Ook in het Floriadejaar 2012 waren de bezoekersaantallen van het Limburgs Museum in Venlo niet om over naar huis te schrijven. Probleem is dat het gros van de Limburgers geen weet heeft van het museum dat juist over hún erfgoed en identiteit gaat. Toch denkt directeur Jos Schatorjé in 2016 weer op 75.000 bezoekers te zitten.

‘Limburgse identiteitsfabriek’ ontbeert publiek

“Een gemiste kans”, vindt Jos Schatorjé, directeur van het Limburgs Museum, het nog steeds. De in 2009 gepresenteerde plannen voor een Museumkwartier in Venlo waren misschien erg ambitieus, maar toch ook zeer de moeite waard. Naast het Limburgs Museum en het Museum van Bommel van Dam aandacht voor plaatselijke kunstenaars in het oude postkantoor onder het motto Made in Venlo. En in het Julianapark een permanent onderkomen voor het werk van de in 2009 overleden kunstenaar Shinkichi Tajiri. “Daarmee was een belangrijk stuk erfgoed in de regio gebleven. Tajiri was een man met heel veel verschillende identiteiten. Die van inwoner van Baarlo, van Noord-Limburg, was er zeker een van.”

Het Museumkwartier bleef een papieren droom. Al in 2010 zette de gemeente Venlo de plannen in de ijskast. Toch onderging het Limburgs Museum en zijn directe omgeving een gedaanteverwisseling. Het gebouw van architect Jeanne Dekkers is verbouwd: het is nu klaar voor een duurzame toekomst en biedt plaats aan het mikwe, een dertiende-eeuws joods badhuis waarvan de resten in 2005 aan de boorden van de Maas werden ontdekt. De ondertunneling van het Koninginneplein, tussen NS-station en museum, leverde een mooi, groot, maar wel erg leeg plein op.

Ook in het Limburgs Museum was het minder druk van verwacht. Voor 2012, het jaar van de Floriade, werd gerekend op 60.000 bezoekers. De teller bleef steken op 42.000. “Het is wel verklaarbaar”, meent Schatorjé. “Het eerste kwart van het jaar leden we onder de werkzaamheden voor onze deur, waardoor we soms zo goed als onbereikbaar waren, en hadden we de verbouwing in eigen huis. De Floriade had vervolgens een kannibaliserend effect op het aantal bezoekers uit de regio. Ik ben een keer of tien naar de Floriade geweest. Vaak op de fiets. En dan zag je dat de fietsenstalling uitpuilde. Mensen uit de omgeving zijn vaak gegaan. En die kunnen hun zondag toch maar één keer besteden.”

Tegelijkertijd waarschuwt hij voor blindstaren op bezoekersaantallen. “Het maatschappelijk rendement van het museum is groter dan het aantal mensen dat de kassa passeert. We beheren een collectie. Dat is gemeenschappelijk erfgoed en van blijvende waarde. Wij zijn een belangrijke identiteitsfabriek voor Limburg. Zo’n twintigduizend kinderen hebben tijdens de Floriade een workshop gevolgd die mee door ons is opgezet. Vierhonderdduizend mensen maakten gebruik van de cultuurhistorische route die wij voor de Floriade mee ontwikkelden. De komende jaren willen we nog nadrukkelijker buiten de muren van het museum aanwezig zijn.”

Toch weet ook Schatorjé (57) dat hij vooral wordt afgerekend op het aantal mensen dat de kassa’s van het museum passeren. In 1992 werd de Stichting Limburgs Museum opgericht, waar het Limburgs Volkskundig Centrum in Limbricht en het Goltzius Museum in Venlo in opgingen. De historicus Schatorjé, tot dan conservator in het Goltzius, werd directeur. In 2000 ging het museum open, als een van de drie nieuwe provinciale musea, naast het Bonnefanten in Maastricht en het Industrion (nu: Continium) in Kerkrade). Twee jaar later beleefde het zijn topjaar: 70.000 bezoekers, vooral dankzij de tentoonstelling Asterix & Europa. Het dieptepunt vormde 2005 met nog geen 40.000 bezoekers. Sinds 2006 schommelt het bezoekersaantal rond de 50.000, dat de laatste twee jaar terugviel naar respectievelijk 40.000 en 42.000.

De strijdbaarheid is er niet minder om: volgens het gloednieuwe vierjarenplan wil het museum naar 75.000 bezoekers in 2016. Schatorjé gelooft dat het kan: “Alleen al de naamsbekendheid van het Limburgs Museum kan veel beter, blijkt uit onderzoek.” In Noord-Limburg kan 47 procent het museum thuisbrengen, in Midden-Limburg (18 procent) en Zuid-Limburg (9 procent) is de herkenning bepaald zorgelijk. Het is een van de redenen waarom Schatorjé de organisatie heeft aangepast. “De afdeling marketing/communicatie/sales heeft twee keer zoveel mensen gekregen. Er moet meer energie dan voorheen worden gestoken in het vermarkten van ons product, met het doel het bereik te vergroten. De verschuiving is ten koste gegaan van de bezetting bij de collecties. Dat kon ook. Stilaan zijn we als museum een andere fase ingegaan. Het echte opbouwen van een collectie is voorbij. De nadruk komt meer op beheer te liggen. Wezenlijke toevoegingen aan onze collectie dienen zich vanzelf bij ons aan. Daar heeft het museum inmiddels voldoende naam voor opgebouwd.”

De centrale taak van het Limburgs museum is het uitventen van het provinciaal erfgoed. Daar zal de extra-marketing zich op gaan richten, zegt Schatorjé. Op dit moment zit een vijfde van de bezoekers in het jaarlijkse Pakhuis van Sinterklaas. Andere publiekstrekkers waren exposities over Suske & Wiske, de Flower Power (tijdens Floriade 2012) en, dit jaar,  Sesamstraat. “Daar moeten we vooral mee doorgaan”, zegt Schatorjé. “Het museum moet ook de vijf miljoen toeristen die elk jaar in deze regio hun vakantie doorbrengen, iets te bieden hebben. Tegelijk moet het mensen in de zuidelijkere delen van Limburg duidelijker worden dat ze voor hun eigen geschiedenis bij ons terecht kunnen,  dat het de moeite waard is om daarvoor naar Venlo te reizen.” Als voorbeeld noemt hij het 150-jarig bestaan van het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap, als verzamelaar van cultuurhistorisch erfgoed een voorganger van het Limburgs Museum. “Vanwege dat jubileum laten we schilderijen zien met Limburg als thema.” In 2015 is de nieuwe archeologieafdeling klaar. “Die heeft leken veel interessants te bieden, maar wordt ook een must voor archeologiestudenten die er de ontwikkeling van pijlpunten kunnen zien.” Schatorjé wil sowieso de collectie zichtbaarder maken. Nu is slechts zes procent te zien. “Dat moet naar tien procent, bijvoorbeeld via digitale presentaties.”

Andere cijfers stemmen nu al tot tevredenheid: “Drie kwart van de bezoekers blijft langer dan twee uur binnen. Een deel blijft zelf vier á vijf uur rondkijken. De waardering is hoog: gemiddeld een 8,3.”

Ook privé heeft Schatorjé nog zijn ambities. Zo heeft hij zijn promotieplannen, bij de oprichting van het Limburgs Museum in de ijskast beland, weer opgepakt. In 2016 is het zover. Zijn dissertatie gaat over Engelbert Faber die een bepalende rol speelde tijdens de reformatie in onder meer het huidige Limburg. “Als jongen van katholieke huize, voormalig misdienaar, zit ik daarvoor tot over mijn oren in de gereformeerde orthodoxie.”

Ondertussen wil hij nog wel een tijdje door als museumdirecteur. “Op collectiegebied moeten nog wat zaken worden afgemaakt. Ik wil nog een paar grote tentoonstellingen organiseren. En de geschiedenis van het museum moet nog op een mooie wijze worden vastgelegd. 2017, het jaar van het 25-jarig jubileum, lijkt me een mooi moment voor zo’n publicatie. Daarna wordt het voor mij tijd voor wat anders. Ook voor het museum is het goed dat er dan iemand anders aan het roer komt te staan.”

Tegen die tijd zijn ook de plannen voor het Museumkwartier weer uit de ijskast gehaald, verwacht Schatorjé. “Misschien niet in de oorspronkelijke vorm met Made in Venlo en een Tajiri-museum, maar wel met een bundeling van culturele instellingen. Nu is nog niet iedereen overtuigd. In de gemeenteraad van Venlo gingen zelfs stemmen op om Van Bommel van Dam naar het kloosterdorp Steyl te verplaatsen. Dat is de dood in de pot. Ik zou eerder pleiten voor een verhuizing van Keramiekcentrum De Tiendschuur naar hier. Het hart van Venlo heeft cultuur nodig. Het centrum gaat de komende jaren snel veranderen door de veranderingen in de vraag en het aanbod op het gebied van winkels. Daar moet je wat tegenover zetten: haal dus meer bewoners naar het centrum, meer onderwijs, maar vooral ook meer cultuur.”