Kan een mens van een robot houden? Nou en of, merkte ANNEKE VAN WOLFSWINKEL, op voorwaarde dat de robot niet doet alsof hij een mens is. “Oma vindt het prachtig, de jongens zien een wonder, ik geniet.”
Annelies zit op de koude tegelvloer en huilt. Haar mascara is uitgelopen, ze snikt en haar gekromde schouders schokken. In haar hand zit een verfrommeld zakdoekje. Ik kniel niet bij haar neer, leg geen troostende hand op haar arm, blij als ik ben dat mijn kinderen dit niet zien. Ze zouden er niet van kunnen slapen.
Annelies is de ‘derde tweelingzus’ van kunstenaarsduo L.A. (Liesbeth en Angelique) Raeven. Ze is opgetrokken uit siliconen, maakt kleine bewegingen dankzij vernuftige mechaniekjes, en draagt mensenkleren. Annelies is een androïde, een op een mens lijkende robot, tot in het extreme doorgevoerd. Ze is niet gebouwd om een taak uit te voeren, maar om een menselijke emotie na te bootsen, én op te roepen. Ik sta erbij, ik kijk ernaar, en voel mijn weerzin groeien.
De expositie Robot Love in Eindhoven, waar Annelies één van de ruim vijftig kunstwerken is, stelt de vraag: kunnen robots mensen leren wat liefde is? En: als robot en mens steeds meer met elkaar te maken krijgen, kunnen we dan liefde als basis voor die relatie kiezen?
Een andere robot die gemaakt is om zoveel mogelijk op een mens te lijken, is Bina48. Een lichaam heeft ze niet, ze is een sprekend borstbeeld. In een video converseert ze met haar maker, Stephanie Dinkins. Ondanks de correcte zinsbouw en intonatie van Bina48, haar knipperende ogen en haar dappere pogingen de menselijke mimiek na te bootsen, spreken de twee feilloos langs elkaar heen. Wat vooral duidelijk wordt, is hoe subtiel en gelaagd de menselijke taal is, helemaal als je haar gebruikt om contact te maken. Bina48 begrijpt ongeveer wat gezegd wordt, maar weet niet wat bedoeld wordt. Dubbelzinnigheid, impliciete boodschappen en ironie ontgaan haar. De mens tegenover haar is de enige die hoofdschuddend in de lach schiet om zo veel onbeholpenheid. Stephanie houdt vast van Bina48, maar de liefde is niet wederzijds.
Andere robots in Robot Love proberen juist niet om een mens te zijn. Zoro Feigl zette een robotarm uit een autofabriek in een stalen kom, legde hem aan een ketting, en rommelde wat met de programmering. Het resultaat is een zoekend, zwalkend, wiegend, dansend en draaiend gevaarte. Hier, bij een robot die overduidelijk machine is gebleven, voel ik wél empathie. Ontheven van zijn nauw omschreven taak is hij vrij, maar de vrijheid wordt beperkt door schaal en ketting. Zijn doelloos geworden bewegingen geven hem iets tragisch. Hij beweegt zich als een mens die de weg kwijt is, uit het lood geslagen.
Naar de expositie Robots Love Music in Museum Speelklok Utrecht neem ik mijn zoons van vijf en zeven jaar wél mee, evenals hun oma. Daar zien we Legonardo, de robot die kan tekenen. Hij heeft de grootte van een pop, en is een borstbeeld met armen. Mijn zoons herkennen alle blokjes waaruit de robot is opgebouwd, alles is van Lego: “Kijk, mama, die vingertoppen zijn gemaakt van helmpjes!” Zijn maker – wilde haardos, ronde bril – komt erbij staan. Zo te zien heeft Daniele Benedettelli deze Legonardo naar zijn eigen beeld geschapen.
Mijn zoons verstaan zijn Italiaans gekruide Engels niet, maar begrijpen wel wat hij bedoelt, en gaan gewillig op de foto. Met zijn smartphone stuurt Daniele een tot lijnen vereenvoudigde bewerking van hun portretten naar Legonardo die vervolgens begint te tekenen, met pen op papier. De jongens drukken hun neus tegen het glas en zien hoe ze getekend worden door de robot. Ik zie nog iets anders: hoe de herinnering aan dit wonder in hun geheugen wordt gegrift, lijntje voor lijntje. Legonardo is een staaltje menselijk vernuft waar het plezier vanaf spat. Ik hou onmiddellijk van hem.
Robots Love Music laat zien hoe de mens al eeuwenlang is gefascineerd door mechanisch gemaakte muziek. Androïde klarinettist uit 1838 is een levensgrote pop met een indrukwekkend radarwerk onder zijn jas. Afgaand op de Utrechtsche Courant van die tijd vielen mensen om van verbazing toen ze hem hoorden spelen.
Maar hoe vernuftig ook, de technische hoogstandjes uit de 18e en 19e eeuw konden niet meer dan een voorgeprogrammeerd deuntje afspelen, net als een draaiorgel. Inmiddels is de technologie veel verder. Kunstmatige intelligentie, het toenemende lerend vermogen van computers, opent een nieuw terrein voor componisten en muzikanten.
In Museum Speelklok staan we, de tekeningen van Legonardo in de hand, te luisteren en te kijken naar Shimon, de robot die marimba speelt. Hij heeft 5000 muziekstukken in zijn geheugen en al twee muziekstukken gecomponeerd. Tegenover hem, achter de toetsen, staat Zach Kondak, student muziektechnologie aan het Georgia Institute of Technology. Hij speelt een melodie, Shimon speelt die na. Zach speelt steeds complexer en sneller, Shimon houdt hem zonder hapering bij. En dan komt het: ze gaan sámen spelen. Met de melodielijnen die Zach aan Shimon heeft ‘gevoerd’, blijkt de robot te kunnen improviseren. Hoe ze precies op elkaar reageren blijft onduidelijk, maar hun samenspel is vrolijk en aanstekelijk. Oma vindt het prachtig, de jongens zien een wonder, ik geniet.
Shimon lijkt nog het meest op zo’n robotarm in een fabriek, zonder menselijke trekken. Wel heeft hij bovenaan een bol met een camera erin, die hij gericht houdt op de menselijke muzikant, en die meebeweegt met het ritme van de muziek. Precies zoals bandleden van vlees en bloed. Juist doordat Shimon is wat hij is, een robot, is het contact tussen hem en zijn maker zo geloofwaardig, en plezierig. Als het onderscheid duidelijk is tussen het menselijke en het mechanische, en niemand doet alsof hij de ander is, ontstaat er ruimte voor affectie.
In een interview met de directeur Marian van Dijk van Museum Speelklok in het Nederlands Dagblad wordt beweerd dat componerende robots Bach en Beethoven ooit voorbij zullen streven. Die stelling past in een breed gedeeld toekomstvisioen. Van klantenservice tot medische zorg en van veilig autorijden tot het schrijven van de perfecte roman: het technisch vermogen van kunstmatige intelligentie zal ons verstand ooit te boven gaan, en ons degraderen tot onbeholpen ploeteraars.
Zou het? Autorijden is tot daar aan toe, maar menselijke creativiteit? Waar komt het streven vandaan om ook creativiteit te reduceren tot een technisch proces? In zo’n toekomstvisioen wordt nogal veel achteloos weggewuifd: intuïties en emoties, wat we ons herinneren en wat we vergeten, onze angsten en verlangens, driften en dromen, lichamelijke en zintuiglijke sensaties, liefde en eenzaamheid. Al dat onbenoembare dat zo wezenlijk is, niet alleen voor het componeren van muziek of het schrijven van romans, maar ook om gewoon mens te zijn.
Misschien zit daar mijn ongemak bij Annelies en Bina48 en andere robots die op een mens lijken. Alleen als je de mens als machine ziet, kun je geloven dat er ooit een gelijkwaardige en wederkerige relatie mogelijk zal zijn tussen mens en robot. Dat robots ooit op mensen zullen lijken, dat zal wel. Dat mensen zichzelf steeds meer als robots gaan beschouwen, is beangstigend.
Robot Love, van 15 september t/m 2 december in de Campina Melkfabriek in Eindhoven. robotlove.nl
Robots Love Music, van 21 september t/m 3 maart in Museum Speeklok in Utrecht. museumspeelklok.nl