Met de meer dan honderd boeken die Harrie Lemmens vertaalde maakte hij de Portugese literatuur toegankelijk voor het Nederlands taalgebied. Nu neemt hij de pen zelf ter hand. FONS GERAETS zocht hem op. ‘Wat glinstert en fonkelt is meestal kitsch.’

De lijfspreuk van Harrie Lemmens, vertaler van Portugeestalige literatuur, is: vertalen is verzinnen wat er staat. Bij zijn jongste productie hoefde dat niet. Licht op Lissabon is geen vertaling, maar een boek van eigen makelij. Hij wilde geen doornsnee reisgids schrijven (‘ik heb een hekel aan die dingen’), noch is het  te categoriseren als reisliteratuur. ‘Iemand liet me weten dat ik een nieuw genre heb ontwikkeld: stadsverhalen met een caleidoscopische benadering. het is mijn manier om Lissabon tot leven te wekken.’

We spreken elkaar bij hem thuis. Met zijn vrouw, de Portugese fotografe Ana Carvalho, is hij neergestreken in een non-descripte buitenwijk van Almere, na eerder te hebben gewoond in Oost-Berlijn, Nijmegen, Brussel en Lissabon. Aanleiding voor het gesprek is dat hij, als vertaler, nu zelf een boek heeft geschreven, over zijn lievelingsstad. Licht op Lissabon is een associatieve beschrijving van acht wandelroutes door zijn stad, een amalgaam van documentaire, kunstgeschiedenis, ontmoetingen met schrijvers en gesprekken op straat.

Harrie Lemmens: ‘De ziel van Lissabon is wellicht ook de weerspiegeling van de Taag in de warm getinte huizen die een specifiek licht oplevert.’ foto Ana Carvalho

‘Aanvankelijk wilde ik een boek schrijven dat bestaat uit één beweging’, zegt Lemmens (Weert, 1953). ‘Ik was geïnspireerd door de film The Russian Ark van Alexander Sokoerov, één lange scene die zich afspeelt in de Hermitage in Sint-Petersburg en de gehele geschiedenis van Rusland vertelt. Een shot van anderhalf uur. Een fenomenale film, kan ik iedereen aanbevelen. Zoiets wilde ik in boekvorm. Dat gaat natuurlijk niet, want een camera is iets anders dan een pen.’

Het uit 520 fragmenten bestaande Boek der rusteloosheid, het door Lemmens vertaalde magnum opus vanFernando Pessoa, bracht uitkomst. ‘Met fragmenten ben je niet gebonden aan een bepaalde rangschikking. En het is aan de lezer om alle losse kralen aaneen te rijgen. Het kralensnoer is mijn beeld van Lissabon, de stad van het licht.’

Je signaleert steeds meer rugzakjes, teenslippers en bermuda’s in de Parel aan de Taag. Hoe ernstig worden de Bairro Alto en andere buurten geteisterd door de hordes toeristen?
‘Zeker in de Bairro Alto is het steeds erger geworden. Dat is begonnen met de spotgoedkope busdiensten-door-de-lucht van Ryanair. Voor een habbekrats kun je overal naar toe. Dat is een groot democratisch goed, maar er is een keerzijde. Op vrijdag wordt in de vriendenclub gezegd: het is weekend, zullen we een stedentrip maken? De bestemming maakt geen bal uit, als ze maar kunnen zuipen en lol trappen. In de supermarkt wordt drank gekocht die op trappen en in parken wordt genuttigd’

‘Een reiziger wil niet opvallen. Want wie niet opvalt, ziet meer.’

In de optiek van Lemmens is reizen een prachtige, verrijkende onderneming, iets anders  dan toerisme. ‘Een reiziger wil niet opvallen. Want wie niet opvalt, ziet meer. Als je in je fleurigste goed door de stad flaneert word je meteen herkend en uitgebuit. En toeristen zien vaak niks! Ze hebben een must see-lijstje, maar zijn niet geïnteresseerd in het verhaal achter een monument, fontein of schilderij. Niemand die de moeite neemt om iets van de Mona Lisa, het meest geselfiede schilderij ter wereld, te begrijpen. Als ze maar op Facebook kunnen vermelden: “I was here”. Vroeger was reizen, met echte koffers en zo, een privilege voor lieden met geld en tijd in overvloed. Denk aan Louis Couperus, Agatha Christie en Hercule Poirot. Die elitaire bezigheid is godzijdank voorbij, maar alles heeft zijn prijs.’

Volgens Ilja Leonard Pfeijffer is dat de paradox van het toerisme: de authenticiteit waar de toerist naar op zoek is, verdwijnt door zijn bezoek. Mee eens?
‘In mijn boek schrijf ik over toeristen ‘genietend van wat glimmend nep is en hoofdschuddend om het doffe patina van de authenticiteit’. Immers, wat authentiek is glimt en glanst niet en wat glinstert en fonkelt is meestal kitsch. Dat hoort ook bij die paradox.

Trouwens, wat is authentiek? Toen in het begin van de vorige eeuw de bestaande apotheken in Lissabon werden vervangen door nieuwe, met Jugendstil-achtige interieurs, werd daar schande van gesproken. Die waren  namelijk niet authentiek. Nu worden die apotheken ingeruild voor moderne en klinkt er weer protest. Authenticiteit is aan verandering onderhevig. Dat geldt ook voor de stadsuitbreidingen, in feite jaarringen. Die heb je ook onder de grond, als je gaat graven kom je een hoop geschiedenis tegen. Die gelaagdheid en diversiteit vind ik het boeiendste aan een stad.’

Een andere bedreiging vormt de kooplust van Chinese en Arabische beleggers waardoor woningen onbetaalbaar worden. Verdwijnen de kruidenier en de drogist uit het straatbeeld van Lissabon?
‘In de Rua de Sâo José, een lange straat in een drukke volkswijk, wemelt het van de slagers, kruideniers, schoenmakers en boekbinders. Die houden het nog vol, maar er verdwijnt ook een heleboel. Net als in andere grote steden rijzen de huizenprijzen de pan uit.’

Toch is er volgens Lemmens ook iets positiefs te melden over het toerisme, namelijk woningverbetering. ‘In de oude binnenstad was relatief veel verkrotting. Sinds de Anjerrevolutie van 1974 werden huurders overdreven beschermd; nog steeds zijn er mensen die voor vijftig euro per maand wonen. Geen wonder dat de eigenaren geen cent uitgaven aan groot onderhoud. Weggegooid geld. Het toerisme heeft ervoor gezorgd dat appartementen worden gekocht en gerenoveerd.’

Lemmens denkt dat het stadsbestuur er niet aan ontkomt om stringente maatregelen te nemen om het massatoerisme aan banden te leggen. ‘Net als Barcelona, Venetië en Amsterdam dreigt ook Lissabon onleefbaar te worden’.

En Pessoa, is zijn geest nog voelbaar in de Rua dos Douradores, het decor van Boek der rusteloosheid?
Pessoa is meer dan ooit aanwezig, maar het gekke is dat uitgerekend in die straat daar niks van te merken is. Die is authentiek gebleven (grinnikt). Pessoa is een merk geworden, een toeristisch product. Overal kom je zijn beeltenis tegen: op T-shirts, koffiekoppen, affiches, het begint irritante vormen aan te nemen. Iedereen wil op de foto bij Pessoa op schoot, voor café A Brasileira. Er zijn ook goede initiatieven. Zijn boeken verschijnen in allerlei talen, het ene na het andere. Waar krijgt een dichter zoveel aandacht? Joyce is in Dublin niet zo groot als Pessoa in Lissabon.’

‘Lobo Antunes heeft mij de Portugese taal en literatuur ingetrokken’.

Lemmens stadsverhalen bieden een schat aan wetenswaardigheden over de Portugese hoofdstad, waar hij drie jaar woonde, van 1985 tot 1988. Dat Manet er inspiratie vond voor Le déjeuner sur l’herbe, dat een getapte pils imperial heet en niet cerveja, dat de aardbeving van 1755 aan ruim 60.000 inwoners het leven kostte, dat Madonna er tegenwoordig woont en dat er een wezenlijk verschil is tussen heimwee en saudade.

Uiteraard passeren veel Portugese schrijvers de revue, in ontmoetingen, herinneringen en citaten. ‘Ik wil de aandacht voor Portugese literatuur opporren: Pessoa, Saramago, Eça de Queiroz, Lobo Antunes, de grote vier. Ik ben tenslotte vertaler.’

Hij noemt António Lobo Antunes dé schrijver over Lissabon. Zijn oeuvre beslaat 31 romans, waarvan Lemmens er veertien vertaalde. ‘Hij komt in alle hoeken en gaten van de stad. Ook op plekken waar geen toerist ooit is geweest, van rafelranden tot buitenwijken en goudkusten. Zijn boeken gaan verder dan een beschrijving van die stadsdelen. Ze dringen zich aan de lezer op als een metafoor voor de gemoedstoestand van zijn personages.’

In zekere zin is Lemmens schatplichtig aan Lobo Antunes. ‘In een etalage in Lissabon zag ik ooit een dik boek liggen waarvan het omslag me intrigeerde: een helm met speelkaarten. Ik dacht: dat wil ik lezen. Het was Fado Alexandrino van Lobo Antunes. Die roman heeft mij de Portugese taal en literatuur ingetrokken en toen is de bal gaan rollen.’

In Licht op Lissabon wordt de lezer niet alleen langs avenida’s, godshuizen, patio’s, boekhandels en begraafplaatsen gegidst, ook het culinaire aanbod wordt uitbundig becommentarieerd. Als een volleerd gastronoom beschrijft Lemmens restaurants, menukaarten, interieurs en de smaak van gezouten bacalhau, grâo de bico en amêijoas.

Je geeft hoog op van de Portugese keuken: eenvoud gekoppeld aan kwaliteit. Is dat het geheim?
‘Ja, de kwaliteit van de producten staat voorop: goede vis, vlees, groenten en wijn. Er wordt niks, zoals in Frankrijk, verstopt onder dikke sauzen. Je moet geen hoogstandjes of goocheltrucs verwachten. De ober serveert geen vijftien dingen om vervolgens te gaan uitleggen wat er op je bord ligt. Het is ook een sociale bezigheid. Portugezen bezoeken geen restaurant om iets te vieren, uit eten hoort er gewoon bij. Het middageten is trouwens belangrijker dan het avondeten. Helaas worden ook in Lissabon de pauzes korter en rukken de broodjeszaken op.’

Hebben Lissabon en andere steden een ziel of is dat romantische kletspraat?
‘Ja en nee. Parijs in het voorjaar, het licht van Lissabon, de tulpen van Amsterdam zijn natuurlijk clichés. Het zit hem, denk ik, vooral in de karakteristieken. Parijzenaren vormen aparte types binnen Frankrijk. Een Amsterdammer verschilt van overige Nederlanders. Iemand uit Porto is anders dan een inwoner van Lissabon. Voor een buitenstaander zijn die verschillen natuurlijk niet te vangen. De ziel van Lissabon is wellicht ook de weerspiegeling van de Taag in de warm getinte huizen die een specifiek licht oplevert. En de stad is op zeven heuvels gebouwd, dus geaccidenteerd. Dat alles samen levert een ziel op. Maar misschien is eigenheid een beter woord.’

Harrie Lemmens, Licht op Lissabon. Amsterdam, De Arbeiderspers, 29,50 euro