Hoe komt het dat de een leest, en de ander niet, vraagt WIDO SMEETS zich af bij het invullen van de donorregistratie. ‘Achteraf is makkelijk lullen.’
Overlijden is hetzelfde als doodgaan. Organen zijn delen van het lichaam. Doneren betekent geven.
Drie mededelingen op het formulier Donorregistratie dat ik aantrof tussen een stapeltje afgelegde post. Het lijkt geschreven voor een halve analfabeet. Wat kan kloppen – het formulier gaat naar alle Nederlanders boven de achttien, een groeiend aantal van hen heeft deze uitleg nodig. Ze kunnen niet goed lezen. Kennen de betekenis van de woorden niet. Misschien maken ze de post al niet meer open; waarom zouden ze?
Afgelopen week was het Boekenweek, door corona ruim twee maanden later dan normaal. Zoals elk jaar was er kritiek op de CPNB, de organisator. En zoals elk jaar laaide het debat over lezen en ontlezen weer op.
Is het een probleem dat mensen minder boeken lezen? Het lijkt me een groter probleem dat mensen niet meer kunnen lezen. Die ontwikkeling is al een tijdje gaande. Zo zou een kwart van de schoolverlaters geen brief meer kunnen lezen, of een gebruiksaanwijzing.
Je zou denken dat een overheid dan ingrijpt, maar dit is Nederland, een land waar niet-ingrijpen tot beleid is verheven. De markt lost immers alles op. Waar die wijsheid vandaan komt? Het stond ooit in een boek, het was iets met een onzichtbare hand. Maar welk boek was het ook alweer?
Kinderen hebben geen lol in lezen, Nederlandse kinderen nog minder dan hun leeftijdgenoten over de grens. Ze vinden lezen tijdverspilling. Ze hebben lol in andere dingen. Er is ook zo veel, hoor ik ouders wel eens verzuchten – lezen die ouders zelf dan wél?
Vorige week zat ik met vrienden, allen cultuurliefhebbers, te bomen over van alles en nog wat. Het laatste half uur ging het over films en, vooral, tv-series, gestreamd door Amazon en Netflix. Een van hen vertelde over weekends waarin hij amper van de bank kwam. Er vlogen mooie verhalen over tafel, er kwam niet één boek ter sprake.
De lol in lezen, hoor ik vaak, ontstaat wanneer je vroeg leert lezen. Voorlezen: ook belangrijk. Ik duik in mijn eigen leesgeschiedenis. Waarom ben ik gaan lezen? Niet door mijn ouders. Die hadden het te druk om (voor) te lezen. Wanneer ben ik gaan lezen? Ik heb er geen actieve herinnering aan, ik vermoed rond mijn tiende. Voor die tijd had ik een carrière als huttenbouwer en rolschaatser.
Als er een lees-gen bestaat, wil ik het na mijn dood graag doneren.
We hadden thuis geen boekenkast. Wel had mijn vader ons ingeschreven voor de Winkler Prins Encyclopedie – kennis was nog macht, toen. Elk half jaar arriveerde een vers geschreven nieuw deel, duizenden megabites aan kennis, opgeslagen tussen twee kaften, met de kleur en het formaat van twee metselstenen. Twijfels over de inhoud waren er niet. Alles wat in de Grote Winkler Prins stond, was waar.
Het echte leven leerde ik kennen in andere boeken, die met verzonnen verhalen. Fictie. Via de Arendsoog-boeken kwam ik in Amerika terecht, in de Nieuwe Wereld. Daar, en in de boeken die volgden, kwam ik in aanraking met mij onbekende denkwijzen en ideeën. Ik leerde in de hoofden kruipen van andere mensen. Ze lieten me lachen en huilen – terwijl ze niet eens bestonden.
De verslaving aan verzonnen verhalen is gebleven; alles wat als ‘waar gebeurd’ te boek staat, steekt er schrilletjes bij af. Over de oorsprong van die leesdrang blijft het, ook achteraf, gissen. Escapisme, denk ik soms. Een manier van (over)leven.
Er waren ook periodes dat ik niet las. In mijn late jeugd bijvoorbeeld, toen had ik meer lol in andere dingen. Nu zit ik opnieuw in zo’n fase, nog niet zo lang, gelukkig, pas een maand of twee. In de tweepersoons leesclub De luchtballon waar ik lid van ben, worden stapels boeken stukgelezen – maar niet door mij.
Zoals ik die leesdrang niet kan verklaren, heb ik evenmin een idee waar mijn reader’s block vandaan komt. Over een jaar of vijf heb ik er vast een verhaal bij – voor wat het waard is. ‘Achteraf is makkelijk lullen’, zou Jan Blokker zeggen.
Hij had gelijk. Als het erop aankomt, sta je vaak met lege handen. Maar toch, als er een lees-gen bestaat, wil ik het na mijn dood graag doneren… eh, aan iemand anders geven.
WIDO SMEETS