De smid slaat op zijn aambeeld, de timmerman zaagt een plank, de kuiper rondt een ton en de metselaar mengt de mortel. Op het lawaai uit de werkplaatsen van oude ambachtslieden baseerde Giorgio Battistelli zijn Experimentum Mundi. Sinds 1981 reist zijn uit Italiaanse artigani bestaand gezelschap met dit van de straat geplukte stuk muziektheater over de wereld. Wido Smeets ging op zoek naar de oorsprong.

Gebiologeerd kijken Alfredo de kuiper, Guido de schoenmaker, Alberto de timmerman, Marcello de pastamaker, Gianni de smid, Ciro de metselaar en hun vrienden naar het kingsize Samsung-scherm. Ze kijken naar zichzelf, naar drie jaar geleden in Florence gemaakte opnames van een opvoering van Experimentum Mundi, een muziekstuk waarin ze hun gereedschappen als instrumenten gebruiken.

De beelden zijn deze avond te zien in het Archivio Experimentum Mundi in Albano – een hele mond vol voor wat het best kan worden omschreven als een clubgebouw. Maar pas op. Aan dit door amateurs opgezette archief van het in 1981 voor het eerst opgevoerde muziektheaterstuk van Giorgio Battistelli kan menig professioneel gezelschap in Nederland een puntje zuigen. En geloof het of niet, Alfredo, Guido, Alberto en al die andere grotendeels gepensioneerde ambachtslieden hebben serieuze plannen om hier, in dit gebouwtje, een eigen theater in te huisvesten. Het Teatro del Mondo gaat het heten, een globe-vormig minitheater met 21 stoelen.

Het ontwerp van het theatertje wordt niet getoond vanwege het bezoek uit Nederland, maar omdat vanavond de burgemeester voorbij komt. De afgelopen dertig jaar is   Experimentum Mundi zo’n 400 keer opgevoerd, over de hele wereld. Reden voor een huldiging van het gezelschap als belangrijkste ambassadeur van Albano Laziale, een 25.000 inwoners tellend stadje ten zuiden van Rome. En laat toevallig op déze avond staatsomroep RAI 2 een uitzending wijden aan de ontstaansgeschiedenis van Experimentum Mundi…

Terwijl een geroosterde big wordt versneden tot porchetta, en een grote ketel water op het vuur gaat voor de pasta, blijven de flessen zelfgemaakte wijn onaangeroerd. Niet zozeer omdat een klassieke Italiaan alleen drinkt tijdens het eten, maar ook omdat de beelden van het concert in Florence hen gevangen houdt. Af en toe wijzen Alfredo, Guido, Alberto of een van de anderen naar het Samsung-scherm en maken een opmerking. Vooral Giorgio Battistelli, componist en grondlegger van het gezelschap, blijft druk gesticuleren bij de beelden. Alsof hij ze nooit eerder zag.

Die zaterdagmiddag, zo hadden we afgesproken, zouden we elkaar ontmoeten bij de dom. De hitte druipt van de uit travertijn opgetrokken grijze gevel, in de kerk begint een handjevol oude vrouwen aan het Angelus Domini. Het Domplein, dat vreemd genoeg niet voor maar naast de kerk ligt, lijkt door de zinderende hitte lichtjes te bewegen. Een groepje voetballende jongens speelt een partijtje, ze hebben geen last.

Om kwart over zes komt niet Giorgio Battistelli opdagen, maar een vriend die zich voorstelt als Christiano. “Maestro Battistelli is er over een minuut of tien”, zegt hij. Om de tijd te doden geeft hij een mini-rondleiding – “gelukkig is het niet zo warm vandaag”- door Albano, over de uit de tweede eeuw voor Christus stammende Via Pretoria naar een in de steigers staand restant van de stadsmuur uit die tijd. Albano Laziale is ouder dan Rome, laat Giorgio Battistelli een half uur later – we zijn inmiddels neergestreken op een schaduwrijk terras  – niet na te benadrukken.

Hier, in zijn geboorteplaats, ontstond in 1981 het stuk waarmee hij de wereld over zou gaan. “Contemporaine componisten als Stockhausen en Boulez werkten met reguliere, symmetrische ritmes”, zegt Battistelli terwijl hij met de serveerster grappen maakt over vroeger, “ik ging juist op zoek naar asymmetrische ritmes.” Het eureka-moment kwam toen hij een plaatselijke schoenmaker bezig zag, met zijn onregelmatig tikken op de leest. Battistelli wist waar hij het moest zoeken: bij de ambachtslieden in Albano, die in hun werk ook onregelmatige geluiden voorbrachten. De smid slaat op zijn aambeeld, de timmerman tikt op het hout, de kuiper rondt een ton, de metselaar mengt de mortel, de steenhouwer beitelt, enzovoort. Battistelli: “Eerst schreef ik het stuk voor professionele muzikanten, maar het was te precies, te helder. Ik was juist op zoek naar de imperfectie.”

Dus besloot hij dat de ambachtslieden zelf het stuk moesten uitvoeren, met hun gereedschappen als instrumenten. “Lawaai werd geluid, en geluid werd muziek.” Maar hoe kreeg hij deze mannen (en hun vrouwen, die het koor vormen) op de bühne van grote theaters in binnen- en buitenland? “Een aantal van hen kende ik persoonlijk, ze werkten voor mijn vader, die was aannemer. Zo heb ik ze overgehaald.” Lachend: “Natuurlijk hadden ze ook een paar glazen wijn nodig voor ze de bühne op durfden.”

Van de 18 mannen met wie hij dertig jaar geleden het toneel opstapte, zijn er inmiddels acht overleden. Ze werden opgevolgd door jongere collega’s. Hij vertelt over de begrafenis van een van hen. “Het was erg emotioneel. Ik liep naar de kist en kuste zijn zoon. Tijdens de omhelzing fluisterde hij in mijn oor: ‘Giorgio, maak je geen zorgen, ik neem zijn  plaats in’.” Volgens Battistelli heeft Experimentum Mundi van de ambachtslieden andere mensen gemaakt. “Ze kijken op een andere manier naar de wereld. Ze lezen boeken, luisteren naar Wagner. Dit project heeft hun leven veranderd.”

Beschouwt u het stuk inmiddels als het hart van uw oeuvre?

“Nee, daarvoor verschillen mijn werken te veel van elkaar. Sommige zijn met orkest, andere zonder. Elk nieuw werk dat wordt opgevoerd, voelt als een terugkeer in het leven. Maar met zijn 400 opvoeringen heeft Experimentum Mundi een record in het muziektheater, dat is speciaal. Net als de relatie met het publiek. Vanwege de afwijkende instrumentatie is er steeds weer verwarring in de zaal. Ik vergelijk het met de ready mades van Marcel Duchamp indertijd. Juist vanwege die andere context zorgden die voorwerpen voor verwarring. Maar het stuk wordt altijd begrepen, van de snobs in de theaters van Parijs tot de maori’s in Nieuw-Zeeland.”

De ambachtelijke familiebedrijfjes waren lange tijd de basis van het succes van de Italiaanse economie. Die tijden zijn voorbij; is EM inmiddels een hommage aan die generatie?

“È finito! Alfredo, de kuiper in het gezelschap, is de laatste in Albano die het vak nog uitoefent, als hobby. Ambachtslieden hebben de wijsheid van de hand, maar met Alfredo zal de kuiperij in deze stad definitief verdwijnen, en daarmee de spiritualiteit die hoort bij het maken van houten vaten; die blijft nu voortbestaan in Experimentum Mundi. De behoefte van de mens aan spiritualiteit blijft. En juist die spiritualiteit is de grote afwezige in de muziek van deze tijd. Mensen, ook componisten, zijn bang om met andere dimensies in aanraking te komen.”

Een Britse criticus omschreef EM ooit als ‘een parodie op muzikale vormen’ en ‘een restant van het muziektheater uit de jaren zeventig’.

“Een Parijse journalist vroeg eens aan Alfredo wat hij voelde tijdens een optreden. Zijn antwoord was: ‘Elke keer weer ben ik verbaasd. Als ik op het plein voor mijn werkplaats bezig ben, roepen mensen: doe eens wat rustiger! Hier krijg ik applaus en word ik ervoor betaald’.”

“Het probleem is dat de geschiedenis van de muziek niet wordt gezien als de geschiedenis van uitvindingen, maar van vormen: van sonates tot symfonieën. Men denkt nog steeds dat muziek een combinatie van twaalf noten is, terwijl dat een buitengewoon eurocentrische kijk op de zaak is. Een criticus in een communistisch blad verweet me ooit dat ik mensen op de bühne verplichtte tot zwaar lichamelijk werk. John Cage werd in de jaren zeventig beschouwd als een slaaf van het Amerikaanse imperialisme. We weten welke kritiek indertijd Strawinsky kreeg met zijn Sacre du Printemps, en Debussy met l ’Après-midi d’un faune. Mensen raakten door hun muziek in een shock. Dat gebeurt met Experimentum Mundi ook.”

U werkt over de hele wereld. Voelt u zich nu Italiaan of wereldburger?

(Lachend) “Ik zou mijn positie liever als ‘glocal’ definiëren. Als ik hier in Albano ben, voel ik me ‘local’, elders ben ik ‘global’. Maar het klopt: de belangrijkste crisis waar de wereld mee worstelt, is de identiteitscrisis. Het lijkt alsof muziek en kunst de enige mogelijkheid bieden om daar op te reageren. Er is geen moraliteit meer, dat is erger dan de kredietcrisi of de problemen in Griekenland. Alles wordt goedgepraat, niemand reageert nog op de politieke misdaden om ons heen.”

Dat klinkt als Berlusconi…

(Legt zijn hand op mijn onderarm) “Caro Wido, laten we niet hem praten. Er schuilt een Berlusconi in ons allemaal. Zie je die jongeren daar. Wat willen ze? Rijk worden. Bij de huidige generatie draait alles om geld, schoonheid en eeuwige jeugd. Dat maakt me zo bang, ze leven uitsluitend in het heden.”

Het loopt tegen achten als we het Domplein oversteken richting Archivio Experimentum Mundi, waar ze een voor een binnensijpelen: Alfredo, Guido, Alberto, Marcello, Gianni, Ciro en al de anderen. Als rond half tien de pasta en de porchetta worden opgediend, is de burgemeester nog niet gearriveerd. Niemand die er om maalt. De flessen zelfgemaakte wijn worden ontkurkt, op het grote scherm komen nog steeds de beelden van het optreden in Florence voorbij.

De Opera di Musica immaginistica van Batistelli, op 16 september om 17.30 in het huistheater van Opera Zuid. (Busvervoer vanaf Theater aan het Vrijthof)

Giorgio Battistelli (1953) studeerde muziekgeschiedenis en piano in ‘l Aquila waar hij een experimentele groep formeerde rond Edgar Varèse. Zijn eerste werken uit midden jaren zeventig schrijft hij voor percussie, in 1980 volgt een stuk voor orkest. Een jaar later ontstaat Experimentum Mundi, ‘een werk met imaginistische muziek’ met teksten van de encyclopedisten Diderot en d’Alambert, waarmee hij internationaal  doorbreekt. Het stuk is inmiddels 400 keer opgevoerd.