In vormgeving en interieurontwerp heeft Maastricht met Sphinx, Mosa en Artifort een rijke traditie, maar de maakindustrie die erachter zat is verdwenen. De nog wel bestaande ambachtelijke kennis moet nu worden geactiveerd, wil de stad uitgroeien tot een creative city, betoogt directeur Niek Bisscheroux van de Academie Beeldende Kunsten Maastricht (ABKM). Hij ziet The Great Indoors als aanjager van dat proces. “Ik zat naast Síza, allebei met een liniaal de draai van een deur aan het uitvogelen.”

Oxford-aan-de-Maas levert te weinig op

Nog niet zo lang geleden gaf directeur Niek Bisscheroux een rondleiding door de Maastrichtse kunstacademie aan een gezelschap waar de plaatselijke wethouder Luc Winants deel van uitmaakte. Toen hij uitlegde over welke studierichtingen de 600 academie-studenten zijn verspreid, viel de wethouder even stil. “Hij dacht werkelijk dat alle 600 hier elk dag bezig zijn met schilderen en beeldhouwen”, zegt Bisscheroux. “In werkelijkheid zijn het er hooguit vijftig. Die andere 550 zijn met heel andere dingen bezig: mode, textiel, sieraden, design, grafische vormgeving, architectuur, keramiek, noem maar op.”

Wat hij maar wil zeggen: als zelfs een Maastrichtse wethouder geen idee heeft van wat zich achter de muren van de academie afspeelt, hoe is het dan met de rest van de buitenwereld gesteld.
Het antwoord zit in de vraag besloten: de academie heeft een ‘imagoprobleem’. Net als Maastricht, dat in 2018 culturele hoofdstad van Europa wil worden. Bisscheroux haalt een recent brandingonderzoek aan, waarin Maastricht niet wordt geassocieerd met begrippen als vrijheid en creativiteit, maar met ambachtelijkheid en burgerlijkheid. “Daarom is het ook goed dat The Great Indoors in Maastricht plaatsvindt, en niet in Amsterdam. Want we moeten hoognodig wat aan dat imago doen.”
Maastricht moet zich als creative city beter onderscheiden, vindt Bisscheroux, en dat kan met The Great Indoors. De eerste editie in 2007 van wat nu wat voorzichtigjes als ‘Biënnale voor Interieurontwerp’ wordt aangeduid, was volgens hem een klinkend succes. Denkers en ontwerpers uit de hele wereld werden ingevlogen, niet alleen voor lezingen, live-interviews en een Oscar-achtig galadiner, maar ook om workshops te geven aan studenten. In deze tweede editie krijgen die workshops nog meer gewicht dan toen. De internationale kwaliteit aan ontwerpers die door The Great Indoors in de stad vertoeft, moet worden aangeboord.
Bisscheroux haalt de workshop van twee jaar geleden aan, verzorgd door Neri & Hu Design uit Shanghai. De beste studenten zouden als prijs een stage van drie maanden in Shanghai krijgen. De prijs ging naar Maarten Huls en Koen Savelkoul van de Academie van Bouwkunst Maastricht (zie elders in deze bijlage). Het is enorm belangrijk, zegt Bisscheroux, dat studenten in aanraking komen met wereldtoppers in hun vakgebied. Zelf zat hij twintig jaar geleden als net afgestudeerde architect aan bij het ontwerpen van de Maastrichtse wijk Céramique, samen met beroemde vakbroeders als Rossi, Galfetti, Botta en Síza. Niet om hoogdravende theoretisch-filosofische beschouwingen aan te horen, maar om basale ontwerpproblemen op te lossen. “Ik zat naast Síza, allebei met een liniaal de draai van een deur aan het uitvogelen en welke verbindingen we moesten gebruiken.”
Zo’n down to earth benadering sluit aan bij de Maastrichtse traditie, vindt de ABKM-directeur, en dus ook bij het creatieve imago dat de stad moet opbouwen. “Op een tweede Rietveld-academie, met haar conceptuele benadering, zit niemand te wachten. In Maastricht moeten we ons richten op materialiteit, het proces en de vorm. Dat zit in het verleden van de stad, met zijn maakindustrie, ingebakken.” Hij komt met een voorbeeld van een 71-jarige keramist, een oud-Mosa-werknemer, die zijn leven lang heeft gewerkt bij Mosa, en nu op de academie een cursus mallen maken geeft. Bisscheroux: “Bedrijven als Mosa, Sphinx en Artifort mogen dan grotendeels zijn verdwenen, de kennis is er nog. Ik hamer zo op dat behoud omdat ik als geboren Kerkradenaar weet wat er gebeurt als een industriële traditie, zoals met de mijnbouw, wordt vernietigd.”

De opgepoetste kennis van weleer zou in nichemarkten moeten worden samengevoegd met innovatieve ideeën, om weg te komen van het Maastrichtse imago van Oxford-aan-de-Maas. Van de duizenden studenten die hier jaarlijks hun diploma krijgen, blijft maar een handjevol achter. Te weinig om de stad een naam als creative city te verschaffen. Een stad als Aken kampt met dezelfde problematiek, zegt Bisscheroux. “De Technische Universiteit daar hoort tot de top-5 van de wereld. Maar van de 30.000 studenten blijven er 800 in de stad achter, meestal in een onderwijsbaan. Het effect van de gigantische overdracht van kennis en innovaties op de plaatselijke economie is minimaal.”
Om weg te geraken van het ‘Oxford-aan-de-Maas’ syndroom wil Bisscheroux naar een Integrated Arts Faculty, waarbij de Maastrichtse kunstopleidingen zo worden gepositioneerd dat hun achterdeuren bij elkaar komen. “Door ze bij elkaar te brengen, creëer je een veelzijdigheid bij studenten die ze na hun studie betere kansen biedt.” Het zal niet verrassen dat in de optiek van Bisscheroux materialiteit en vorm de Leitmotive van zo’n faculteit moeten zijn. “Conceptualiteit is niet genoeg. Het opslaan van beelden in je hoofd werkt veel beter als je ervaring hebt met het materiaal. De kleverigheid en de korreligheid van een hoop klei moet je gevoeld hebben om te weten wat met je ermee kunt doen.”

Niek Bisscheroux: “Maastricht moet zich als creative city beter onderscheiden.” Foto Perry Schrijvers