Poëzie leidt een steeds marginaler bestaan in de Nederlandse letteren. Kranten recenseren minder, oplages slinken en alleen de idealistische boekhandelaar heeft nog poëziebundels in huis. Intussen wemelt van de stadsdichters en ‘slam poets’ en is er volop publiek bij de poëziefestivals. Wat is er aan de hand?

“Ik dacht al dat je erover zou beginnen”, gnuift Hans van de Waarsenburg, dichter en oprichter en voorzitter van The Maastricht International Poetry Nights (MIPN). “Het klinkt paradoxaal. Als je de belangstelling voor poëzie afmeet aan de verkoop van dichtbundels dan zijn we er inderdaad flink op achteruit gegaan de afgelopen decennia. Terwijl de belangstelling voor festivals en poëzieavonden toeneemt en worden er veel bundels verkocht. Kennelijk wil het publiek liever dichters horen dan dichters lezen.”

De dichters zelf passen zich wel aan, “er zijn er bij die een handstand maken of een half orkest meebrengen.” Het zal Van de Waarsenburg (Helmond, 1943) worst wezen, zolang de kwaliteit maar in orde is. “Verkoopcijfers variëren, iedereen houdt daar zijn mond over. Er is een soort van omertà in de poëzie. Je hoort dichters nooit vertellen hoeveel bundels ze precies verkopen. In de jaren zeventig had ik oplages van 1200 exemplaren, dat was normaal. Tegenwoordig zit je met een oplage tussen 500 en 750 exemplaren aan de hoge kant. Maar ik ken ook collega’s van naam en faam die niet meer dan veertig, vijftig stuks van hun nieuwe bundel verkopen.”

In zijn algemeenheid ziet de dichter dat er door boekpromotor CPNB weinig actie wordt ondernomen als het gaat om poëzie. “En als dat wel zo is, dan heeft dat weinig resultaat.” Op scholen ziet hij weinig aandacht voor gedichten. Jonge slamdichters, jolige en cabareteske dichters vangen meer aandacht dan serieuze dichters. Bovendien, zegt hij, verschijnen er steeds meer rijmende amateurs op het toneel. “Wie wil er tegenwoordig niet dichter zijn? Op het internet kun je alles kwijt. Schrijf een gevoel op, plaats de regels onder elkaar, centreer het, zet je naam eronder en je bent dichter.” Om scholieren kennis te laten maken met echte poëzie stuurt MIPN dichters naar Limburgse scholen. Van de Waarsenburg schat dat hij zo tussen de 1200 en 1500 mensen bereikt.

Is het overal in de wereld zo pover gesteld met de appreciatie van poëzie? “In Medellín, Colombia treden dichters op in stadions voor dertigduizend mensen. In Struga, Macedonië is er een festival waar dichters bijna vechten om op zondagavond voor te mogen dragen vanaf een brug. Beide oevers staan vol mensen.” Evengoed heeft hij in het Portugese Porto Santo meegemaakt dat er helemaal geen publiek kwam opdagen. “Toen hebben we elkaar maar voorgelezen.”

Met een subsidiebudget van 90.000 euro trekt MIPN sinds 1996 een internationaal gezelschap naar Maastricht. Eregast is de Zuid-Afrikaanse schrijver en dichter Charl-Pierre Naudé. MIPN lijkt wel een one-man-band als het gaat om de programmering. Op de vraag hoe lang Van de Waarsenburg nog aanblijft, antwoordt hij diplomatiek: “In elk geval tot en met dit festival.” Ooit, zo belooft hij, zal hij zijn festivalmemoires schrijven.

Het programma samenstellen ziet Van de Waarsenburg als componeren. “Alle dichters heb ik eerst gelezen maar vooral ook gehoord.” Hij wil maar zeggen dat er veel kaf onder het koren is. Zodra MIPN enige activiteit op het internet ontplooit, stromen aanvragen van dichters uit de meest exotische oorden ter wereld binnen. Hij toont een motto van de Milanese dichter Franco Loi, deze maand met 82 jaar de oudste deelnemer, die hij enkele jaren geleden ontmoette tijdens Poetry International in Rotterdam.

Ze zeggen hoe ik moet schrijven en zij kunnen niet schrijven /

Ze zeggen hoe ik moet denken maar zij denken nooit/

zoals de vliegen op de kont van de geleerdheid /

die menen dat een scheet een gedachte is

Van de Waarsenburg grijnst. “Dit moet eigenlijk in elk boek staan.”

Worden Nederlandse dichters in het buitenland meer gewaardeerd? “Ik was eens op een literaire avond in een middelgrote stad in Mexico. Een van mijn bundels was net in het Spaans vertaald. Ik las voor, mijn vertaalster vertaalde. Gaandeweg klonk er steeds meer rumoer, er werd geroepen en geapplaudisseerd. Iemand huilde. Na afloop stond er een enorme rij mensen, ik moest boeken signeren en met iedereen op de foto. Toen ik ’s nachts in mijn hotelkamer kwam, heb ik mijn vrouw gemaild: ‘Ik ben eindelijk geland’.”

MIPN, op 25, 26 en 27 oktober in de Bonbonnière in Maastricht. www.maastrichtpoetry.com