, zei hij tegen Lataster. “Hang jouw werk daarbij en de tentoonstelling wordt er niet slechter van.”

“Dat is lief van je”, zei Lataster.

Lei Molin had zijn hele leven moeite de eindjes aan elkaar te knopen, maar in zijn laatste jaren verdiende hij ineens geld met zijn tekeningen en collages. Hij zette het om in werken van beroemde collega’s als Max Ernst, Antoni Tàpies en Mimmo Paladino en hing deze in zijn atelier. “Mijn eigen werk moet daar tegen kunnen”, verklaarde hij.

De twee anekdotes laten zien waar Lataster (1920-2012) en Molin (1927-1990) naar streefden. Hoogmoed of realistische ambities? Het is niet altijd makkelijk de helden uit je eigen omgeving op waarde te schatten. Je wilt niet de regionale chauvinist uithangen, maar ook niet het zuiderlicht onder de korenmaat stellen. Een expositie van werken van beide kunstenaars uit de collectie van Leon Mommers op vier bijzondere locaties in de gemeente Meerssen geeft de mogelijkheid zelf de balans op te maken. En het moet gezegd worden: het is echt goed, heel goed. Mommers had dan ook jarenlang de eerste keuze uit het werk van Lataster en Molin.

Samen met Jef Diederen, Pieter Defesche en Pierre van Soest behoorden Ger Lataster en Lei Molin tot de Amsterdamse Limburgers, een groep die eigenlijk helemaal geen groep was. Ze hadden gemeen dat ze in de jaren twintig in Limburg geboren werden en zich tijdens of na de oorlog voor kortere of langere tijd in Amsterdam vestigden. Ze kenden elkaar goed, exposeerden nu en dan gezamenlijk en op het eerste gezicht werkten ze allemaal in een half-abstracte, overwegend lyrische en expressieve stijl. Maar als je beter kijkt zijn de verschillen groter dan de overeenkomsten.

Leon Mommers (Maastricht, 1937) leerde de Limburgse schildersdiaspora aan het einde van het jaren zestig kennen. Een zekere liefde voor de kunst sluimerde al in de jonge leraar werktuigbouw. Een reeks artikelen in De Limburger maakte de passie definitief in hem wakker. Hier moest en zou hij meer van weten. “Het galeriewezen was in die tijd nog niet zo ontwikkeld als nu”, vertelt Mommers. Hij ging er zelf op uit en stond korte tijd later in Overveen bij Lei Molin op de stoep. Het klikte meteen. Voor zevenhonderd gulden kocht hij een werk van hem. Nadat Molin hem had voorgesteld aan de anderen volgde er meer, veel meer. “Een tekening van Lataster kostte zelfs duizend gulden”, grijnst Mommers, veertig jaar na dato. “Mensen verklaarden me voor gek. Oplichters, charlatans, vonden ze het, je kent dat wel…”

Mommers raakte bevriend met de hele club. Hij was met Jef Diederen in Zuid-Frankrijk, kwam over de vloer bij Pierre van Soest en Pieter Defesche, manoeuvreerde zo goed en zo kwaad als het ging langs tijdelijke onderlinge wrijvingen en stond Lei Molin terzijde in zijn langdurige strijd tegen de leukemie. Met Ger Lataster was de band bijzonder sterk. Je ziet het terug in Mommers’ appartement in Maastricht. Het hangt er vol met kunst – van de Amsterdamse Limburgers, van Toon Teeken en Theo Kuijpers – maar Lataster voert de boventoon. “Lataster was ook de grootste”, zegt Mommers zonder aarzeling. “Dat was toen al duidelijk en dat is het nog steeds.” Hij kijkt om zich heen en voegt er dan aan toe: “En Molin in zijn laatste jaren.”

De tentoonstelling in Meerssen richt zich hoofdzakelijk op Lataster en Molin. Werk van hen is te zien in de kloosterkapel Overbunde (waar Lataster, als kind op vakantie bij de zusters, nog op de knietjes moet hebben gezeten), in de tiendschuur van kasteel Vliek bij Ulestraten en in de synagoge in Meerssen. In het Leopoldskerkje, eveneens in Meerssen, hangt ook werk van andere kunstenaars uit de collectie van Leon Mommers.

De hand van de vriend-verzamelaar verraadt zich vooral bij Lataster. Hoe donker en enigszins zwarig zijn schilderijen soms ook kunnen zijn, die van Mommers hebben vrijwel zonder uitzondering een verbluffende lichtheid en luchtigheid. Neem het grote doek van een blauwe figuur met uitgestrekte armen in kasteel Vliek. “Volgens Ger was het gewoon de buurvrouw die de was ophing”, vertelt Mommers. En inderdaad, als je goed kijkt zie je haar handen en de wasknijpers. Maar tegelijkertijd lijkt de figuur de aarde te ontstijgen, een engel die terugkeert naar de hemel.

Lei Molin had grote bewondering voor Lataster. Grotendeels autodidact en iets jonger dan de andere Amsterdamse Limburgers beschouwde hij Lataster, Jef Diederen en Anton Rooskens tot op zekere hoogte als zijn leermeesters. Op de tentoonstelling hangt een mooie collage van Molin met de titel ‘De hand van Lataster’. Het is een eerbetoon. Molins eigen stijl is lyrisch maar robuust, met grote, krachtige kleurvlakken. Naadloos neemt hij de typische nerveuze vegen en krassen van Lataster erin op. Lataster was meestal niet mals over zijn collega’s, maar in dit geval, verzekert Mommers, was de waardering wederzijds. In Meerssen wordt duidelijk waarom. Het werk van Molin is doorgaans kleiner dan dat van Lataster, uitgevoerd op papier en ingelijst achter glas. Toch houdt het tussen de machtige Latasters zonder moeite stand. De volgende keer Lataster en Molin tegen Picasso en Tàpies, afgesproken?


Meerssen in de ban van… Werk van Ger Lataster, Lei Molin en anderen. T/m 23 september op vier lokaties in de gemeente Meerssen. Openingstijden en meer informatie: www.ontdekmeerssen.nl