De eerste mijnbouw in Nederland vond 6000 jaar geleden plaats in Zuid-Limburg. Tussen Rijckholt en Sint Geertruid trokken de eerste koeples de Savelsberg in om met simpel gereedschap vuursteen te winnen. Nu wil Staatsbosbeheer de mijn sluiten. “Het onbegrip voor het verre verleden is in Nederland sterker dan elders.” door Paul van der Steen

Zware deuren geven toegang tot een op het oog weinig spectaculaire bakstenen gang onder het Savelsbos tussen Rijckholt en Sint Geertruid. Pas na binnengaan wordt duidelijk wat hier aan buitengewoons te zien is. Om de zoveel meter bieden vensters aan de zijkanten een blik op schachten en galerijen die soms bijna zesduizend jaar geleden werden uitgehouwen voor het winnen van vuursteen. Tot twaalf meter onder de grond werkten de ‘koempels‘ van toen met hooguit wat daglicht en met enkel hertshoorn, schouderbladen, middenvoetsbeentjes en eerder gewonnen vuursteen als gereedschap.

Het waren zogezegd primitieve arbeidsomstandigheden. Toch vindt de gids van dienst, ingenieur en natuurwetenschapper Wiel Schins, dat deze plek niet alleen behoort tot het archeologisch erfgoed, maar ook tot het industrieel erfgoed. “Dit was de eerste fabriek van Nederland. Niet in de ware zin van het woord natuurlijk. Wel waren hier al alle bedrijfskunstige principes van onze tijd terug te vinden: effectiviteit en arbeidsdeling. De vuursteen uit Zuid-Limburg, gebruikt voor het maken van vuur en het vervaardigen van gereedschappen, vond zijn weg door een groot deel van Europa. Er is materiaal van hier teruggevonden tot in Polen en aan de Bodensee in Zuid-Duitsland.“

Schins vertelt honderduit over de vuursteenmijn. Hij schreef een boek over de Vijlense broers Werner en Sjeuf Felder, mijnwerkers die van jongsaf aan interesse hadden in archeologie. Toen de Groningse archeologieprofessor Tjalling Waterbolk in het midden van de jaren zestig faalde bij het graven van een gang om schachten bloot te leggen, boden zij hun kennis en kunde aan. Acht jaar lang verrichtten vrijwilligers belangrijk maar gevaarlijk werk, elke vrijdag, van zeven uur ’s avonds tot drie uur ‘s nachts. De zusters in het naburige klooster hielden speciale diensten om te bidden voor hun behouden terugkeer. Schins werkte als student nog mee met het uitgraven van de gang. Sinds de jaren zeventig zijn 75 van de waarschijnlijk twee- tot drieduizend schachten uit het neolithicum zichtbaar.

Staatsbosbeheer maakte eerder dit jaar bekend de toegang tot de vuursteenmijn te willen sluiten. De ijzeren stutten die de gang verstevigen zijn versleten en aan vervanging toe. Hetzelfde geldt voor de geluidsshow met een verhaal van kinderboekenschrijver Jacques Vriens. De natuurbeheerder investeert het benodigde geld liever in andere zaken.

Het is niet de eerste keer dat de vuursteenmijn in het Savelsbos lijdt onder desinteresse. Het duizenden jaren oude wingebied werd in de jaren tachtig van de negentiende eeuw ontdekt door Marcel de Puydt, een Luikse jurist met een grote archeologische belangstelling. Treinend van Luik naar Maastricht viel het hem op dat de hellingen aan de rechterkant van de rails leken op die bij inmiddels blootgelegde vindplaatsen in België. Op een zondagmorgen besloot hij het gebied in te wandelen en vond hij onmiddellijk ruwe en bewerkte vuurstenen.

vuursteen-2-wiel-schins-2

Wiel Schins in de vuursteenmijn in de Savelsberg: “Dit was de eerste fabriek van Nederland.” foto Johannes Timmermans

Nederlanders wist hij nauwelijks enthousiast te krijgen. Schins: “Dat lag ook aan de kerk. Die had het niet op historisch onderzoek dat zo ver terugging. Voor de geestelijkheid begon de geschiedenis bij de Romeinen of, nog beter, met de komst van de eerste christenen.“ De Belgen sloegen wel toe. “De beste stukken die rond de vuurmijn te vinden waren, verdwenen met karrenvrachten naar België. Er bestaat een foto van een Luikse professor die op zijn vrije dag voor zijn huis een mand vol vondsten probeert te slijten aan passanten. Nog in de jaren twintig kwam hier een vertegenwoordiging van het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg vergezeld van geestelijkheid kijken. Die geloofde niet dat hier prehistorische mensen aan het werk waren geweest. Dit moest een natuurverschijnsel zijn.“

Met de gang die een deel van de schachten blootlegde, werd later het nodige goedgemaakt. “Het is een vindplaats van nationaal en internationaal belang“, zegt Luc Amkreutz, conservator Nederlandse prehistorie in het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden. Vondsten en informatie over de Limburgse vuursteenmijn maken er deel uit van de permanente opstelling.

Met chauvinisme heeft dat niets te maken, bezweert hij, hoewel de vuursteenmijn wel bepalend was voor Amkreutz‘ beroepskeuze. “Ik ben opgegroeid aan de rand van Sint Geertruid. Bij het oplopen van de veldweg stuitte je onmiddellijk op het afval van de mensen van toen. Het lag ermee bezaaid. Met verjaardagen maakte ik van mijn kamer een museumpje met al mijn vondsten. Daar moest al het bezoek dan even naar komen kijken.“

Niet alleen bij de conservator van het museum in Leiden werd het vuur in het Savelsbos ontstoken. “Eugène Dubois, de vinder van de Java-mens, werd enthousiast na een wandeling met zijn vader, apotheker in Eijsden.” In hetzelfde gebied ontstond ook de historische belangstelling van Wil Roebroeks, hoogleraar archeologie in Leiden en ontdekker van een tot ver buiten de landsgrenzen bekende nederzetting van Neanderthalers aan de noordkant van Maastricht. “Hij heeft nog meegeholpen met het opgraven van de vuursteenmijn”, zegt Amkreutz, “daar kan ik wel eens jaloers op zijn. Eigenlijk ben ik net iets te laat geboren.“

Dat een sluiting van de vuursteenmijn even niet denkbeeldig was, heeft volgens Amkreutz alles te maken met “de grote mate van onbegrip voor het verre verleden en de prehistorie. In Nederland is dat sterker dan elders. De vuursteenmijn in het Belgische Spiennes staat op de werelderfgoedlijst van de Unesco. Kijk naar de Neanderthalervindplaats op Belvedère bij Maastricht. Meer dan een plaquette omgeven door een paar treurwilgen vind je er niet. Even verderop in Veldwezelt wordt de passanten wel het nodige uitgelegd met een duidelijke archeologische tijdlijn.“

Nog is de vuursteenmijn niet dicht. Na het voornemen tot sluiting van Staatsbosbeheer is de gemeente Eijsden-Margraten in gesprek gegaan met de provincie. Schins is ervan overtuigd dat de aanwezigheid van de vuursteenmijn onvoldoende wordt benut. “Er kan veel meer bekendheid aan worden gegeven, een slimmere exploitatie helpt ook. Het aantal bezoekers (nu zo‘n 1200 per jaar) kan omhoog. Jammer alleen dat we de helft van het jaar niet naar binnen kunnen vanwege beschermde vleermuizen.”