Charles Esche, directeur van het Van Abbemuseum in Eindhoven, en Stijn Huijts, directeur van het Bonnefantenmuseum Maastricht, denken in deze wisselcolumn schrijvend na over beeldende kunsten.
Onlangs is een nieuwe publicatie over Jean Leering, oud directeur van het Van Abbemuseum, verschenen. In voorbereiding op een publiek gesprek met schrijver Paul Kempers heb ik alle recensies over het boek gelezen. In de meeste stukken komt Leering naar voren als een ondergewaardeerde, haast onbekende publieke figuur wiens beleid flinke kritiek vanuit de mainstream kunstwereld kreeg te verduren.
Dit verbaast me. Toen ik veertien jaar geleden werd aangesteld in het Van Abbemuseum had ik twee vermaarde voorgangers – Rudi Fuchs én Jean Leering. De tentoonstellingen De Straat en People’s Park rekten de grenzen van wat kunst is en zou kunnen zijn op, en zetten het museum internationaal op de kaart. Tijdens zijn tijd in het Tropenmuseum poogde Leering objecten te restitueren – in mijn ogen een eerste echte poging om een kwestie aan te kaarten die ook nog vandaag de dag voor erfgoedinstellingen van essentieel belang is.
In voorbereiding op mijn sollicitatie stuurde Hans-Ulrich Obrist me een interview met Jean Leering – het deed me inzien wat er mogelijk was in het museum. Jean Leering was mijn voornaamste rolmodel toen ik als directeur startte en ons eerste Living Archive project, samen met mijn collega Diana Franssen, was gewijd aan De Straat.
Deze informatie heeft blijkbaar geen van de Nederlandse recensenten bereikt. Waarom niet? Een mogelijke reden kan zijn dat de journalist van vandaag nog steeds zwaar leunt op de mening van de kunstenaars van toen. Er wordt gezegd dat de kunstwereld in de jaren zestig Leerings ambities voor kunst afwees omdat hij de grens tussen artistieke autonomie en uniciteit overschreed. Dit is wellicht de kern van Leerings probleem en het verschil tussen onze generaties.
Vandaag de dag zijn de beste kunstenaars absoluut niet geïnteresseerd in de strak omlijnde protocollen van moderne kunst. Tania Bruguera, Chto Delat, Jonas Staal en Hito Steyerl, om maar enkelen te noemen die in onze collectie zijn vertegenwoordigd – leggen zich actief toe op het herscheppen en aanscherpen van de context van hun werk, in relatie tot andere vormen van sociale en politieke strijd.
Ik vermoed dat Leering ervan genoten had om nu directeur te zijn; om op steun te kunnen rekenen, zowel op artistiek als publiek vlak, voor kunst die het gesprek wil aangaan over de wereld en haar mogelijkheden.
Gesprek tussen Paul Kempers en Charles Esche
Zondag 9 september, 15.00 – 16.30 uur, auditorium Van Abbemuseum Eindhoven.
Dit artikel is onderdeel van &PAPER en valt buiten de verantwoordelijkheid van de ZOUT hoofdredactie.