Leesclubs zijn populair, maar hoe zit het met de literaire genootschappen? WIDO SMEETS ging in het Letterenhuis in Antwerpen op zoek naar de hoop. ‘In veel klassen gaat de computer op slot en keert het papieren boek terug.’
‘Kijk’, zegt Lies Galle terwijl ze met voorzichtige vingers een verkleurd handschrift omhooghoudt. ‘Dit is de laatste brief die Paul van Ostaijen, vijftien dagen voor zijn dood, schreef aan zijn lief Emmeken’ – en leest voor: ‘Jij denkt aan mij, ik aan jou, maar wij kunnen niet goed maken wat eenmaal verkeerd is. En ik vind het gans verkeerd hoop steeds in de toekomst te verzetten, alsof wij altijd maar dezelfde blijven.’
De woorden van de dichter resoneren in het ondergrondse depot van het Letterenhuis in Antwerpen. Een vloer van beschilderde betontegels, rijen op armslengte van elkaar opgestelde archiefkasten, royaal geïsoleerde verwarmingsbuizen aan het plafond: heilige grond voor Vlaamse literatuurliefhebbers. Hier liggen de nalatenschappen van belangrijke Vlaamse schrijvers en dichters.
Zoals Hendrik Conscience. Op tafel ligt een doos met het eerste handschrift van De Leeuw van Vlaanderen (1838), het boek dat het ontluikend Vlaams nationalisme een taal gaf. Galle toont een met doorhalingen en droedels doorspekt handschrift van Conscience, een mislukt voorwoord bij het boek. Op de achterkant staat één zin, daarna een woord dat hij uitwiste toen de inkt nog nat was: ‘Merde’. De francofoon opgevoede Hendrik Conscience schreef in het Nederlands, maar dacht in het Frans.
Van Hugo Claus laat Galle een van zijn dagboeken uit midden jaren zeventig zien, toen hij met Sylvia Kristel was. ‘U zou het met rode oortjes lezen’, zegt ze, en laat haar ogen twinkelen. ‘Maar daartoe heeft u wel de toestemming van de familie nodig.’
De rondleiding door het ondergrondse schrijversarchief maakte deel uit van Onze klassieken leven, een ontmoetingsdag voor literaire genootschappen, eind vorig jaar. Klinkt niet erg rock ’n roll, toch kwamen er zo’n honderd belangstellenden op af, bestuurders van 48 literaire genootschappen. Ze komen op voor een palet aan schrijvers, van Ida Gerhardt tot Ernest Claes, van Willem Elsschot tot Maarten Toonder, van Vasalis tot Louis Paul Boon. Opvallend: bijna eenderde van de clubs behartigt de belangen van buitenlandse auteurs, van Tsjechov tot Kafka, van Proust tot Joseph Roth. Één nog levende auteur mocht zich vertegenwoordigd weten: A.F.TH. Van der Heijden.
Met lezingen en workshops braken de aanwezigen zich het hoofd over de toekomst van hun genootschappen, nu de bestuurders op leeftijd zijn en het lezen van literaire fictie een vrije val doormaakt. Áls jongeren al lezen, zijn het Engelse boeken van veelal twijfelachtige literaire waarde. ‘Young adults’ heet het genre, niet naar de inhoud, maar naar de doelgroep.
Mari de Kort van het Louis Paul Boon Genootschap draaide er niet omheen: aan aantal genootschappen, zoals die van Felix Timmermans, Gerard Walschap en Cyriel Buysse hebben de boeken gesloten. Een nog bestaand genootschap liet weten niet te kunnen komen omdat de bestuursleden niet meer mobiel zijn. En dan zijn er nog de slapende genootschappen waarvan de statuten het niet toestaan dat ze worden opgeheven. ‘Is een literair genootschap niet een relict uit de tijd dat vrouwen korsetten met baleinen droegen, en mannen lange, witte onderbroeken?’ daagde De Kort het publiek uit. Hij gaf zelf het antwoord. ‘We zitten in de palliatieve fase.’
‘De Boekenbeurs komt terug, ik zweer ’t u. Is het niet volgend jaar, dan toch het jaar erop.’
Matthijs de Ridder, biograaf van Willem Elsschot en Paul van Ostaijen, vindt dat het pessimisme plaats moet maken voor visie. Het klassieke beeld van het genootschap als literaire salon van grijze, wijze mannen moet van tafel; verversing is geboden, zowel bij de bestuurders als hun boodschap. Zelf stond De Ridder mee aan de basis van het in 2008 opgerichte Paul van Ostaijengenootschap, dat ‘geen literaire salon wilde zijn, en ook geen netwerkorganisatie.’
Het genootschap geeft elk jaar een boek uit met werk van Van Ostaijen. De Ridder: ‘De publicaties worden deels betaald uit de lidmaatschappen. Een boekpresentatie wordt een publieksevent als van de 1000 leden er 200 komen opdagen. Er is muziek bijgekomen, en theater.’
Samen met het fonds Grensverleggers van deBuren zette De Ridder tijdens de coronacrisis een project op waarin eigentijdse dichters reageerden op Van Ostaijens befaamde bundel Bezette stad. Ze werden gepubliceerd onder de titel Besmette stad. ‘Aan de vraag hoe Van Ostaijen in zijn tijd omging met de crisis koppelden we de vraag hoe wij dat doen in onze tijd.’
Intussen is er 24 uur radio gemaakt over Van Ostaijen en is er een podcast. Tijdens de Leipziger Buchmesse in 2024 zullen in het Duits en Italiaans vertaalde Van Ostaijen-boeken verschijnen. ‘Het verhaal wil maar niet stoppen, ook niet na corona.’
Het bereiken van de jonge generatie is extra lastig omdat de scholen niet meer thuis geven. Via de voordeur ben je kansloos, weet Roel Spaenhoven van het Nederlands Tolkien Genootschap. ‘Soms lukt het via individuele leerkrachten. Het moeten believers zijn.’ Bart Vandekerkhove van de Guido Gezelle Kring heeft gemerkt dat Gezelles poëzie zich goed leent om te rappen. De muzikaliteit van de gedichten is gekend: ‘Er bestaan 2600 partituren van muziek op teksten van Gezelle.’
Soms is het een combinatie van zichtbaarheid, initiatief en toeval, weet Ingrid Wijk van de Pierre Kemp Stichting. In de bijzondere collecties van de Universiteit van Maastricht is veel werk van Kemp opgenomen, zoals zijn bibliotheek, zijn grammofoonplatencollectie en zijn schrijfbureau. Wijk: ‘Na promotie via social media hebben studenten zijn werk op een poetry slam in een ander jasje gegoten. Er kwamen meer dan 250 studenten op af.’
Ook de Antwerpse burgemeester Bart De Wever, die het Letterenhuis een hart onder de riem kwam steken, weet wat de ontlezing onder jongeren teweegbrengt. Toch ziet hij een voorzichtige kentering. ‘Het door corona in sneltreinvaart courant geworden gedigitaliseerde onderwijs wordt stap voor stap opnieuw losgelaten. In veel klasjes en klassen gaat de computer op slot en keert het papieren boek terug.’ Hij had nóg een positieve boodschap, over de fameuze Antwerpse Boekenbeurs die enkele jaren geleden dicht ging. De Wever: ‘De Boekenbeurs komt terug, ik zweer ’t u. Is het niet volgend jaar, dan toch het jaar erop.’