Gé Reinders is een van de weinig Roermondse theatercoryfeeën met landelijke bekendheid. Hoe was het om in de jaren zeventig als ambitieuze muzikant op te groeien in een stad als Roermond?
Laatst, vertelt Gé Reinders, stond er een stuk in de krant over de Roermondse popscene in de jaren zestig en zeventig. Hoe uniek die was, het Roerstadje zou een soort Liverpool aan de Maas zijn geweest. Dus moest er een website komen, en een boek, om die unieke periode voor de geschiedenis vast te leggen. Van site noch boek is sindsdien iets meer vernomen. Was het nou werkelijkheid, die stedelijke popscene, of een typisch geval van mythevorming?
Felix Meurders, de Giel Beelen van de jaren zeventig, met Limburge roots bovendien, liet desgevraagd weten indertijd niets te hebben meegekregen van dat ‘Liverpool aan de Maas’. Ook Gé Reinders, in de jaren zeventig frontman van populaire Roermondse bands als Zimmerman en Girls Walk By, heeft zijn twijfels. “Je had hier leuke bandjes, maar die had je overal. Maar een Roermondse popscene? Als je zelf in een band speelt, houd je je daar niet zo mee bezig.”
Hij laat een stilte vallen, pijnigt nóg een keer het inmiddels 58-jarige geheugen, maar de verlossende herinneringen en sprekende anekdotes komen niet los. “Er werd heel veel gespeeld in dit tijd, maar dat was meestal buiten Roermond. In de dorpen, ja, daar was een levendig clubcircuit. Maar hier, in de stad zelf? We hebben vaker in Roggel gespeeld dan in Roermond. Je had jongerencentrum S61, maar een echt poppodium was er niet. Met Zimmerman speelden we een keer in de net geopende Oranjerie, in het voorprogramma van de band van Jerney Kaagman, hoe heette die ook alweer? Oh ja, Earth and Fire.”
Na het uiteenvallen van Girls Walk By in 1983 maakte Gé Reinders twee Engelstalige solo-platen. Eerder had hij zich al in het dialect van zijn geëngageerde kant laten zien met Hoerestraot, op de verder Engelstalige CD Blood stond het autobiografische Mien moder in ’45. In 1995 bekeert hij zich met de doorbraak-cd Truuk nao Aaf definitief tot het dialect, sindsdien trekt hij volle zalen in Nederlandse en Vlaamse theaters waar hij vaak optreedt met lokale harmonie- en fanfareorkesten.
Reinders is zijn geboortestad altijd trouw gebleven, ook al scheerde het culturele leven er zelden hoge toppen. “Je had de Vrije Academie, en Civitas, en Royal Theater. Met een vriend uit Vlodrop zag ik in Royal een keer Ramses Shaffy, dat was echt te gek! We hebben na afloop nog een tijdje door de stad gefietst, om de herinnering vast te houden. Soms doe ik dat nog wel eens, wanneer ik met Joep, mijn zoon, in de auto zit, en er is een mooi liedje op de radio. Dan rijden we nog een rondje over de stadssingel, totdat het afgelopen is.”
Reinders was erbij toen op zaterdag 8 september de theaterzaal van ECI Cultuurfabriek in gebruik werd genomen met een optreden van Frans Pollux. Het viel hem op dat de ECI-medewerkers, enkele weken eerder nog erg onzeker of het allemaal wel op tijd klaar zou zijn, nu greuts waren, vol zelfvertrouwen. Enkele dagen daarvoor was hij al poolshoogte gaan nemen in het complex, hij was erg onder de indruk. Verder dan die van geïnteresseerde buurman, hij woont op een boogscheut afstand, in voorstad Sint Jacob, gaat zijn inbreng niet. Dat had wel gekund. “Ze hebben me ooit gevraagd voor de programmacommissie van de ECI-popzaal. Om pop te programmeren moet je iemand van dertig vragen, heb ik toen geantwoord, niet iemand van 58.” Lachend: “ Maar als ik erin had gezeten, had ik ze een band als UB40, die hier van de zomer optrad, natuurlijk sterk afgeraden.”
Als trouwe bezoeker van het CK-theater, dat nu is opgegaan in ECI Cultuurfabriek, weet Reinders dat in Roermond een klein, maar vast publiek is voor kleine-zaalproducties. Of dat publiek mee ‘overgaat’ naar het ECI-theater, zal van het programma afhangen, zegt hij. “Het programmeren van een theater in de provincie is een vak apart, daar moeten ze slim in zijn. In Gouda kunnen ze dat, dat is het beste theater van Nederland, dat zit altijd vol. Net als in Deventer en in Genk. Om een theater succesvol te laten zijn, is de programmeur belangrijker dan de act.”