Achttien jaar waren Wim van den Bergh en Kim Zwarts in de ban van het werk van architect Luis Barragán. Het resulteerde in een uniek boek over de Mexicaanse Pritzker Prize winnaar. “Eenzaamheid is goed gezelschap. Mijn architectuur is niet voor degene die de eenzaamheid vreest”.
Gefrustreerde architecten, ze lijken van alle tijden. Ze klagen over slechte opdrachtgevers, verstikkende regelgeving, een gemarginaliseerde rol in het bouwproces en een tot wanhoop drijvende bureaucratie, en dreigen er met veel misbaar de brui aan te geven. Maar wie voegt daadwerkelijk de daad bij het woord?
“Noem me drie architecten die er mee zijn gestopt”, zegt fotograaf Kim Zwarts, om aan te geven dat hun liefde voor het vak meestal groter is dan de obstructie waar architecten mee kampen. Toch kent hij er één. Luis Barragán, winnaar van de Pritzker Prize 1980 (zeg maar de Nobelprijs voor architectuur) hield het in 1940 voor gezien als architect en werd projectontwikkelaar. Nou ja, hij stopte er niet echt mee, hij bouwde niet langer in opdracht. “Hij werd een gentleman architect, een echte amateur, in de betekenis van liefhebber”, vult architectuurhoogleraar Wim van den Bergh aan. In de jaren na dat besluit zou de Mexicaan zijn beste ontwerpen afleveren.
Bijna twintig jaar eerder was Luis Barragán Morfín (1902-1988) ook als amateur begonnen. In 1923 studeerde hij af als civiel ingenieur en reisde af naar Europa. Toen hij terug kwam, had hij geen trek meer om een vervolgstudie architectuur ter hand te nemen. In het kielzog van zijn broer vestigde hij zich als architect. Barragán wilde het vak in de praktijk leren, een beslissing met vergaande gevolgen voor zijn oeuvre, zoals later zou blijken.
Die ontwikkeling, van amateur-architect tot Pritzker Prize winnaar, is minutieus vastgelegd in het boek ‘The Eye Embodied’ van Wim van den Bergh en fotograaf Kim Zwarts. Achttien jaar waren de twee er mee in de weer, en toen het af was, bleek er geen uitgever die er aan wilde. Uiteindelijk richtte Zwarts een eigen uitgeverij op, en bracht het boek zelf op de markt. Ontworpen door Reynoud Homan, die er de prijs van ‘Best verzorgde boek’ voor kreeg.
De eerste druk van 2000 exemplaren is al grotendeels de deur uit, maar tot een tweede druk zal het niet komen. De Barragán Foundation ziet zich met de uitgave te veel gras voor de voeten weggemaaid en zal, als eigenaar van de beeldrechten van de Barragán-gebouwen, geen toestemming geven voor een vervolg.
Van den Bergh en Zwarts blijven er laconiek onder. Hun project heeft de afgelopen jaren zo vaak op springen gestaan dat die tweede druk hen niet echt bezig houdt. Zwarts: “We hebben ons serieus afgevraagd of we het materiaal niet beter in het archief konden stoppen.” Van den Bergh: “Of om vijf exemplaren te laten drukken, en het daar bij te laten.”
Het kloeke boekwerk dat er nu ligt, lijkt in eerste aanleg de zoveelste architectuurpublicatie voor het salontafelpubliek. Maar hier is beduidend meer aan de hand. Hier geen foto’s die als illustraties dienen bij de tekst, of teksten die als onderschrift dienen bij gelikte plaatjes. Fotograaf Kim Zwarts levert hier misschien wel zijn meest geconcentreerde architectuurfoto’s af. Sommige scènes lijken weggelopen bij Johannes Vermeer, andere doen in hun abstractie denken aan de kleurschakeringen bij Mark Rothko. Maar het is uitsluitend en alleen Barragán wat je ziet.
Los van Zwarts’ weergaloze fotografie heeft Van den Bergh een doorwrochte, wetenschappelijke tekst afgeleverd vol met biografische gegevens over Barragán, nog nimmer gepubliceerde interpretaties van diens werk en nauwkeurige tekeningen van gebouwen die nooit eerder voorhanden waren.
Dat laatste klinkt vreemd voor een architect, maar niet voor Barragán, zoals gezegd een autodidact die bij voorkeur vanuit de praktijk opereerde. Regelmatig veranderde hij op de steiger nog van inzicht.
Barragán heeft relatief weinig gebouwd, zo’n dertig van zijn ontwerpen zijn gerealiseerd. Het meest bekend zijn de villa’s, met ruime binnenplaatsen, diepe tuinen en de befaamde lange, blinde muren. Ze horen tot de hoogtepunten van de 20e eeuwse architectuur.
In de jaren zeventig maakt Van den Bergh, inmiddels hoogleraar in Aken, voor het eerst kennis met Barragáns werk. Zijn robuuste, minimalistische gebouwen met die schemerige corridors en labyrintische opbouw lieten hem niet meer los. In 1988 reisden hij en Zwarts voor de eerste keer naar Mexico om het met eigen ogen te gaan zien. Het meest opvallend vond hij “de normaliteit van zijn ontwerpen. Pas later onderga je de zintuiglijke rijkdom ervan. De villa’s zien er van buiten vaak niet uit. Je belandt via een ijzeren deur in een donkere gang met een lange houten zitbank aan de kant. Via een corridor kom je enkele treden hoger in een hal, waar je je afvraagt: waar komt het licht hier eigenlijk vandaan?”
“Door die opeenstapeling van indrukken worden de gebouwen steeds rijker. Je komt in een soort vestibule met een verlaagd plafond, vervolgens in een hoge woonkamer. Je oog wordt voortdurend gemanipuleerd, maar het geheel blijft volstrekt organisch.“
Dat Barragán zelf de steiger beklom en daar regelmatig van de bouwtekening afweek, maakt hem voor Van den Bergh, zoon van een timmerman en kleinzoon van een aannemer, extra interessant. “Vanuit onze westerse, geplande architectuur krijg je een mooie inkijk in de geënsceneerde architectuur van Barragán. Hij rijgt als het ware beelden aan elkaar. Het is fenomenologische architectuur: alle zintuigen worden erbij betrokken. Zoiets kun je niet plannen op de tekentafel of achter de computer; dat moet je regisseren, en daar heb je tijd voor nodig. Die rust, dat geduld heeft hij in de loop der jaren ontwikkeld.”
De schijnbaar willekeurige schakeling van vertrekken levert een enscenering op die Barragáns werk tot een filmische belevenis maakt. Fotograaf Kim Zwarts kon er likkebaardend zijn werk doen: “Je komt permanent in andere perspectieven terecht, altijd weer onverwacht, steeds weer verrassend. Je hebt in zo’n woning nooit overzicht, of een doorkijk van voor naar achter.” Niks transparantie. Aan grote glazen puien, de modernistische trend bij zijn tijdgenoten, had Barragán een broertje dood. Tenzij die uitkeek op een ommuurde tuin of binnenplaats. Altijd zocht hij de beschutting van de dikke muren, en de mystiek die erin schuilt, om er te spelen met de twee belangrijkste – en goedkoopste – materialen die de architect tot zijn beschikking heeft: licht en ruimte.
Barragán was een trage bouwer, hij kon het zich als projectontwikkelaar van zijn eigen gebouwen permitteren. Over een villa deed hij drie tot vier jaar. Deels was dat ook noodzaak; de materialen waren niet altijd voorhanden en veel werklui waren analfabeet. Een bouwtekening lezen konden ze niet. Dat hij regelmatig van het ontwerp afweek, was dan ook nooit een probleem.
”Mijn architectuur is autobiografisch”, zei Luis Barragán toen hij in 1980 de Pritzker Prize in ontvangst nam. Hij haalde herinneringen op aan de bronnen van zijn jeugd, doelend op de hacienda’s en kloosters – hij bleef zijn leven lang een diepgelovige katholiek – uit zijn kinderjaren in Guadalajara. De schaal van die gebouwen vind je terug in zijn villa’s, net als de sereniteit en de verstilling. “Alleen in een eenzame omgeving vindt de mens zichzelf terug. Eenzaamheid is goed gezelschap, mijn architectuur is niet voor degene die de eenzaamheid vreest”.
Een andere trouwe metgezel vond hij in de nostalgie. “Ik heb altijd geprobeerd de behoeften van het moderne leven aan te passen aan de magie van de voorbij jaren. Nostalgie is het poëtisch bewustzijn van ons persoonlijk verleden. Omdat het verleden van de kunstenaar de belangrijkste bron is van zijn creatieve potentieel, moet de architect zijn nostalgische visioenen koesteren.”
Volgens Van den Bergh liggen bij Barragán leven en loopbaan in elkaars verlengde. “Zeker de laatste decennia van zijn leven heeft hij de tijd genomen. In zijn werk, maar ook in zijn dagelijks bestaan. Hij hield van het goede leven, ook in dat opzicht was hij een echte amateur, een liefhebber. Barragán is altijd heel bewust bezig geweest met het inrichten van zijn eigen leven.”
Wim van de Bergh en Kim Zwarts, ‘The Eye Embodied’. Pale Pink Publishers, 63 euro.
* Binnenplaats bij het huis voor Francisco Gilardi Rivera (1975-77), een van de laatste gebouwen van architect Luis Barragán.. foto Kim Zwarts