Maastricht. Ach, Maastricht. Stad van kunstbeurs TEFAF, André Rieu op het Vrijthof en rondvaarten over de Maas. Hardnekkige vooroordelen die de stad graag bevestigt door andere vormen van cultuur te ontkennen. Afgelopen week eiste de gemeente dat poppodium Muziekgieterij per direct stopt met de organisatie van dancefeesten op straffe van een fikse geldboete.
Begin april liet Huub Smeets zich in negatieve bewoordingen uit over culturele broedplaats Het Landbouwbelang. “Er gebeurt daar niets op creatief gebied’, liet de voorzitter van VIA2018 weten, tijdens een bijeenkomst met ondernemers en belanghebbenden in het Jekerkwartier. Artistiek directeur Guido Wevers moest nogal wat uit de kast halen om die uitspraak onder het tapijt te moffelen. Daarin slaagde hij glorieus. Laat dergelijke dirty jobs maar aan Guido over.
Beide incidenten zijn geen uitzonderingen. Maastricht en popcultuur? Passen niet goed samen. Dat is vreemd. Maastricht is een grote stad met een bovenregionale functie. De stad is maandelijks onderwerp van gesprek wanneer ik mijn mederedacteuren bij muziektijdschrift OOR in Nieuw-Vennep, onder de rook van Amsterdam, bezoek. ‘Hoe komt het toch dat Maastricht geen fatsoenlijk poppodium heeft?’, luidt steevast de vraag. Het antwoord moet ik schuldig blijven.
Muziekgieterij is, ondanks het goede werk dat er wordt verricht, geen fatsoenlijk poppodium. Althans, geen dat bij een stad met de grootte van Maastricht past. Toch: zo’n podium heeft de stad, ondanks de aanwezige studentenpopulatie, nooit gehad. Popcultuur is, zo lijkt het, in Maastricht traditiegetrouw iets van het volk. De bloei van de M-Town Rebels in de jaren negentig van de vorige eeuw, het succes van hiphop met een zachte g tien jaar geleden: beide ontstaan in typische volksbuurten. Opgepikt door de vaderlandse pers. Maar in Maastricht bleef het relatief stil.
Nee, dan Heerlen. Daar worden de locale helden in de armen gesloten. Poppodium Nieuwe Nor draait goed, Parkstad Limburg Theater Heerlen organiseert minimaal éénmaal per maand een popconcert in de grote Limburgzaal. Afgelopen vrijdag vierden de locale hiphop’ers van Het Verzet een feestje: hun eerste album verscheen. Alternatief Heerlen liep uit. Een paar weken eerder zorgden Raadsel, KijkEenSter, Subp Yao en Roestvogel – de nieuwe garde internationaal aan de weg timmerende elektronische muziektalenten uit de stad – voor een uitverkocht huis.
Waarom kan dat niet in Maastricht? Nogmaals: daar heb ik geen pasklaar antwoord op. Toch, één ding is duidelijk: de houding van de gemeente en culturele elite werkt niet bepaald mee. “Wij denken dat deze feesten, met dj’s, niet echt te maken hebben met de functie die een poppodium zou moeten vervullen”, liet gemeentewoordvoerder Lei Meisen weten. Een opmerking die hij een paar dagen later via Facebook weer introk: er zou sprake zijn van miscommunicatie met de krant. Ja ja. De discussie of elektronische dansmuziek wel of geen popmuziek is, voerde ik als Randstedelijke popjournalist voor het laatst in 1994. Tegenwoordig is dat een non-discussie. Althans, buiten Maastricht.
Daar maakt niemand – buiten Stadsbelangen Mestreech en Maastrichtse CDA-jongeren – zich bij de gemeente druk om. Het verhaal is eenvoudig: dansavonden trekken studenten, die zorgen voor overlast bij de omwonenden en dus moeten de avonden verdwijnen. Prachtige drogreden, want wie huisvest er nu een poppodium in een woonwijk buiten het centrum én sluit studenten als doelgroep uit? Juist ja.
Op 30 mei vindt op de Universiteit Maastricht het M3Event plaats, een internationale conferentie over muziekcultuur en de veranderingen in de muziekindustrie. Één van de paneldiscussies gaat over de rol die Maastricht speelt in het veranderde landschap voor popmuziek. De uitkomst is voorspelbaar: geen enkele.