oormalig Sex Pistols-manager Malcolm McLaren was in 1999 een van de attracties van de expositie Smaak. Scheldend en tierend maakte hij in Maastricht zijn opwachting in “that fucking madhouse” genaamd Bonnefanten. Directeur Alexander van Grevenstein en conservator Ton Quik staan stil bij de dood van Malcolm McLaren (1946-2010).
Hij kreeg er een kunstkop van, Alexander van Grevenstein. Acht jaar lang bleef cultuurgedeputeerde Martin Eurlings zeuren om hogere bezoekersaantallen in het Bonnefantenmusuem. “In een overmoedige bui heb ik toen geroepen: oké, als het alleen om de cijfers gaat, laten we dan maar eens iets proberen.” En zo kreeg het museum aan de Maas twee publiekstentoonstellingen: Benetton (1998) en Smaak (1999).

Een deel van de inkomsten van Benetton werd gebruikt voor Smaak. Dat kon makkelijk, zegt Van Grevenstein. “Het merk betaalde de tentoonstelling en de entreegelden waren voor ons.” Smaak wilde het publiek na laten denken over de sociale, economische en culturele factoren die aan smaak ten grondslag liggen. “Een ideale tentoonstelling voor de millenniumwisseling. Het was op het hoogtepunt van de grote oersoep: geen enkel onderscheid tussen kunst, mode, design of fotografie. Geen grotere democratie ook dan de smaak: iedereen heeft er recht op”, zegt Van Grevenstein ruim tien jaar na dato.
De tentoonstelling maakte veel los: van Kamervragen (over de smaak van mensenvlees) tot verzamelaars die vreesden dat de Bonnefantendirecteur zijn verstand had verloren danwel zijn ziel aan de duivel had verpatst. “In de tentoonstelling zat ook een stukje venijn. We hadden werk van Prix de Rome winnaars in de afdeling ‘vergeten categorie’. Echt belangrijke kunstenaars vallen natuurlijk nooit in de prijzen. Maar dat werd nauwelijks opgemerkt. Smaak heeft geen moer met kunst te maken. Het positieve van deze tentoonstelling was dat we allerlei smaakgoeroes in huis konden halen, de meest wilde types.”
Zoals Malcolm McLaren. Manager van punkband The Sex Pistols, popgoeroe en trendicoon die samen met zijn vrouw Vivienne Westwood in de jaren zeventig kledingboetiekjes in Londen begon met welluidende namen als SEX en waar T-shirts met ritssluitingen, veiligheidsspelden en afgekloven en ingenaaide kippenbouten werden verkocht. Conservator Ton Quik, die de taak had om de tentoonstelling op te zetten. “Ik was op zoek naar de moderne smaak. Dat ik iemand als Lidewij Edelkoort zou vragen, lag voor de hand. In Engeland, hoorde ik, spreekt men dan van een arbiter of taste: iemand die in staat is om de smaak van een hele generatie te beïnvloeden.” Zo’n smaakgoeroe was Edelkoort, maar ook Malcolm McLaren. Niet dat bij die naam veel bellen gingen rinkelen bij Bach-liefhebber Quik, maar daar zou snel verandering in komen.
“We hebben hier wel achter twee handjes zitten giechelen hoor, toen Ton naar Londen vertrok voor een ontmoeting met McLaren”, zegt Van Grevenstein met een vette grijns. “Moet je voorstellen: die man komt net uit The Sex Pistols, staat Ton Quik uit Maastricht op de stoep…”
Quik: “O, gaan we overdrijven?”
Van Grevenstein: “Het was een soort zelfkastijding.”
Quik, onverstoorbaar: “We hadden dus afgesproken in de lobby van het prestigieuze hotel George V. Ze hadden me verteld dat het nogal een alternatieve scène was en daar had ik me op gekleed. McLaren hield er een causerie voor de BBC-top over beïnvloeding van de publieke opinie. De man is aan de ene kant volkomen anti-establishment, maar geen establishment zonder McLaren. Na twee uur wachten plofte hij bezweet tegenover me in een stoel. Om los te barsten in een verklaring van de wereld volgens Malcolm McLaren. Dat het één grote chaos is en dat er lieden zoals hij nodig zijn om daar enige richting aan te geven. Hij zette bovendien uiteen dat de musea hun langste tijd hadden gehad. Welke idioot werkte nou nog voor een museum?”
Van Grevenstein: “We hebben enorm veel plezier aan McLaren beleefd. Hij wilde alles en was gewend om in alles gelijk én zijn zin te krijgen. Hij was van het verwende type.”
Toen Ton Quik in Londen aan McLaren vroeg na te denken over een bijdrage aan de tentoonstelling, wilde deze weten hoeveel miljoen gulden hij beschikbaar had. Quik: “Ik kon hem 30.000 gulden bieden.”
Van Grevenstein: “We namen een groot risico. Eerst hadden we het aantal bezoekers begroot op 40.000 (keer vijf gulden), vervolgens op 60.000 en daarna zelf op 80.000. Dat was echt heel riskant en McLaren wilde steeds meer. Tien dagen voor de opening moest ik nee verkopen. Vanaf dat moment liep hij de hele dag door de gangen te vloeken op het museum: The fucking Bonnefanten this en The fucking Bonnefanten that. Ik dacht: ik zal jou krijgen. Dus liet ik T-shirts drukken met de tekst The fucking Bonnefanten. Ik gaf hem een exemplaar tijdens het openingsdiner. Hij moest lachen en zei: “Alexander: I want ten!” Sociaal gezien was hij een ongelooflijk lastig heerschap, maar voor een tentoonstelling was hij goud. Dat wij als eerste museum met hem samenwerkten, leidde er toe dat heel hip Amsterdam kwam kijken.”
Quik: “De enige manier, volgens McLaren dan, om Smaak te laten slagen, was door de expositie helemaal aan zijn leven op te hangen. Zijn hele leven was een kunstwerk.” McLaren stierf bijna ter plekke toen hij hoorde dat er nog andere exposanten waren: “Why did you invite the others!”, riep hij uit.
Quik: “Zijn eerste idee was het museum om te toveren in een ganzenbord.”
Van Grevenstein: “Dat vonden we niet zo’n best idee.”
Langzaam kreeg het idee gestalte om het leven van McLaren te verstoppen in vier fruitautomaten, een technisch hoogstandje. Door te gokken kon je zijn leven in beeld en geluid aan de automaten ontlokken. Het casino van McLaren werd er een van karaoke en authenticiteit. Volgens McLaren stond de samenleving voor karaoke en was iedereen op zoek naar authenticiteit, naar het echte om je aan te spiegelen. En wie anders dan de kunstenaar of liever nog Malcolm McLaren zelf kon daar leidend in zijn?

Tien dagen was Malcolm McLaren in Maastricht. Quik: “Hoe vaak hij niet midden in de nacht belde dat hij zou kappen als ik niet een onmiddellijke toezegging deed voor het een of het ander.” Van Grevenstein: “Hij maakte iedereen gek. Zo’n man kon nooit mainstream worden, daarvoor was hij veel te dwars.”
Smaak, doceerde McLaren, is een product dat je overal kon aanschaffen. De Italiaanse ontwerper Ettore Sottsass, ook in de expositie, dacht daar heel anders over. “Who the hell is Sottsass”, brieste McLaren toen. Het Bonnefanten verloor de regie toen fotograaf Erwin Olaf het klaarspeelde om Sottsass en McLaren voor de Volkskrant elkaar een taart in het gezicht te laten duwen, om de controverse tussen de twee nog wat op te schudden. Toen Sottsass erachter kwam dat hij was gebruikt, was hij nog dagen pissed.
Nova filmde McLaren in winkelcentrum Brusselsepoort dat volgens de fijnzinnige smaakgoeroe precies was zoals het moest zijn: namelijk niets. Van Grevenstein: “Kun je je de reacties voorstellen?” Om twee uur ’s nachts eiste meneer een verse pizza. Toen eindelijk een pizzabakker in België bereid was gevonden er nog een te maken, bleek McLaren pleite. En hij ontplofte zowat toen hij erachter kwam dat hij niet met honderd vrienden in een chartervliegtuig naar de opening in Maastricht kon. Van Grevenstein: “Het werd uitermate vermoeiend. Na de tentoonstelling was de puf er helemaal uit hier.”
Niet alleen door McLaren trouwens. In het Bonnefanten was de spanning te snijden: zou Smaak de vereiste 80.000 bezoekers gaan halen? Van Grevenstein wist dat hij hoog spel speelde. Als hij met Smaak niet quitte zou spelen, kon hij zijn boeltje pakken. “Misschien had ik gedeputeerde Eurlings en McLaren een uurtje bij elkaar moeten zetten. Dan had Eurlings het waarschijnlijk nooit meer over bezoekersaantallen gehad.”
Dat Van Grevenstein er nog steeds zit, mag als bewijs gelden dat Smaak aan de verwachtingen heeft voldaan. En tien jaar later krijgt Van Grevenstein nog steeds de vraag of er ooit een vervolg komt. Smaak 2? “Hooguit na mijn tijd, wie zal het zeggen. Met dit soort tentoonstellingen bouw je geen bruggen, integendeel. De rest van het jaar was het stil in het museum. Per saldo hebben we dus niet veel meer bezoekers getrokken dan anders. Maar spijt heb ik niet. Ook niet over Malcolm McLaren. Op welke andere manier zoude we ooit met deze redelijk geniale gek samen hebben kunnen werken?”

Bonnefantenmuseum Maastricht, 1999, expositie Smaak: taarten smijten tussen Ettore Sottsass en Malcolm McLaren. foto Erwin Olaf